Samenvatting
boekhouden
Basisboekhouden van begin- tot eindbalans
Silke De Loose
2023-2024
,INHOUD
H1 basisbeginselen van het dubbel boekhouden ................................................................................... 1
1. inleiding ........................................................................................................................................... 1
2. de balans ......................................................................................................................................... 1
2.1 ondernemingsmiddelen of activa.............................................................................................. 2
2.2 ondernemingsbronnen of passiva ............................................................................................. 3
2.3 balansevenwicht ........................................................................................................................ 4
3. de resultatenrekening en de resultaatbestemming ........................................................................ 4
4. de toelichting en de bijlagen bij de jaarrekening ............................................................................ 7
5. basiselementen van het registratieproces ...................................................................................... 7
5.1 algemene principes ................................................................................................................... 7
5.3 de grootboekmethode .............................................................................................................. 8
H2 registratie van de aan- en verkoopcyclus ........................................................................................ 12
1. de belasting over de toegevoegde waarde ................................................................................... 12
2. boekingen in verband met aankopen van goederen en diensten ................................................ 13
3. boekingen in verband met verkopen van goederen en diensten ................................................. 17
4. verrekening met de btw-administratie via de btw-aangifte ......................................................... 18
5. boekingen in verband met financiële verrichtingen ..................................................................... 18
H3 registratie van de andere elementen van de ondernemingscyclus ................................................. 19
1. de personeelscyclus....................................................................................................................... 19
2. investeringen in materiële vaste activa......................................................................................... 22
3. financieringsstromen..................................................................................................................... 26
,H1 BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN
1. INLEIDING
Jaarrekening = jaarlijkse financiële verslag van een onderneming (belangrijk voor stakeholders)
• Jaarrekening bestaat uit:
o Balans
o Resultatenrekening
o Toelichting
Het voeren van een boekhouding is wettelijk verplicht. Openbaar maken kan via de Balanscentrale
van de NBB.
2. DE BALANS
Balans = beknopt overzicht van de werkmiddelen (activa) waarover de onderneming op een bepaald
ogenblik beschikt en alle middelen die nodig zijn om deze werkingsmiddelen te financieren (passiva)
➔ hoe rijk of vermogend ben je?
o Wat heb ik? Wat zijn mijn bezittingen? (= concreet)
o Hoe heb ik deze betaald, gefinancierd, verworven? (= abstract)
▪ met eigen geld: mijn rijkdom
▪ met geleend geld: schulden
bezittingen = rijkdom + schulden
De balans van mijn financiële toestand kan als volgt voorgesteld worden (= dubbel beeld van mijn
vermogen):
Balans op vb. 1/1/2020 (duidelijk, volledig dubbel beeld van vermogen):
• Activa
o Ondernemingsmiddelen
o Welke middelen heeft de
onderneming om haar activiteit te
ontwikkelen?
o Aanwending van vermogen
• Passiva
o Ondernemingsbronnen
o Hoe financiert de onderneming de
ondernemingsmiddelen?
