BESTUURSRECHT ’22 – ‘23
PRAKTISCHE ZAKEN
• Handboek: A. Mast, J. Dujardin, M. Van Damme en J. Vande Lanotte – “Overzicht van het Belgisch
administratief recht”, Mechelen, Kluwer, uitgave 2021
• Te kennen stof:
o Lesopnames en slidepresentaties
o Handboek
§ Inleiding (p1-92): volledig
§ Boek I (p97 – 272): volledig
§ Boek II (p275 – 340): volledig
§ Boek III (p345 e.v., enkel hoofdstukken I, II, III en VI)
§ Boek V (p921-993, met name hoofdstuk II)
• Examen:
o Schriftelijke gedeelte (60%) bestaat uit 3 verdiepende vragen
§ Er wordt gepolst naar verdiepend inzicht in begrippen, concepten en bestuurlijke
indelingen waarbij deze worden gesitueerd in de cursus, ze worden gedefinieerd en
uitgelegd, de rechtsgrond wordt aangeduid (aangevuld met rechtspraak en
rechtsleer), de wezenskenmerken en toepasselijke rechtsregels worden beschreven
en ze worden aan de hand van een voorbeeld geïllustreerd
§ BAMA-codex mag worden gehanteerd
§ Beoordelingscriteria: kennis, structuur, nauwkeurigheid, inzicht en
toepassingsvermogen
§ Geëvalueerd op basis van wat er op dat moment op dat moment op papier staat
§ Na het schriftelijk gedeelte is er een uur pauze, waarna het mondeling gedeelte volgt
o Mondeling gedeelte (40%) bestaat uit 2 beknopte vragen
§ Mondelinge parate kennis van bestuursrechtelijke begrippen en concepten dat
wordt uitgelegd en gesitueerd in de cursus met een voorbeeld
§ Wetboek mag niet worden gehanteerd
§ Beoordelingscriteria: parate kennis, mondelinge vaardigheid, helderheid en
nauwkeurigheid
§ Zal heel kort zijn
§ Voorbeeld: wat is een tuchtmaatregel? Er moet gezegd kunnen worden waar in de
cursus het gezien is en een behoorlijke omschrijving moet gegeven worden, dit mag
in eigen woorden maar je moet tonen dat je weet wat het is
§ Er zullen bij dit gedeelte twee begripsvragen gesteld worden
o Er wordt in geen geval een bijkomende, “vervangende” vraag gesteld
o GEEN KRUISVERWIJZINGEN OF AANTEKENINGEN IN HET WETBOEK
§ Wat wel mag zijn markeringen + post-its
o Het APKB mag uitgeprint worden meegenomen naar het examen, dit is het enige dat extra
mag meegenomen wordt (de wet van 16 maart 1954 mag niet worden meegenomen, net
zoals het Vlaams Personeelsstatuut)
1
, BESTUURSRECHT ’22 – ‘23
MODULE I: WAT HOUDT BESTUURSRECHT IN? ADMINISTRATIEVE
RECHTSHANDELINGEN EN DE ADMINISTRATIEVE OVERHEID
WAT HOUDT HET BESTUURSRECHT IN?
Het staatsrecht bestaat uit het Grondwettelijk Recht en het Bestuursrecht (= administratief recht).
Het grondwettelijk recht zijn de regels betreffende de vestiging, structuur en uitoefening van het
overheidsgezag. Het gaat over de inrichting van + verhouding tussen de staatsmachten, en de grondrechten
van de burgers tegenover de staatsmachten. Grondwettelijk recht is van wezenlijk belang om het bestuursrecht
te kunnen snappen.
Bestuursrecht is de regeling van de staatstaak na afscheiding van wetgeving en rechtspraak. Het omvat de
voorschriften van de bestuurlijke bedrijvigheid/activiteit van administratieve overheden.
Dit zijn de overheden die noch tot de wetgevende, noch tot de rechterlijke macht behoren. De uitvoerende
macht ressorteert evenwel niet uitsluitend onder het administratief recht, zo behoren de verhoudingen tussen
de uitvoerende en de wetgevend macht en de buitenlandse betrekkingen, tot het gebied van het
grondwettelijk recht.
Bestuursrecht zijn de rechtsregels die de apparaten van de bestuurlijke overheden gaan regelen. Het gaat niet
strikt om de uitvoerende macht (regering, koning, ministers,…). Het begrip bestuurlijke overheid is veel ruimer
dan dat. Hieronder vallen de organen van gemeenten en provincies. Beslissingen genomen door de
Gemeenteraad zijn beslissingen die worden genomen door een administratieve overheid. MIVB, De Lijn,
NMBS,… zijn ook administratieve overheden. De klassieke administratieve overheden zijn de Koning, de
Regering, de Ministers.
