Economie H0 en H1
0. Inleiding (duurzaamheid)
- Economie: er zijn G&D nodig om in
menselijke behoeften te voorzien
- 4 modellen binnen economie
o Markt
o Huiselijk werk: zelf kuisen, zelf
eten maken…
o Staat: subsidies voor onderwijs,
openbaar vervoer / wegen
aanleggen
o Gemeenschapsbezit / commons (geen eigenaar of groep eigenaars): wikipedia, cohousing,
buurtpark verschillende mensen kunnen er gebruik van maken
Vaak door staat voorzien
Collaborative commons mensen ontwerpen zelf iets
o Absorbeert groot deel van vervuiling
- Maatschappij: schikken naar sociale en politieke systemen, cultuur, sociale normen, instituties…
o Kan ook economisch succes bepalen
- Ecosysteem / aarde voorziet ons van grondstoffen, energie, voedsel, licht, lucht…
o Uitputting?
Kan wss nooit want als we ze allemaal verbranden is er opwarming van 8°C aarde
onleefbaar
o Absorbeert groot deel van vervuiling
o Veranderingen in het ecosysteem hebben impact op onze
maatschappij
- Meer consumptie meer welvaart
o Ook nadelen: arbeidsomstandigheden lageloonlanden,
stress, gezondheidsrisico’s, vervuiling
- Doughnut economie – Kate Raworth
o We moeten zorgen dat economische groei binnen de cirkel
blijft
Streven naar sociaal fundament, niet boven ecologisch
plafond
9 buitenste thema’s zijn planetaire grenzen die al
overschreden zijn
o Binnenste cirkel: wit is waar we staan op dat vlak, donker is
wat nog tekort is
o Brundtland definitie duurzaamheid: ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van
het heden zonder de behoeftevoorziening van de toekomstige generatie in het gedrang te
brengen
There is no such thing as a free lunch beter: a cheap lunch for us can be very
expensive for future generations
o Andere definities: rekening houden met 3 P’s / SDG’s
,1. Wat is economie
- Prijs bepalen, hoeveelheid productie bepalen, opbrengsten verdelen
- Wereldwijd economisch systeem: iedereen neemt er dagelijks aan deel complex
o Internationale producten, investeringen
o Bestudeert door economen
- Prosumenten: consument die ook G&D aanbieden (steeds meer mensen doen dit door opkomst
internet) bv. iets verhuren, taxi aanbieden, elektriciteit opwekken via zonnepanelen
o Consumenten: schaffen G&D aan voor eigen gebruik volgens beschikbare budget
o Producenten: brengen G&D tot stand en bieden ze aan op de markt
- Adam Smith invisible hand vrije markt leidt tot max welvaart
- Veel maatschappelijke middelen zijn schaars goed beheer belangrijk
o Schaarste: een middel is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen (behoeften) van een
middel de beschikbaarheid van dat middel overstijgen (≠ zeldzaam)
Onbeperkte behoeften? voor elke niet-ingevulde behoefte is er een alternatief
o Schaarste aan niet-hernieuwbare grondstoffen opwarming van de aarde
o Economie is een sociale wetenschap die keuzes inzake productie en consumptie onder
voorwaarden van schaarste bestudeert, alsook de gevolgen van deze keuzes voor de
maatschappij
Welvaart is de mate waarin schaarste wordt verminderd
Economische behoefte: verlangen van de mens waaraan hij slechts kan voldoen door
het inzetten van schaarse middelen
Primaire behoeften: nodig om te overleven, aangeboren (lichamelijk bv. voedsel,
woning)
Secundaire behoeften: niet levensnoodzakelijk maar nodig voor ontwikkeling,
aangeleerd door sociale context
Tertiaire behoeften: materieel (luxe, extra’s)
1.1. Keuze, afruil en opportuniteitskost
- Schaarste laat ons (als individu en als maatschappij) kiezen kiezen is verliezen = afruil of trade-
off
o Niets is gratis, er is altijd iemand die ervoor betaald
o Schaarste aan tijd: uitslapen of naar de les komen / vrije tijd of studenten job
o Schaarste aan geld: defensie of sociale zekerheid
o Steeds minder werken maar toch minder tijd dan ooit meer vrije tijd opvullen met
nieuwe dingen sociale drukte, FOMO
o Beslissen vereist een vergelijking tussen kosten en opbrengsten van de alternatieven
Kost van studeren is wat je had kunnen verdienen als je in de plaats ging werken
Opportuniteitskost: de niet gerealiseerde / gemiste opbrengst van het best mogelijke
alternatief voor de gemaakte keuze kost van een afruil