o Bron van vermogen
In oefening krijg je soms niet alle gegevens en zal je rijkdom/EV zelf moeten uitrekenen zodat A = P
1
,DUBBEL zicht van financiële toestand, vermogen:
2.1 ONDERNEMINGSMIDDELEN OF ACTIVA
Ondernemingsmiddelen/activa = de middelen die aanwezig moeten zijn om een onderneming uit te
bouwen (vb. gronden, machines, gebouwen, grondstoffen,…)
Indelen in 2 groepen:
• Vaste activa/bestendige middelen = LT (middel tot bedrijfsactiviteit)
o Immateriële vaste activa: niet tastbaar of zichtbaar (software, octrooien, patenten)
o Materiële vaste activa: tastbaar (terrein, gebouw, installaties, meubilair, RM)
o Financiële vaste activa: aandelen in dochterbedrijf of bedrijf met ‘banden’ of
deelneming (doel = lange termijn houden in bedrijf)
• Vlottende activa/vlottende middelen = KT (doel van exploitatiecyclus)
o Vorderingen op > 1 jaar
o Voorraden en bestellingen in uitvoering
▪ Voorraden: niet uniek, massaproduct
➢ Productie: grond-, hulpstoffen, G in bewerking, gereed product
➢ Handel: handelsgoederen
➢ Moet geteld worden (kom je niet te weten door AK en VK)
▪ Bestellingen in uitvoering: onafgewerkt (niet massa, op maat, uniek)
o Vorderingen op < 1 jaar
▪ Handelsvorderingen: i.v.m. verkopen: op klant of handelsdebiteuren (=
klantenvordering)
▪ Overige vorderingen: i.v.m. personeel, belastingen (vb. btw op aankoop), …
o Geldbeleggingen
▪ Niet vrij over te beschikken: aandelen, obligaties … (doel = snel rendement)
o Liquide middelen
▪ Vrij over te beschikken: kas, zicht- en spaarrekening
o Overlopende rekeningen
Noot: activa omvatten ook de rubriek oprichtingskosten (maar staan niet op vereenvoudigde balans
want is geen vast en geen vlottend actief)
2
,2.2 ONDERNEMINGSBRONNEN OF PASSIVA
Ondernemingsbronnen/passiva/bronnen van vermogen = geven de oorsprong aan van het
vermogen waardoor de onderneming haar activa heeft kunnen verwerven. Financieringsbronnen die
ter beschikking zijn om de ondernemingsmiddelen (activa) te financieren.
Indelen in 2 groepen:
• Eigen vermogen (EV) of niet-opeisbaar vermogen
o Kapitaal/inbreng: door eigenaars of aandeelhouders (continue bron)
▪ Kapitaal: in contanten (= liquide middelen) of natura (= vast actief)
o Reserves: wettelijke
o Overgedragen/gereserveerde winst/verlies (enige mogelijke negatieve getal)
• Vreemd vermogen (VV)/schulden
o Voorzieningen
o Financiële schulden op > 1 jaar: leningen
o Financiële schulden op < 1 jaar: leningen die binnen jaar vervallen, kaskrediet
▪ Vb. lening op 5j van €5.000 en aflossing van 1/5 per jaar moet in balans
vertaald worden in lening > 1J: €4.000 en lening < 1j: €1.000
o Handelsschulden: i.v.m. aankopen (btw incl.): leveranciers
o Schulden bezoldiging (netto bedrag), belastingen, resultaatverwerking
o Overlopende rekeningen
Balans is een momentopname (‘statisch’ informatiemiddel):
• Beginbalans: eerste dag van het boekjaar: 01/01/20N0
• Eindbalans: laatste dag van het boekjaar: 31/12/20N0
• Boekjaar: 12 maanden vrij te bepalen door onderneming (cursus: 01/01/N0 - 31/12/N0)
Verschil tussen kas en kapitaal:
3
, 2.3 BALANSEVENWICHT
Fundamenteel balansevenwicht = er kunnen nooit meer middelen zijn dan bronnen en omgekeerd,
er moet een gelijkheid zijn (activa = passiva → middelen = bronnen)
3. DE RESULTATENREKENING EN DE RESULTAATBESTEMMING
Resultatenrekening = de weergave van de opbrengsten en kosten die in een bepaalde periode
werden gemaakt, met onderaan het saldo, namelijk de winst of het verlies.
→ periodegegeven (‘dynamisch’ informatiemiddel)
• Hoe wijzigt deze rijkdom en dit vermogen?
o Na een periode (maand, semester, jaar,..) van activiteiten:
▪ waarvoor ik offers, input, KOSTEN maak
▪ waardoor er meerwaarden, output, OPBRENGSTEN zijn
o Deze in kaart of in rekening brengen → geeft RESULTAAT
→ RESULTATENREKENING
Bedrijfsopbrengsten
- bedrijfskosten
= bedrijfswinst/bedrijfsverlies ( = bedrijfsresultaat)
+ financiële opbrengsten
- financiële kosten (enkel deze 2 = financieel resultaat)
= winst/verlies van het boekjaar voor belastingen
- belasting op het resultaat
= winst/verlies van het boekjaar na belastingen
Noot: aankopen zijn altijd kosten (1 uitzondering: wanneer je een aankoop doet van een vast
actief/investeringsgoed, bv. vrachtwagen, gaat die aankoop niet bij kosten maar bij rollend
materieel/vast actief staan)
4