Politicologie samenvatting
1: Politiek en politieke wetenschappen
Politieke wetenschappen = wetenschappelijke kennis over de politiek, niet zelf aan politiek
doen of deelnemen aan politieke show.
Politiek < Politika: ‘de zaken die met de polis te maken hebben’, polis->(stedelijke) smleving
Aristoteles: ‘mens=zoön politikon’, mens=sociaal wezen, een wezen dat van nature met
anderen samenleeft
Ruime definitie politiek: ‘alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving’
=>Sml: Ruime betekenis: elke groep van ‘samen leven’
=>beperkter: samenleving=een teritoriaal gebonden samenleving
->religies: meestal geen inspraak want geen grondgebied, uitzondering: Vaticaan
Meer precieze definitie: ‘het proces waarbij samenlevingen op een voor de leden bindende
wijze de regels van hun samenleving bepalen, bewaren, wijzigen of handhaven’
-het proces->politiek als dynamisch proces op meerdere niveaus: multi-level governance
(samenwerking op meerdere niveaus), en de structuren liggen niet vast doorheen de tijd,
past zich aan aan de noden van de tijd
-samenlevingen->sociale groep die gemeenschappelijk territorium en/of cultuur delen
-bindend->afdwingbaar, sanctioneerbaar, heeft ook itt andere sociale systemen overheid
monopolie op legitiem geweld. Je kan niet omdat je =/ ergens eens mee bent ertegein gaan
=>voor de leden bindend, de macht van de staat is intern, niet ten aanzien van
andere souvereine staten! Op internationaal niveau: afspraken, maar kunnen
schurkenstaten (die zich er niet aan houden) niet straffen
-regels->wettelijke regels, dus niet de culturele normen
-zorgen voor beperking maar ook voor mogelijkheden (wapenverbod->veiliger)
-bepalen, bewaren, wijzigen->verandering als strategie, gericht op het bewaren van
legimiteit vh politiek systeen, er komt nooit zomaar een wet, meestal op vraag van
burgers/problemem
(vroeger: staat zorgde enkel voor basisregels&rechtbanken+poliitie die daarover moesten
waken (justitie en binnenl. Zaken), beschermining grenzen (defensie en buitenl. Zaken) en
zorgde ervoor dat burgers belastingen betaalde om dit te kunnen financieren (financien))
->ideologisch debat tss progressief<->conservatief over gewenste mate staatsinterventie
-handhaven->niet alleen opstellen, regels moeten ook w nageleefd
Hoeveel regels? -> willen niet veel voor onszelf, maar wel dat anderen zich eraan houden
Vormen van politiek
Democratisch <-> autoritair
Unitair (vanuit 1 punt bestuurd) <-> federaal (deelgebieden ook een eigen bestuur)
+ verschillende vormen! Vb: kiessystemen
,Kringloopmodel van David Easton: 2 inputs in een politiek systeem (eisen: verwachtingen
bevolking en steun: vertrouwen, weinig vertrouwen=>niet als legitiem beschouwd)
->niet alle eisen kunnen doorstromen (dan: stress), want ze kunnen te talrijk of te
gevarieerd zijn=>gatekeepers om deze min of meer te reguleren
Deze 2 w omgezet (geconcerteerd tot) in politieke beslissingen
2: Staat en macht
Uitgangspunt: de staat legt bindende (zie definitie h1) regels op aan de leden van de
samenleving
=>beperking vrijheid? (verkeer, regulering financiële markten) Of garandeert het juist
menselijke vrijheid? (nachtlawaai)
De grondwet..
-legt structuur en beslissingsvormen vast (België als federale staat, monarchie, rechtbank,…)
-bepaalt de rechten van burgers (kiesrecht, sociale rechten, vrijheid van onderwijs,…)
->Rule of law (niet van de heerser) vanaf Magna Carta (1215) (koning John)
-zegt waarvoor we staan: symbolische zelf-identificatie van samenleving (onze waarden=…)
=>Belgische grondwet=ingewikkeld, maar omdat we het zo wilde! Wij wilden deze regels
Overheid ‘neemt’ deel geld ivv belastingen, maar je krijgt veel terug! Hoe meer belastigen,
hoe gelukkiger, haast! Zorgen voor infrastructuur, huisdokter kunnen gaan, goed onderwijs..
