SOCIALE PSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1 WAT IS SOCIALE PSYCHOLOGIE?
- Hoe reageren individuen in sociale situaties? OF wat is de invloed van (de aanwezigheid en het gedrag
van) anderen op een individu?
- Belangrijk gegeven: je wordt altijd door anderen beïnvloed
Watzalawick: je kan niet niet communiceren
Zowat alle gedrag is dus sociaal gedrag
Maar hier: meestal de expliciete interactie tussen individuen
We worden beïnvloed door anderen, of we willen of niet
1.1 STUDIEOBJECT EN DE DEFINITIE VAN SOCIALE PSYCHOLOGIE?
- Het materiële object:
Hoe wordt het gedrag van mensen beïnvloed door (het gedrag van) anderen?
Beïnvloeding gebeurt:
Bewust of onbewust
Expliciet of impliciet
- Het formele object:
Wat zijn de wetmatigheden hierin?
Wetmatigheden zijn nooit 100% juist, er zijn altijd uitzonderingen
- Sociale psychologie = de studie die tracht te begrijpen, verklaren en voorspellen hoe de gedachten,
gevoelens en gedragingen van een individu worden beïnvloed door de geobserveerde, ingebeelde of
impliciete gedachten gevoelens en gedragingen van anderen. (Allport)
Wat maakt dat deze definitie gaat over de sociale psychologie en niet over de gewone psychologie?
Alles wat komt na individu
Begrijpen = in andermans schoenen kunnen zetten
Verklaren = oorzaak en gevolg kunnen omschrijven
1.2 WERKWIJZE VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.2.1 DRIE DIMENSIES
1. De breedte-dimensie
Een zo breed mogelijk onderzoek + een zo veelzijdig mogelijke theorievorming
Niet alleen beperken tot de meest voor de hand liggende onderzoeksthema’s
Een zo breed mogelijke onderzoeksgroep
De totale populatie zo dicht mogelijk benaderen
Alle lagen, leeftijden, niveaus, geslachten, etc. representeren
Steekproeven zijn slechts een schatting/benadering van de werkelijkheid
Probleem: steekproeven zijn niet toevallig gekozen in de (sociale) psychologie
Goedkope of onbetaalde personen die bv. geld nodig hebben → beperkt deel van de bevolking
Moeilijk om vanuit deze groep mensen veralgemeningen te maken naar de totale bevolking
Veelal studenten die, niet vrijwillig, deelnemen aan experimenten → twee problemen:
Beperkte steekproef: groep studenten is niet representatief voor de gehele bevolking
Deelnemers zijn niet gemotiveerd: gebrek aan inzet en inspanning
Indien men wel een brede groep van deelnemers weet te strikken:
Vaak autochtonen of mensen van eigen land
Zorgt voor problemen indien je hieruit conclusies wil trekken naar andere culturen of landen
1
,2. De diepte-dimensie
Wil doordringen in het diepste van de mens, de mens onder zijn oppervlakte of onder zijn gedrag
bekijken
Sociale geaardheid van de mens beschouwen en van daaruit bestudeerde verschijnselen en
wetmatigheden verklaren en begrijpen
Niet eenvoudig → black box = hypothetische constructen: kwaliteiten die we niet kunnen zien,
maar waarvan we wel veronderstellen dat ze er zijn
Onbewuste inhouden en dynamieken (bv. de dieptepsychologie)
3. De hoogte-dimensie
Een theorie moet in de hoogte opgebouwd worden
Basis wordt gevormd door empirische vaststellingen die ondersteuning moeten bieden voor de
theorieën
Hypothetisch-deductief werken = vanuit een theorie proberen evidentie te vinden in de empirie
(veelal in experimenten)
Hoe langer de theorie standhoudt onder empirische toetsing, hoe meer je in de theorie kan
geloven
Metafoor van de zwarte zwaan
Probleem van overdaad aan theorieën en empirisch materiaal
Wanneer je een heleboel theorieën hebt die elkaar overlappen, die elkaar op bepaalde punten
misschien tegenspreken, die elkaar aanvullen en die elkaar beconcurreren, wordt het geheel
niet meer hanteerbaar of controleerbaar
1.2.2 HET EXPERIMENT ALS METHODE
- Jargon:
Socius = de ander in de sociale situatie (meervoud: socii).
Pseudoproefpersoon of rolspeler = iemand die doet alsof hij ook een deelnemer aan het
onderzoek is, maar in werkelijkheid in een ‘complot’ zit met de proefleider en ofwel de opdracht
heeft om een welbepaald gedrag te stellen, ofwel om de gedragingen van de echte proefpersoon te
observeren en te registreren.
Proefpersoon/naïeve proefpersoon = de echte proefpersoon die van niets weet
De experimentele methode = situatie waarin de proefpersonen (of proefdieren) op basis van de
hypothese een bepaalde manipulatie ondergaan.
Controleconditie = er wordt een ‘nulmeting’ gehouden om na te gaan wat het gedrag is van een
proefpersoon zonder die experimentele methode.