o Economische winst = opbrengsten – (kosten + opportuniteitskosten) ≠ boekhoudkundige
winst
1.2. Kosten tegenover baten: shortcuts of de marginale analyse
- Mental shortcut: intuïtieve beslissing nemen door het onvermogen om alle info te verwerken of
door het ontbreken van info
,- Rationele mensen beslissen door marginale baten te vergelijken met marginale kosten
o Marginaal: kost / opbrengst van een bijkomende eenheid, inspanning, output of productie
o Marginale veranderingen: kleine incrementele veranderingen aan een bestaand plan of een
bestaande actie
o Vaak beslissen mensen niet rationeel doorgaan met verlies is vaak beter want stoppen
zorgt voor nog meer verlies
Kosten gemaakt in het verleden zijn niet bepalend voor een toekomstige keuze
o MO = TO/Q MK = TK/Q
- Grafiek p 38 model: altijd vereenvoudiging van de werkelijkheid
o Beste punt: MO = MK max winst
o Periode van recessie: MK studeren daalt als je moeilijk werk vindt studeer je beter nog
een jaar
o Als je blijft studeren heb je er geen opbrengst meer van want je vergeet alles
1.3. Het gebruik van modellen en aannames
- Wat doet wetenschap
o Inductie: abstracte modellen en theorieën bouwen om observaties te helpen verklaren
o Deductie: hypotheses afleiden uit die modellen
o Inductie: gegevens verzamelen om theorieën te testen en indien nodig bij te stellen
- Aannames / assumpties: vereenvoudigde voorstellingen (gebruikt door economen) van de
wereld om het begrijpelijker te maken
o Bv. bedrijf streeft maximale winst na / mens streeft eigenbelang na niet altijd waar
o Wetenschappelijk denken is het maken van de juiste aannames voor een bepaalde vraag en
de gepaste sensitiviteitsanalyse
- Veelgebruikte aannames
o Ceteris paribus: bij de studie tussen een aantal economische grootheden nemen we aan dat
alle overige verklarende factoren niet wijzigen
o Perfecte informatie: alle kopers en verkopers in een bepaalde markt hebben een perfecte
kennis van prijs, nut, kwaliteit en productiekosten van het betreffende goed of dienst
- Sensiviteitsanalyse: vaak zijn modellen heel gevoelig tov bepaalde assumpties
- Economische modellen willen ons begrip van een complexe realiteit verhogen
o Bij de besproken modellen wordt van voorgaande assumpties uitgegaan
- Merit curve (zie cursusblad)
1.4. De productiemogelijkhedengrens
, Sterk vereenvoudigd
Slechts 2 producten
Slecht 2 PF: beperkte
hoeveelheid landbouwgrond en
arbeidsuren
Assumptie: perfecte informatie
o Curve die de maximale productie van combinaties van 2 goederen voorstelt bij stabiele PF
en technologie
Alle punten op blauwe lijn zijn mogelijke combo’s van aantal ananas en aantal
kokosnoot op de beschikbare grond = pareto-efficiënt
Je kan van geen enkel goed meer produceren zonder van een ander goed minder te
produceren
o Punten buiten de curve zijn onhaalbaar (tenzij tijdelijk in periode van inflatie)
o Punten binnen de curve: niet alle productiefactoren zijn besteed
Kan leiden tot recessie: tijdelijke afname van het niveau van de economische activiteit
die minstens 2 kwartalen aanhoudt
o Afruilvoet: hoeveel je moet opgeven om van iets anders één meer te maken
Opportuniteitskost
o Economische groei: blauwe curve verschuift naar buiten: meer PF inzetten, meer efficiëntie
o Bij homogene PF zou de lijn niet gebogen zijn: sommige grond, mensen, machines zijn beter
om kokosnoten te produceren dan andere (figuur p 45)
Als je veel kokosnoten wil produceren moet je grond dat beter geschikt is voor ananas
gebruiken je zal weinig kokosnoot krijgen ivm het aantal opgegeven ananas
Meestal heterogene productiefactoren = gebogen lijn
PF = schaarse middelen die producenten inzetten in de productie
o Kokosnoot efficiënter = meer kokosnoot, curve eindigt verder op x-as (# ananas blijft =)
o Economische groei: toename van het niveau van de economische activiteit
Door technologische vooruitgang of extra PF
PMG verschuift gelijkmatig naar buiten
o Effect migratie: meer productie, consumptie, arbeidsbevolking, technologische vooruitgang
Zorgt voor uitdagingen van integratie en discriminatie
1.5. De economische kringloop (Quesnay)