Inleiding psychodiagnostiek – Observeren en Rapporteren
DEEL I Observeren? Opgelet, hersenactiviteit
Hoofdstuk 1: Observeren, eenvoudig… of toch niet?
We observeren allemaal alledaags, we kijken naar verbale, non-verbale en paraverbale (stemhoogte, ritme …)
gedrag. Waarom?
▪ Info krijgen over anderen Zelfobservatie = waarneming van je eigen
▪ Info krijgen over relaties en situaties gedrag en innerlijke prikkels
▪ Info krijgen over jezelf (zelfobservatie en afgeleide observatie) Afgeleide observatie = jouw waarneming
Alledaags observeren → ONBEWUST ! van hoe anderen zich t.o.v. jou verhouden
Je interpreteert je observaties ook = attributie
Attributie = automatisch betekenis geven aan en zoeken naar verklaringen voor het gedrag van anderen en jezelf
Heeft dus beperkingen! → selectiviteit van de alledaagse waarneming
Professioneel observeren = vakkundig handelen dus eerst objectief waarnemen en pas achterna betekenissen
aan geven en deze beargumenteren. → BEWUST !
Dagelijks observeren: onbewust, subjectief, continu en impliciet persoon-, situatie- en momentgebonden
proces van gedragswaarneming en interpretatie.
Professioneel observeren: bewust en met doelgerichte aandacht via de zintuigen waarnemingsprikkels in
zich opnemen en verwerken
4 kwaliteitseisen om professioneel te observeren:
▪ Methode = wetenschappelijk – je neemt bewust informatie op
▪ Doelgerichte aandacht: verzamelen van gedragsinformatie om uitspraak te doen over psychologisch
functioneren
▪ Observeren met je zintuigen
▪ Registreren en communiceren: (!) observatie is een cognitief en emotioneel gestuurd proces van
informatieverwerking DUS je moet registratie van interpretatie lostrekken van elkaar = hetgene wat je
noteert moet zo weinig mogelijk interpretatie bevatten
Gelijkenissen (alledaags en professioneel observeren):
▪ Doel ‘info verkrijgen’
▪ Gevoelig voor vertekening / bias
o Als psychologisch consulent ben jij instrument van observeren → invloed van wat je voelt,
denkt, …
Bij doelgericht en bewust observeren is er nood aan:
▪ Wetenschappelijke voorkennis van te observeren gedrag (vakinhoud)
▪ Kennis en kunde van bestaande observatiemethoden en nieuwe observatiemethoden kunnen
opstellen (theorie & praktijk)
▪ Doelgerichtheid tijdens diagnostisch proces maar ook tijdens therapie, training, psychologische
begeleiding (observeren is een attitude als 2e natuur)
1
,Hoofdstuk 2: WWW/H professioneel observeren: waarom, wanneer, wat … en hoe?
1. Waarom, wanneer en wat observeren?
Menselijk gedrag begrijpen en voorspellen
Gedrag samenhangen met het beeld
Hoe ga je observeren?
▪ Beschrijvend (exploratief) = informatie verzamelen over het gedrag zoals het zich in werkelijkheid
voordoet
bv. nagelbijten zodra iemand niet alleen is → is men zenuwachtig?
▪ Hypothese toetsend = toetsen v/e verwachting of voorspelling van hoe het gedrag zich zal voordoen
in een bepaalde situatie
Vertrekkend vanuit duidelijke vraag/hypothese
bv. weinig aandacht → is er negatief gedrag in de klas?
Wanneer niet observeren? Wanneer wel observeren?
Observatie van veel mensen en/of met Observatie van gedrag waar mensen niet bij stilstaan
onvoorspelbaar gedrag of slechts gedeeltelijk zicht op hebben
Observatie van gedrag waarbij je niet veel van zou Observatie bij personen die verbale beperkingen
kunnen zien / niet toegankelijk is (bv. seksueel kennen (baby’s, peuters, bejaarden, mensen met
gedrag) spraakbeperking/handicap, taalverschillen …)
Observatie van gedrag in toekomst of verleden
Denken en voelen (taboes, emoties …) maken kans op verkeerde interpretatie heel groot → VERMIJDEN door
zo weinig mogelijk interpretatie!