Jukconditie = twee proefpersonen (of proefdieren) ondergaan exact dezelfde onaangename
prikkel.
- Voor- en nadelen van de experimentele methode:
Voordelen:
Labosituatie = situatie waarin je alle onafhankelijke variabelen en alle storende factoren zoveel
mogelijk onder controle kan houden.
Onafhankelijke variabelen = veranderingen die je aanbrengt in de omgeving.
Afhankelijke variabelen = de factor die wijzigt door de onafhankelijke variabelen.
Storende factoren = omgevingssituaties of persoonseigenschappen die niet algemeen
geldend zijn en het resultaat vertekenen.
Door deze zaken onder controle te houden wordt een experiment herhaalbaar
Conclusies zijn vaak objectief en eenduidig door de kwantificeerbaarheid
Cijfermateriaal maakt statische bepalingen en correcties mogelijk
Nadelen:
Moeilijk praktisch uitvoerbaar
Deontologie (beroepseer) of juridische klachten
Reactief gedrag = gedrag dat uitgelokt wordt, louter door het feit dat het hier een experiment
betreft.
2
, Demand characteristics = de proefpersoon gaat zich gedragen zoals hij verwacht zich te moeten
gedragen.
Geen grote externe validiteit (niet meer veralgemeenbaar naar dagelijkse situaties)
Proefleiderseffecten = de proefleider heeft zijn eigen persoonlijke verwachtingen ten aanzien
van de resultaten, en dit kan diens observatie en/of interpretatie vaak onbewust beïnvloeden.
Selffulfilling prophecy = dat wat verwacht wordt, zal ook optreden, net omdat het verwacht
wordt.
- Experiment van Rosenthal en Jacobson → Pygmalion-effect (fenomeen rond selffulfilling prophecy)
Benadrukten het belang van de opvattingen van de leerkracht voor de prestaties van leerlingen
Intelligentietest bij het begin van het schooljaar
Selecteerden 20% van de leerlingen waarvan men een bloei verwachtte in hun academische
prestaties
Opnieuw een intelligentietest aan het einde van het schooljaar waarbij de geselecteerde leerlingen
beter scoorden
- Golem-effect = te lage verwachtingen van leerkrachten ten aanzien van welbepaalde leerlingen kunnen
hun prestaties net doen dalen.
- De nadelen van experimenten zijn niet altijd onontkombaar:
Coverstory = de proefpersonen worden met een list naar een ‘gecamoufleerd’ laboratorium gelokt,
waar ze in een schijnbaar alledaagse situatie in het onderzoek betrokken worden zonder dat ze ook
maar een moment aan de mogelijkheid van een psychologisch experiment denken.
Onopvallende metingen = metingen gebeuren door bv. een verborgen camera, acteurs of
pseudoproefpersonen, een onewayscreen (halfdoorzichtige spiegel), …
Dubbelblind experiment = de onderzoeker/proefleider heeft nog steeds zijn verwachtingen of
vooroordelen, maar hij weet zelf niet welke proefpersonen tot welke experimentele groep behoren
en welke tot de controlegroep.
3
, HOOFDSTUK 2 HULPVERLENEND GEDRAG
- Plato: mensen zoeken enkel sociaal contact om hier voordeel uit te halen voor zichzelf, niet uit de
behoefte aan anderen (de mens is egoïstisch)
- Maar: toch vaak tegenovergesteld gedrag → altruïsme
Het stellen van een gedrag waarbij je de ander centraal stelt en zelf geen voordeel uit haalt
Synoniem voor hulpverlenend gedrag
- Daniel Batson: empathie-altruïsme-hypothese
Je kan pas van altruïsme spreken indien de hulpverlener het perspectief van de noodlijdende kan
aannemen
Wanneer de hulpverlener enkel ageert vanuit een persoonlijke bezorgdheid, zal dit bv. zijn om een
ongemakkelijk gevoel of schuldgevoel te vermijden → dus: om het eigen ‘lijden’ te verminderen
In dat geval kan de hulpverlener het hulpverlenend gedrag stopzetten of ontlopen indien hij het
lijden van de ander kan negeren of ontkennen
2.1 KITTY GENOVESE
2.1.1 DE NACHT VAN DE MOORD
- Queens, New York, 1964
- Om 3u ’s nachts werd Kitty aangevallen door een man met een bewapend mes
- Iemand riep “laat dat meisje met rust” waardoor de aanvaller wegliep
- De aanvaller kwam terug en doodde Kitty
- De totale duur was minstens 32 minuten, Kitty riep steeds om hulp maar niemand kwam helpen of
belde de hulpdiensten
- Er waren 38 getuigen die de moord hadden zien of horen gebeuren maar die niet in actie schoten → ze
dachten dat dat iemand anders de hulpdiensten al gebeld had, of wachtten af tot er iemand zou
ingrijpen (wat dus niet gebeurd was)
4