Examenleerstof Integer en gedreven (2022-23)
Hoofdstuk 1: ethiek en moraal
1.2 Begrippenkader
1.2.1 Filosofie
Ethiek en moraal behoren tot het domein van de filosofie.
Betekenis en ontstaan
Filosofie komt uit het Grieks en is een samenstelling van de twee Griekse woorden filo +
sophia, het betekent letterlijk ‘houden van wijsheid’ of ‘wijsbegeerte’. Filosofie houdt het
midden tussen de exacte wetenschap en theologie. Vanuit de wetenschap beroept ze zich
op de menselijke rede. Vanuit de theologie speculeert ze over dingen waarover nog geen
definitieve kennis bestaat.
Filosofie is de oudste manier van denken en is ontstaan tussen 800 en 400 v.Chr. in het
Middellandse Zeegebied. De eerste filosofen waren natuurfilosofen die nadachten over de
natuur, de kosmos en de wereld rondom hen. Na de renaissance in de vijftiende en
zestiende eeuw stond de mens veel centraler. Pas in de zeventiende en achttiende eeuw
begon filosofie de studie van de mens zelf te bevatten.
De academia
In de Griekse oudheid kon men in een academie filosofie beoefenen, die werden opgedeeld
in drie kennisgebieden:
● fysica (kennis van de wereld en de natuur)
● logica (kennis- en taaltheorie)
● ethica (kennis over handelen, de moraal, zeden en gewoonten)
Rationalisme versus empirisme
We hebben twee vaste begrippen om de wereld te begrijpen. Eerst en vooral is er het
rationalisme. Het rationalisme legt de nadruk op de mogelijkheden van de menselijke rede.
De wetenschappelijke methode die hierbij wordt gebruikt is vooral wiskundig en deductief.
Ten tweede is er ook empirisme. Bij het empirisme ligt de nadruk op de ondervinding en de
waarneming als basis voor betrouwbare kennis. Men gaat de waarnemingen gebruiken om
een conclusie te vormen.
Bij beide benaderingen zijn er gevaren en beperkingen. Het rationalisme kan leiden tot te
abstracte visies die ver van de werkelijke wereld afstaan. Het empirisme heeft dan weer het
nadeel dat als je je baseert op pure waarnemingen, het moeilijk kan zijn de redenering te
volgen naar bekomen van algemene uitspraken en wetten. Deze onzekerheid is beter
bekend als het inductieprobleem.
,1.2.2 Ethiek
Ethiek komt van het Griekse èthos. Enkele betekenissen zijn: woning (1); gewoonte, gebruik
zeden (2); karakter, aard (3); en houding, gezindheid (4). Vooral gewoonten, gebruiken,
zeden en houding kunnen als beste betekenissen beschouwd worden.
De ethiek houdt zich bezig met de vraag welke menselijke handelingen goed en toelaatbaar
zijn en welke slecht en niet toelaatbaar zijn. Ethiek houdt zich dus bezig met het onderzoek
en de rechtvaardiging van waarden, normen en waardestelsels.
De ethiek is ontstaan met Socrates, een griekse filosoof. Zijn belangstelling bestaat eruit dat
je iets moet maken van je leven. Je wordt geboren met een bepaalde capaciteit die je kan
ontwikkelen. Wijsheid met je ontwikkelen door je leven te onderzoeken. Zijn doel was om de
burgers van Athene te laten nadenken over hun eigen waarden en normen.
1.2.3 Moraal
Moraal ≠ ethiek.
Moraal kan gaan over de morele biologische instincten die diep in onze genen en menselijke
natuur vervat zitten. Het gaat over de waarden en normen van een gemeenschap, een
bedrijf of individu. Ethiek is de systematische reflectie over de moraal. Binnen de ethiek
reflecteren we over waarden en normen, bestuderen we die en legitimeren ze eventueel
vanuit de vraag wat goed is om te doen.
1.2.4 Moreel en oordeel
Bij een moreel oordeel brengen we ethiek in de praktijk bij een waardeconflict of ethisch
dilemma waar een keuze gemaakt moet worden. Een moreel oordeel is het antwoord op de
vraag of een handeling moreel juist is. Hiervoor hanteren we een bepaalde redenering of
stappenplan.