Hoe groter de afstand tussen emotie en gedrag, hoe moeilijker te observeren en hoe meer kans op verkeerde
interpretatie.
Observeren doe je wanneer gedrag mogelijk onnauwkeurig, onvolledig of onjuist in een
gesprek of vragenlijst zal weergegeven worden wegens cognitieve, emotionele of
situationele eigenschappen en beperkingen (sociaal wenselijk)
Wat observeren?
▪ Non-verbaal gedrag
o Handelingen
o Gelaatsuitdrukkingen
o Oogrichting en -contact
o Stemgedrag (intonatie, hoogte, ritme)
o Lichaamsbeweging en -houding
o Interpersoonlijke afstand, ruimtelijke plaatsing en oriëntatie
▪ Verbaal gedrag: wat is gevolg van wat iemand zegt? Of betekenis analyseren [via inhoudsanalyse (bv.
KPI)]
2. Hoe maak je gedrag meetbaar? Van psychologische eigenschappen tot observatie
We zoeken naar het verband tussen psychologische eigenschappen, gedrag en observatie. Observeren is
bewust en doelgericht: we willen uitspraak doen over het psychologisch functioneren (een psychologisch
construct)
A.d.h.v. operationaliseren: onze observaties Psychologisch construct =
Bv. Is Sandra gelukkig? omzetten tot waarneembaar/meetbaar gedrag verzamelt innerlijke en uiterlijke
Gelukkig zijn is verschillend per individu … eigenschappen onder 1 term.
bv. agressie
2 manieren waarop je een observatievraag meetbaar maakt:
▪ Inductieve denkweg = onsystematisch observeren
o Je observeert een gedrag en vraagt je af welke betekenis dit heeft (wat is psychologisch
construct?)
o Bv. Joke zit onbeweeglijk → is zij gelukkig, verdrietig, moe …?
2
, ▪ Deductieve denkweg = systematisch observeren
o Vertaling van een eigenschap (psychologisch construct) naar direct waarneembaar gedrag
o bv. agressie → schelden, roepen, stampen … ?
In praktijk observeren we vaak inductief. Het observeren is een voortdurend gegeven (het is een attitude).
Waarneembaar gedrag → inductief
Hypothese – construct (bv. depressie) → deductief
Goed operationaliseren: op welk gedragsniveau observeer ik?
2.1 Observatie op macroniveau
Macroniveau = molair niveau = heel ruime gedragingen, allesomvattend, niet concreet → vraagt altijd om
operationalisatie
Waarneming: ‘agressief gedrag’
Omvat:
Roepen, tieren, stampen, slaan, boos kijken …
Bv. vragen in de praktijk:
VS.
Toonde Gerrit zich vandaag agressief?
Hoe vaak heeft Tom de tic ‘hoofd schudden’?
Kampt Ansje met een aandachtsprobleem?
Hoeveel keer heeft Gerrit geschopt?
Moedigt het gezin Goossens elkaar voldoende aan?
Nood aan operationalisatie, we moeten concreet maken! Gedragsobservatie op moleculair niveau
2.2 Observatie op microniveau
Microniveau = moleculair niveau = concreet waarneembaar gedrag van eenvoudige gedragingen
Event = de kleinste
Waarneming event: ‘schop met de voet’ gedragseenheid die op
zich nog een betekenisvol
Betekenis: geheel vormt
Adequaat sociaal gedrag, agressief gedrag, …
Hoe kan je registreren?
▪ Beschrijvend (precies als verhaaltje noteren)
▪ Observatieschema
Oefening: is ex-gedetineerde X zelfstandig genoeg om op zichzelf te gaan wonen?
1. Psychologisch construct? Zelfstandigheid
2. Operationalisatie in concrete gedragingen?
Kan hij afspraken bijhouden, zelfzorg, eigen eten maken, kamer ordenen, komt hij rond met het
weekbudget, doet hij boodschappen genoeg om te kunnen eten, wast hij zijn spullen, staat hij op tijd op
om nr het werk te gaan etc.
3