Gedrags- en emotionele stoornis
1. Definitie
overkoepelende beschrijvende term voor al de personen die zichtbaar ongewoon of abnormaal
gedrag of emoties vertonen, afgezien van de ernst, de oorzaak of de context van het gedrag of de
emotie.
Ongewoon of abnormaal
- Normaal en abnormaal verwijzen naar een norm (of normen). Normaal is wat beantwoordt aan een
bepaalde norm, abnormaal is wat dat niet doet.
- Normen zijn niet expliciet, ze zijn vaak flexibel en kunnen veranderen naargelang de
omstandigheden
- Normen komen voort uit waarden. Bv. je vraagt een ander niet om hulp. Deze norm komt misschien
voort uit de waarde zelfstandigheid of niemand willen lastigvallen
- Gedrag dat normaal of abnormaal is hangt af van de gehanteerde norm binnen een bepaald
kader/sociale constructie /maatschappelijke context. (= de omgeving van de cliënt, de instelling, ...)
2. 4 aandachtspunten bij het definiëren
-Ontwikkelingsperspectief: stemt het door de cliënt gestelde gedrag overeen met gedrag dat binnen
de normale ontwikkeling van een persoon past.
- Continuümgedachte: elk mens is wel eens koppig, opstandig, agressief, angstig, verdrietig,
onoplettend of druk. Bij personen met gedrags- en emotionele problemen komen deze gedragingen
en emoties frequenter, intenser, langduriger en in verschillende situaties voor.
- Context: gedrag en emoties mogen niet los gezien worden van de situatie waarin ze zich voordoen.
Sommige personen doen het goed op school of op het werk omdat daar veel structuur is, maar
stellen thuis onhandelbaar gedrag. Omgekeerd kan ook. Of zowel op school of het werk als thuis.
- Informant: gerag en emoties mogen ook niet los gezien worden van de beoordelaar. De
tegenstelling tussen hoe ouders het gedrag en de emoties van hun kind ervaren en de waarneming
van gedrag door deskundigen (zoals een psycholoog, een therapeut, een arts, ...) kan onder meer
verklaard worden door onvoldoende inzicht van de ouders in de ontwikkelingsfase van hun kind.
2. Terminologie
, 3. Classificatie
• Subcategorieën gedrags- en emotionele stoornissen
- gedragsstoornis wanneer het gedrag negatief, agressief en uitdagend is.
- Personen met emotionele stoornissen kampen met depressieve of angstige gevoelens. Ze hebben
aanzienlijke sociale problemen en ontwikkelen hierdoor soms ook lichamelijke klachten.
• Gedragsstoornis uitgediept
1. oppositioneel-opstandige stoornis (ODD – operational deviant disorder)
− patroon bestaand uit een boze / prikkelbare stemming, brutaal/ ongehoorzaam gedrag, of
ontevredenheid
− dat minstens zes maanden duurt
−wordt vertoond tijdens interacties met minstens één persoon (die geen broer of zus van de
betrokkene is),
− lijdensdruk bij de betrokkene zelf of anderen in zijn of haar onmiddellijke sociale omgeving
− een negatieve invloed op het sociale, schoolse, of beroepsmatige functioneren of het functioneren
op andere belangrijke terreinen.
Boze/ prikkelbare stemming
1. verliest vaak zijn of haar kalmte
2. Is vaak lichtgeraakt of snel geërgerd
3. Is vaak boos of ontevreden
Ruziezoekend/ openlijk ongehoorzaam gedrag
4. Maakt vaak ruzie met gezagsfiguren of bij kinderen en adolescenten met volwassenen
5. Verzet zich actief tegen of weigert te voldoen aan regels of verzoeken van gezagsfiguren
6. Ergert anderen vaak opzettelijk
7. Geeft anderen vaak de schuld van zijn of haar fouten of wangedrag
Wraakzuchtig
8. Is de afgelopen 6 maanden minstens tweemaal hatelijk of wraakzuchtig geweest
2. normoverschrijdend-gedragstoornis (CD – conduct disorder)
− ODD met surplus: de grondrechten van anderen of belangrijke bij de leeftijd passende
maatschappelijke normen of regels worden geschonden.
− Vertoont minstens drie van de onderstaande symptomen (in het afgelopen jaar én waarvan 1 de
afgelopen zes maanden)
Agressie jegens mensen en dieren
1. Pest, bedreigt of intimideert vaak anderen
2. Begint vaak met vechten
3. Heeft een ‘wapen’ gebruikt dat bij anderen ernstig lichamelijk letsel kan veroorzaken (vb. een
knuppel, baksteen, gebroken fles, mes of vuurwapen)
4. Heeft mensen mishandeld
5. Heeft dieren mishandeld
6. Heeft in direct confrontatie een slachtoffer bestolen (vb. beroving, zakkenrollen, afpersing,
gewapende overval)
7. Heeft iemand gedwongen tot seksuele handelingen
Vernieling van eigendommen
8. Heeft opzettelijk brand gesticht met de intentie ernstige schade te veroorzaken
9. Heeft opzettelijk eigendommen van anderen vernield.
Bedrog of diefstal
10.Heeft ingebroken in een huis, gebouw of auto van iemand anders.
11.Liegt vaak om goederen of gunsten te verkrijgen of verplichtingen te ontlopen (bijvoorbeeld
oplichting).
12.Heeft zonder directe confrontatie met een slachtoffer waardevolle spullen of geld gestolen (zoals
bij winkeldiefstal, maar zonder inbraak / vervalsing)