Overheid->machtconcentratie (steeds meer macht bij steeds minder mensen), macht: ‘de
mogelijkheid voor actor A om actor B iets te laten doen wat B anders niet zou doen’
=>Amartya Sen: ‘zonder machtsuitoefening zouden mensen al hun capaciteiten benutten’
zoals meer cultuur, ontspanning, zich bijscholen, aangezien niet veel mensen dat
doen=>machtsuitoefening (en zelfs onderdrukking)
Gezag= wanneer die macht als legitiem w gezien, wanneer deze aanvaard wordt.
3 vormen van gezag
1) Traditioneel: niet gedifferentieerd => alles valt samen, 1 persoon die de samenleving
stuurt, geen scheiding machten (vb: traditionele koningen/oude veldheren/…)
2) Charismatisch gezag: symbolisch (vb: koningshuis ons, Britten,…)
3) Rationeel-legalistisch gezag: =/ gekoppeld aan persoon, de wet, geldt voor iedereen
3 vormen van macht
1) Het bevel: een politie-agent die u anders stuurt
2) Agenda-setting: je kan geen 100 onderwerpen tegelijk behandelen->zorgen dat je
thema op de politieke agenda komt, sommigen zullen dit mss voorkomen?
, 3) Ideologische hegemonie: bepaalde dingen w als vanzelfsprekend genomen, in
iedere samenleving bestaat er (soms onbewust) een cultureel kader waarbinnen
bepaalde dingen gezegd kunnen w, sommige dingen zijn normaal en legitiem,
anderen niet
=>macht dus niet enkel in de institutionele politiek
Proces van staatsvorming
Concentratie van machtsmiddelen: overheid->groot potentieel van geld, middelen,
organisatie en expertise & kan dit inzetten voor het reguleren vd samenleving
Verwerven van legitimiteit->overheid dient aanvaard te w als gezagsdrager
Legitiem staatsgedrag is gedepersonaliseerd (zie hierboven)
Homogenisering: regels op 1zelfde manier toe laten passen op het hele grondgebied
=>eindresultaat van deze 4 stappen: natiestaat
De legitimiteit van de staat
Belangrijkste benaderingen:
-Natuurlijke perfectie (Plato)
-Natuurlijke groei (Aristoteles)
-Van God gegeven (Augustinus)
-Als gevolg van een hypothetisch sociaal contract (Hobbes, Rousseau, Rawls)
Plato (427-347 vC)
-op zoek naar perfectie: aardse werkelijkheid als afspiegeling van het perfecte ‘idee’, de
volmaakte vormen van de vormenwereld->als we 10000+ cirkels bij elkaar leggen: perfecte
cirkel, apart niet, dit proberen na te streven, hoe dichter hierbij, hoe beter
-politiek gebaseerd op ‘rationele inzichten’
-3 functies: nadenken, handelen en handenarbeid
-3 klassen: de filosofen-heersers (wijheid), de soldaten (moed) en het gewone volk
(arbeidsspecialisatie) Zette ook enorm in op arbeidsspecialisatie dus: specifieke
vaardigheden op de beste manier inzetten voor de hele sml
-absolute heerschappij van de filosofen-heersers, andere klassen moeten dit aanvaarden
-gevaar: Plato gaat ervan uit dat er iets bestaat als de ‘absolute waarheid’
=>Karl Popper: kritiek->’open society’: openstaan voor twijfel ‘misschien is het fout’<->Plato
Aristoteles (384-322 vC)
-Aanvankelijk: leering van Plato, maar zet zich later af tegen zijn absolutisme, eerder
‘democratisch’
-politieke visie gegrond in zijn teleologisch (heeft een doel, wij hebben spraak gekregen
zodat we met mensen kunnen communiceren, socializen) mensbeeld
-‘de mens is van nature een sociaal wezen’ (zoön politikon)
