Hoofdstuk 1. Inleiding tot de immunologie
Inleiding tot het immuunsysteem
Antigeen = Elk soort molecule dat wordt herkent door lymfocyten of antilichamen. Antigen bindt aan een
antilichaam of aan een T-cel receptor (TCR).
- De meeste TCRs binden enkel peptiden gecomplexeerd met MHC. Zowel die peptiden als de eiwitten
waarvan ze afkomstig zijn worden T-cel antigenen genoemd.
- Antigenen zijn moleculen die herkent worden door T-cel receptor of door antilichamen op de B-cel of
antilichamen in een oplossingen
Epitoop = Het onderdeel van antigen dat contact maakt met T-cel receptor of B-cel receptor (Het is een
peptide dat in het eiwit zit).
Cytokines = eiwitten die belangrijk zijn in de communicatie tussen cellen van het immuunsysteem. Vele
verschillende cellen kunnen cytokines aanmaken.
Fysiologisch belang van het immuunsysteem
➢ Immuunsysteem beschermt het lichaam tegen microben en wat vreemd is voor het lichaam.
➢ Bij een allergische reactie komt het immuunsysteem onterecht in actie.
➢ Verdediging tegen tumoren
➢ Weefselregeneratie en littekenvorming
Immunosuppressiva
Bij een auto-immuunziekte valt het lichaam lichaamseigen stoffen aan, hiervoor worden geneesmiddelen
gegeven die immunosuppressiva heten, dit onderdrukt het immuunsysteem en geeft een verlaagde
weerstand.
Wanneer mensen orgaantransplantatie krijgen heb je een verlaagd immuunsysteem nodig, hiervoor dient
men immunosuppressiva toe. Deze mensen zijn hierdoor wel gevoeliger voor infecties.
Immuunpathologie = Falen van het immuunsysteem, zoals bij allergie of auto immuunaandoeningen
Immunodeficiënties = aangeboren of verworven (AIDS)
Opportunistische klinische infectie = Bij een persoon met immunodeficiëntie gaat het symptomen geven,
maar bij ‘gezonde’ mensen gaat het geen symptomen geven.
Aangeboren en Adaptieve immuniteit
Aangeboren afweer ( = niet specifiek)
= is altijd al aanwezig. Zal het binnentreden van microben blokkeren. Huid / mucosaal weefsel is
eerste afweer mechanisme die microben probeert buiten te houden.
Wanneer microben toch tot binnen zijn geraakt, zal de aangeboren afweer als eerste mechanisme
snel microben die toch wel zijn doorgedrongen elimineren, door o.a. fagocyten en plasma eiwitten
zoals het complement systeem.
- Aangeboren afweer is nodig om adaptieve afweer te activeren
1
,Verdedigingssysteem dat altijd klaar is om in actie te komen. Het is heel belangrijk in de eerste uren na een
infectie.
Komt tot stand via mechanismen die aanwezig zijn, al voor de infectie heeft plaatsgevonden → Niet
specifiek
➢ Epitheliale barrière is onderdeel van aangeboren immuniteit
➢ Aangeboren immuniteit wordt vooral geregeld door fagocyten en NK-cellen
➢ Dendritische cellen = kunnen micro-organismen / debris van cellen opnemen, zijn niet goed in het
doden hiervan
➢ Monocyten / macrofagen = kunnen pathogenen opnemen en vernietigen
➢ Innate lymphoid cells (ILC) = verdedigen tegen invasies en schade
Adaptieve Afweer ( = specifiek)
Vereist proliferatie en differentiatie van lymfocyten voordat er effectief een defensie kan plaatsvinden.
Dit duurt langer, en adaptieve afweer is daarom ook niet direct beschikbaar (aangeboren afweer wel)
Adaptieve afweer wordt gestimuleerd door blootstelling aan infectieuze agentia, en die toenemen in omvang
en effectiviteit na elke blootstelling aan een bepaald microbe → Specifiek
➢ Heeft tijd nodig om te ontwikkelen (paar dagen gemiddeld)
➢ Bevat B-lymfocyten en T-lymfocyten → Hebben aan hun oppervlak heel specifieke receptoren
○ Antigeenreceptoren = B-cel receptor en T-cel receptor
➢ Adaptieve immuniteit gebruikt lymfocyten die vaak levenslange immuniteit garanderen.