De taak van het bestuur is vooral een taak van tenuitvoerlegging. Het is door de tussenkomst van de
administratie dat de beslissingen van de wetgever en van de rechterlijke macht verwezenlijkt worden. Aan de
administratie is soms ook een jurisdictionele taak opgedragen. Administratieve rechtscolleges (bv. De Raad van
State) doen uitspraak over talrijke geschillen van bestuur. Sommige administratieve handeling hebben soms
een wetgevende inhoud (vb. gemeentelijk politiereglement).
Tot het administratief recht behoren dus alle handelingen die van een administratief orgaan uitgaan, ongeacht
of zij een wetgevende inhoud hebben (zoals de bestuursreglementen) of een jurisdictionele inhoud (zoals de
beslissingen van de administratieve rechtscolleges). Het administratief recht is in beginsel beperkt tot de studie
van de rechtsverhoudingen welke beheerst worden door andere rechtsregelen dan die welke gelden voor de
onderlinge rechtsverhoudingen tussen private personen.
BESTUURSRECHT: INHOUD
Van het bestuursrecht kan geen echte materiële/inhoudelijke definitie worden gegeven. Het gaat om de
rechtsregels die het handelen van de administratieve overheden regelen. Het bestuursrecht zal zeggen wat de
Koning, de Ministers, De Lijn, MIVB,… mogen doen. De betrokken wetgevende macht is degene die deze
rechtsregels zal bepalen.
2
, BESTUURSRECHT ’22 – ‘23
Om aan het begrip bestuursrecht inhoud te geven geldt een deels “organieke” en een deels “functionele”
benadering:
- Het bestuursrecht normeert het handelen van de staatsorganen die (organiek) tot de ‘uitvoerende
macht’ behoren. Echter: de UM zoals die beschreven wordt door de Grondwet dekt niet het hele
subject van het moderne bestuursrecht. Het gaat om handelingen die uitgaan van een ‘bestuur ’ dat of
een ‘administratieve overheid’ die (functioneel) beschikt over eenzijdige beslissingsbevoegdheid of
“imperium” en derhalve beslissingen neemt of kan nemen die ‘derden’ binden (zgn. derdenbinding).
Zo’n administratieve overheid kan een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn zoals de VUB
- Het domein van het bestuursrecht (en de rechtsbescherming tegenover het bestuur) is dan ook ruimer
dan dat van de (klassieke) UM alleen doch betreft evenzeer het (bestuurlijk) handelen van lokale
besturen (gemeenten, provincies), diverse verzelfstandigde besturen (al dan niet gestructureerd op
lokaal niveau), regulatoren belast met geschillenbeslechting, bestuurlijke beroepscolleges en, zelfs,
het (bestuurlijk of “imperium”-) handelen van private instellingen (inrichtingen van het vrij onderwijs)
Tussen het algemeen bestuursrecht en het bijzonder bestuursrecht bestaat een permanente wisselwerking en
beïnvloeding. Het uitgangspunt van het vak bestuursrecht is Vlaanderen.
Administratieve overheden worden onderscheiden doordat zij eenzijdige beslissingen kunnen nemen (=
administratieve rechtsbeslissingen). Deze eenzijdige beslissing is een bindende beslissing die nageleefd zal
moeten worden. De administratieve overheid heeft geen toestemming nodig om uw rechtspositie te wijzigen.
Een grote moeilijkheid is dat er geen bestuurswetboek bestaat. Er is wel een wet/decreet/ordonnantie dat bv.
De onteigening regelt.
In het bestuursrecht kunnen vier categorieën rechtsregels worden aangeduid:
1. het bestuurlijk organisatierecht, dit is het geheel van organieke regels dat bepalend is voor het
organigram van de overheid.
Vb. een bestuur is hiërarchisch gestructureerd maar hier kan van worden afgeweken. Er kunnen
agentschappen worden opgericht die van de gemeente worden afgescheiden, met een
rechtspersoonlijkheid en eigen regels.
2. het materieel bestuursrecht, dit zijn de inhoudelijke regels van het bestuursrecht (vb. criteria ter
beoordeling van een vergunningsaanvraag, een subsidieaanvraag, ...). De inhoudelijke regels kunnen
meestal worden teruggevonden in de bijzondere wetgeving (in deze wetgeving kan bv. Worden
teruggevonden aan welke criteria een cribbe moet voldoen om erkenning te verkrijgen). Je moet aan
deze voorwaarden blijven voldoen gedurende de volledige economische activiteit.
3. het procedureel bestuursrecht, dit zijn de vormelijke regels en beginselen die het bestuur moet
toepassen bij het nemen van een bestuursbeslissing (vb. inwinnen van een advies, naleven hoorplicht,
taalgebruik, bestuurlijke beroepsprocedures, ...). Vb. Hoe moet een administratief dossier worden
samengesteld opdat het ontvankelijk zou zijn en zou worden onderzocht door de administratie?