-gemeenchap als “natuurlijke” vorm van samenleven, individu is niet denkbaar zonder de
‘polis’, anders ben je niet echt mens
-collectieve oplossingen <-> individueel belang => plicht tot gehoorzaamheid aan systeem
-ook plicht tot politieke actie (maar: dubbelzinnige houding tov contemplatieve leven)
-politiek maakt deel uit van het “goede/volwaardige leven” (eudaimonia)=>directe
democratie, (<-> heersende klasse bij Plato) want we kunnen enkel als sociaal dier een
volwaardig leven hebben, niet privé, want dan benut je je eigenschappen niet
, -alleen moggelijk in kleine stadsstaten, kan moeilijk met superveel gaan debatteren
-Aristoteles aanvaardt wel bestaan slavernij en ongelijkheid tussen burgers en niet-burgers
-belang: deugdenethiek, (politici moeten een moreel voorbeeld zijn) poliek waardevol op
zich, niet louter instrumenteel
-navolging bij Marx tot bij Amartya Sen, intrinsiek (uit jezelf) belang van actief burgerschap
-staat als garant voor het “goede leven”, geen scheiding openbaar en privé leven
Soorten regeringen 1 persoon Klein aantal Groot aantal
Aristoteles
Ten gunsten van de Tyrannie Oligarchie Democratie
elite
Ten gunste van allen Monarchie Aristocratie Polis
Volgens hem dus: polis het beste, niet democratie! => open en eerlijk debat
Klassieke periode
-klassiek ideaal van zelfbestuur
-combinatie van positief mensbeeld en gemeenschapsgevoel
Augustinus van Hippo (354-430)
=kerkvader
-christelijke periode: somber mensbeeld, mens altijd geneigd het zwakke te doen, erfzonde,
sterke staat nodig die ons zegt wat we moeten doen
-stad van God als ideaalbeeld: streven naar perfectie
-de stad van de mens: noodzakelijkerwijs imperfect, wegens menselijke zwakheid
-stad van God geeft de richting aan voor de stad van de mens: verhouding Kerk en Staat
(geen scheiding hiertussen)
De staat als contract
Hobbes (1588-1679)
-stel: geen regels, de mens is van nature geneigd tot eigenbelang en geweld, de
‘bullebakken’ pakken dan de macht, oorlog is van alle tijden en tegen allen: ‘life is short,
nasty and brutal’
-rationele oplossing: instellen van een heerser, of een Leviathan die de orde en vrede
bewaakt, heeft politieke macht en zal hun beschermen tegen criminelen, daarom dat ze het
accepteren, omdat ze weten ‘anders zou het erger zijn’
-Leviathan ontleent zijn gezag aan een ‘sociaal contract’ dus niet van God gegeven
-gezag van de Leviathan dient wel absoluut te zijn -> neiging naar een vorm van absolutisme
John Locke (1632-1704)
-positiever dan Hobbes, mens is geschapen naar Gods evenbeeld, we hebben de capaciteit
tot rationeel denken, hierdoor: vreedzaam met elkaar samen leven + gaan wederzijdse
betekenissen aan, zoals het respecteren van natuurlijke rechten (leven, vrijheid, eigendom)
-oorlog=uitzondering in Locke’s natuurtoestand, maar ziet die natuurtoestand toch niet als
utopie, conflicten kunnen ontstaan, neemt aan dat mensen weten dat het belangrijk is deze
natuurtoestand te verlaten en zich te onderwerpen aan een overheid
-overheid moet genot over hun leven, vrijheid en eigendom garanderen, maar is ook een
neutrale arbiter die over geschillen kan oordelen en een herstel- of strafmaat kan
uitspreken