1.2.5 Ethisch handelen
“Ethisch handelen is dat handelen dat in overeenstemming is met de waarden en de normen
waarvan we onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten.”; definitie van Jeurissen.
Ethisch handelen gebeurt telkens ten aanzien van anderen. De belanghebbenden,
stakeholders of betrokkenen zijn volgens Jeurissen:
“Iedere partij wier gerechtvaardigde belangen kunnen worden beïnvloed door de activiteiten
van de onderneming, of die zelf invloed op de gerechtvaardigde belangen van de
onderneming kan uitoefenen.”
Ethisch handelen kan op verschillende niveaus in een organisatie plaatsvinden. op
individueel niveau, maar ook op bedrijfs- of sectorniveau.
, 1.2.6 Integriteit
Een definitie van integriteit bepalen is moeilijk. Een snelle invulling stelt het gelijk aan een
karaktereigenschap van een individu die inhoudt dat de betrokkene eerlijk, oprecht en niet
omkoopbaar is. Een integer iemand zegt wat hij doet, doet wat hij zegt, heeft geen
verborgen agenda en veinst zelden emoties. Het begrip integriteit zou je ook kunnen
omschrijven als zuiverheid, betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en zorgvuldigheid. Volgens
Karssing is vertrouwen het woord dat het dichtst aanleunt bij integriteit.
De betekenis van integriteit is ook persoonlijk. Integere mensen komen afspraken en
beloftes na, handelen volgens hun principes die ze belangrijk vinden en zijn loyaal.
1.2.7 Juridische en morele rechten
Ethisch legalisme stelt dat het mensen is toegestaan naar de letter van de wet te handelen.
Met andere woorden zou volgens deze theorie alles moreel juist zijn, zolang het niet door de
wet verboden is, maar dit is een misvatting. In overeenstemming met de wet handelen is niet
hetzelfde als ethisch handelen. Ingevoerde wetten kunnen ook volstrekt immoreel zijn.
1.3 Onderzoeksdomeinen van ethiek
1.3.1 Beschrijvende ethiek
Bij beschrijvende ethiek worden ethische houdingen en gewoontes bevraagd en
beschreven. Beschrijvende ethiek wordt ook wel empirische ethiek genoemd (vanuit de
ervaring). Als onderzoeker beschrijf je de morele gewoonten van een groep mensen en
tracht je daarna een aantal uitspraken te doen op basis van de resultaten
1.3.2 Normatieve ethiek
Normatieve ethiek wordt ook prescriptieve ethiek of voorschrijvende ethiek genoemd. Hierbij
stelt men een bepaalt normenstelsel voorop waaraan de groep, waarvoor deze normen zijn
opgesteld, geacht wordt zich te houden. Het reglement van plichtenleer en de
deontologische richtlijnen voor vastgoedmakelaars zijn voorbeelden van normatieve ethiek.
1.3.3 Toegepaste ethiek
Wanneer ethiek wordt toegepast in de praktijk, bijvoorbeeld in de vastgoedsector, spreken
we van toegepaste ethiek. We beginnen met het exploreren van de basistheorieën rond
ethiek. Vervolgens analyseren we ethiek binnen bedrijfsvoering om verder te kijken naar wat
er binnen de vastgoedsector al is en wat ontbreekt.
1.3.4 Meta-ethiek
Meta is een voorvoegsel dat betreffende het onderwerp zelf betekent. Meta-ethiek gaat dus
over ethiek die ethiek als onderwerp heeft. De vraag ‘Wat is ethiek?’ is hier een goed
voorbeeld van.
1.4 Oorsprong van de moraal
Moraal wordt vaak ingevuld als datgene wat door een groep als geaccepteerd gedrag wordt
beschouwd en onderscheidt zich van ethiek waarmee vooral door cultuur wenselijk gedrag
bedoeld wordt. Volgens wikipedia is moraal ‘het geheel van handelingen en gedragingen
die, in een maatschappelijke context, als correct en wenselijk worden gezien’.