Wanneer er sprake is van een klacht zal de betrokkene moeten worden gehoord, er is altijd een
situatie van woord en wederwoord.
4. het bestuursprocesrecht, dit zijn de regels en beginselen die van toepassing zijn op de jurisdictionele
procedures voor de bestuursrechters. Dit is de rechtsbescherming tegenover de overheid.
3
, BESTUURSRECHT ’22 – ‘23
AARD VAN HET BESTUURSRECHT: IS HET EEN UITZONDERINGSRECHT?
Gemeen recht (privaatrecht als ‘ius commune’) versus (afwijkend) bestuursrecht (publiekrecht). Het
bestuursrecht hanteert een eigen terminologie en begrippenapparaat met specifieke rechtsgevolgen (bv.
Publiekrechtelijke erfdienstbaarheden).
Het doel van de (bestuurs)overheid bestaat in de behartiging van het algemeen belang. De overheid is bekleed
met de uitoefening van het openbaar gezag (= prerogatief van openbaar gezag of imperium). Dit is de
eenzijdige beslissingsbevoegdheid van het bestuur die resulteert in een eenzijdige bestuurshandeling met
rechtsgevolgen voor derden (de zogenaamde derdenbinding). Een eenzijdige beslissing moet formeel worden
gemotiveerd.
Het bestuursrecht is een uitzonderingsrecht omdat het bekleedt is met het pregoratief van eenzijdige
beslissingsbevoegdheid. Het is het enige recht dat dit mag omdat dit het algemeen belang kan én moet
nastreven. Het algemeen belang moet de doorslag krijgen, onder omstandigheden zal het individuele belang
moeten wijken. Het bestuur krijgt het prerogatief om imperatieve beslissingen op te leggen. De bevordering
van het algemeen belang is de enige drijfveer van de bestuursbedrijvigheid.
De behartiging van het algemeen belang, waarvoor desnoods ieder particulier belang moet wijken, beheerst
het ganse administratief recht en verklaart de bijzondere rechtspositie van de overheid. In dit opzicht wijkt het
administratief recht sterk af van het burgerlijk recht, het burgerlijk recht laat meer ruimte aan de wil van de
partijen die vooral hun persoonlijk belang op het oog hebben.
De fundamentele ongelijkheid tissen de overheid, die het algemeen belang doet prevaleren, en de burger, die
doorgaans slechts zijn eigen belang verdedigt, is één van de kenmerkende eigenschappen van het
administratief recht. Die ongelijkheid komt onder meer tot uiting in de verordenende bevoegdheid, in het
opeisings- en het onteigeningsrecht, in het administratief contractenrecht en in het recht van de administratie
om uitvoerbare beslissingen te nemen.
Het administratief recht is ook een uitzonderingsrecht omdat op de administratie vaak zwaardere
verplichtingen rusten dan op privaatrechtelijke personen. De particulier kiest vrij zijn medecontractant, de
administratie niet of niet altijd. Bij het verrichten van tal van handelingen die de burger vrij stelt, is de overheid
verplicht de haar bij de wet/decreet/ordonnantie opgelegde normen of beperkingen van haar bevoegdheid in
acht te nemen (vb. naleving van de wetgeving op de motivering van bestuurshandelingen).
Aan de uitoefening van het “prerogatief van het openbaar gezag” (dat zeer ingrijpend kan zijn (vb. onteigening,
beroepsverbod, tuchtstraf, ...)) zijn bijzondere verplichtingen verbonden die de macht van de overheid
beperken: wettigheidsbeginsel, beginselen van behoorlijk bestuur, plicht tot gelijke behandeling,…). Het
bestuursrecht is vooral een procedurerecht maar er zit ook veel discretionaire bevoegdheid bij het bestuur. De
ene beslissing zal ingrijpender zijn de andere, hier zal het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel een rol
beginnen spelen.
Is er een summa divisio (= strike scheidingslijn) tussen publiek- en privaatrecht?
Het prerogatief van openbaar gezag (= de bevoegdheid om eenzijdig beslissingen op te leggen) is het
verschilpunt tussen privaat- en publiekrechtelijke partijen. Privaatrechtelijke partijen kunnen geen eenzijdige,
bindende beslissingen opleggen, publiekrechtelijke partijen kunnen dat wel. Maar er is ook nuancering nodig:
horizontalisering van het bestuursoptreden, wederzijdse doordringing van publiek- en privaatrechtelijke
procédés, het ontstaan van hybride rechtsvormen, de overheid maakt gebruik van privaatrechtelijke
technieken,…
4