Types van de adaptieve immuniteit
Er zijn 2 types van het adaptieve immuniteit
1. Humorale immuniteit → B-cellen
- Immuniteit door antilichamen, welke worden gesecreteerd door B-cellen. De antilichamen bestrijden
(eigenlijk juist voorkomen) infecties door het blokkeren van binnendringen van microben in cellen.
- Heeft dus antistoffen in oplossing en kunnen geen intracellulaire microben neutraliseren.
2. Cell gemedieerde immuniteit → T-cellen
- Wanneer de microbe de cel is binnengedrongen. Antilichamen kunnen dan niks meer doen en nu zal
de cel gemedieerde immuniteit in actie komen.
2 populaties lymfocyten: B-lymfocyten en T-lymfocyten (B- en T-cellen)
➢ B-cellen
○ Behoren tot de humorale immuniteit (extracellulair) → Secreteren immunoglobulines.
○ Antilichamen (Ig) kunnen niet in de cel dringen en blijven dus ten alle tijdens extracellulair.
○ Humoraal betekent kan overgedragen worden door een vloeistof, ofwel het plasma
➢ T-cellen
○ Behoren bij de cellulaire immuniteit (intracellulair)
○ T-cellen herkennen microbiële antigenen die worden weergegeven op het membraan van
geïnfecteerde cellen
○ Herkent antigen fragmenten aan het oppervlak van Antigeen Presenterende Cel (APC)
○ Er zijn 2 grote groepen T-cellen
1. CD4+ T-helpercellen → Helpen B-cellen om Ig’s te produceren
2. CD8+ Cytotoxische T-cellen → Doden cellen die IC microbes bij zich dragen
( = geïnfecteerde cellen). Zullen nadat ze hun functie hebben voltooid direct sterven.
Alle lymfocyten dragen 1 specifieke receptor → Zorgt voor grote diversiteit en specificiteit.
2
, Examenvraag: Wat is het verschil tussen de T-cel en B-cel receptor?
Ze herkennen allebei antigenen.
1. Verschil in receptoren:
De B-cel wordt geactiveerd, zal prolifereren en differentieert verder tot plasmacellen. De plasmacellen gaan
hun receptor secreteren. De B-cellen secreteren dus antilichamen (immunoglobulinen) na activatie.
De T-cel wordt ook geactiveerd, zal vervolgens prolifereren en differentiëren tot effector T-cellen. Maar de
T-cel receptor blijft ten alle tijden aan het membraan geassocieerd.
2. Verschil in antigeenherkenning
De B-cel kan rechtstreeks een antigeen op een microben herkennen
De T-cel heeft een andere cel nodig, namelijk een Antigeen Presenterende Cel (APC) nodig. De meest
professionele APC cellen zijn de dendritische cellen. De dendritische cel neemt het microbe op, breekt het af
en presenteert deeltjes de antigenen in MHC moleculen aan T-cellen.
Antilichamen / Antistoffen
Ig = Immunoglobuline = Antilichaam
Een glycoproteine, ook immunoglobuline (Ig) genoemd, geproduceerd door B-cellen die antigenen kunnen
binden, die antigen-antilichaam interactie kan een hoge affiniteit en specificiteit hebben.
B-cellen zijn enige cellen die antilichamen / immunoglobulinen kunnen aanmaken
De verschillende types antilichamen hebben verschillende functies.
Antigeen presenterende cel (APC) = heeft op het membraan een MHC klasse I of klasse II die het antigen
toont aan de T-cel.
B-celreceptor (Ig) = Wanneer B-cel wordt geactiveerd zal deze prolifereren en differentiëren tot plasmacel.
De plasmacel zal antilichamen produceren en secreteren in de bloedbaan.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur yarameijs2001. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €12,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.