Agogische methoden
Social casework: een methode/proces op het microniveau.
Mensen helpen, maar vooral hoe? = de basishouding, de sociale vaardigheden en de
methoden waarmee we aan de slag gaan.
HOOFDSTUK 2 – Welke waarden inspireren en sturen social casework?
2.1 De internationale definitie als vertrekpunt
Internationale definitie van het IFSW (internationale federatie van sociaal werkers): de
sociaal werker bevordert sociale verandering, probleemoplossing in menselijke
relaties, empowerment en bevrijding van mensen met het oog op het bevorderen van
hun welzijn. Door gebruik te maken van theorieën over menselijk gedrag en sociale
systemen intervenieert sociaal werk daar waar mensen met hun omgeving in
interactie treden.
Het is belangrijk op niet alleen naar het individu te kijken, maar ook naar de
maatschappij en maatschappelijke context. Het volstaat namelijk niet om een persoon
te veranderen als de maatschappij hem/haar structureel marginaliseert.
Voorbeeld: mensen in armoede = multidimensionale problematiek: weinig opleidingskansen,
weinig werkmogelijkheden, financiële problemen…
Sociaal werk is een context gebonden benadering van sociale problemen, met als doel
het realiseren van sociale verandering in concrete situaties. Deze verandering moet
leiden tot meer menselijke waardigheid.
Fundamentele vraag: wie of wat moet worden veranderd: het individu, het netwerk en
de omgeving of de maatschappelijke structuren?
2.2 Een gewijzigde maatschappelijke context
Begin 20ste eeuw: toenemende armoede bij de massa immigranten en slachtoffers van
de economische crisis die vooral via liefdadigheid en paternalistische initiatieven werd
gelenigd.
In Amerika: Mary Richmond (grondlegger social casework 1914): van het motto ‘geen
aalmoes, maar een vriend’ naar het motto ‘geen steun zonder onderzoek.’
Friendly visitors werden omgeschoold tot of vervangen door professionals.
Twee uitgangspunten:
1. Professional had steeds een persoonlijk contact met de hulpvrager.
2. De persoon diende steeds in de context van de omgeving te worden gezien:
‘person in environment.’
Na de Tweede Wereldoorlog had de verzorgingsstaat 5 functies:
1. Verzekeren
2. Verzorgen
3. Verbinden
4. Verheffen
5. (Her)verdelen
,2.3 Waarden in het sociaal werk vroeger en nu
Verandering in de vraag
- Cliënten, burgers worden mondiger: ze hebben meer toegang tot informatie en
gaan op voorhand meer researchen voor bezoek. Verwachten hulp op maat.
- Inspraak verwacht
Veranderingen aan de kant van het beleid
- Hulpverlening dient effectief te zijn: management denken.
- De overheid spreekt burgers aan op hun verantwoordelijkheid.
- Vergeleken met de politiek is sociaal bezig met trage processen waarvan de
effecten niet meteen zichtbaar zijn.
Veranderingen aan de kant van de wetenschappelijke fundering van sociaal werk
- Evidence Based Practice maar ook Practice Based Evidence.
- Niet de interventie op zich maar de manier waarop de interventie door de
sociaal werker wordt toegepast geeft meer kans op een gunstig effect.
Veranderingen aan de kant van de hulpverlener
- Accent op de bemiddeling in plaats van problem solving en begeleiding van
cliënten.
- Inzet op preventie en vroegdetectie.
- Waardenconflict: individu of samenleving? Autonomie & vrijheid en solidariteit
- & wederkerigheid…
2.4 Waarden in het sociaal werk
1. Zorg als centrale waarde: het is belangrijk zich in te kunnen leven in de positie
van de zorgvrager.
2. Respect en dialoog: sociaal werkers moeten niet enkel in dialoog gaan met hun
cliënten, maar ook met de beleidsmakers, directies, samenwerkingspartners,
omgeving van cliënt…
3. Empowerment: een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via
het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het
stimuleren van participatie.
Empowermentparadigma: autonomie in verbondenheid
Een sociaal werker werkt vooral vanuit een humanistische visie, waarin de
mens centraal staat en niet de pathologie.
Is niet gelijk aan de DIY visie!
4. Evidentie van spanningsvelden: evenwicht vinden tussen bijvoorbeeld
outreachend werken en disciplinering.
5. Ethiek
HOOFDSTUK 3 – Hoe verloopt het proces (niet) in social casework?
3.1 Inleidende begrippen
Social casework = een methode, voornamelijk binnen het maatschappelijk werk
gericht op problematische situaties waarin, personen, gezinnen en groepen zich
bevinden te beïnvloeden op een procesmatige wijze vanuit een bepaalde plaats of
,organisatie door het gebruik van hulpbronnen uit de micro, meso en macro omgeving,
waarbij de relatie een essentiële rol speelt.
Methode = een systematiek van werken, doelgericht en procesmatig (visies en
waarden)!
Methodiek = de leer van dergelijke methode.
Manier van werken (de methode) is niet te vatten vanuit één theorie.
We werken op een eclectische-integratieve manier:
- Deze keuze wordt gemaakt door de organisatie zelf of
- Vanuit de persoonlijke competentie van de hulpverlener
- Altijd in dialoog met de cliënt en diens omgeving
- Waarbij uitgangspunt is = it works?
Eclectische opstelling = de keuze wordt bepaald door de organisatie zelf of door de
problematiek of de eigenheid van de doelgroep of de cliënt, of vanuit de persoonlijke
competentie van de hulpverlener.
Methodiek is ruimer dan methode: ruime denkkader waaruit een methode ontstaat.
Eclectisch: heel gevarieerd, verschillende invloeden – op functie van hoe je je voelt ga
je gaan kiezen: verschillende invloeden/theorieën gaan combineren in uw aanpak om
mensen te helpen afhankelijk van de noden of vragen van die mensen.
Niet willekeurig! Maar op systematische wijze integreren van elementen uit
diverse theorieën en (praktijk)ervaring.
De uiteindelijke aanpak is een integratie van diverse referentiekaders,
werkwijzen, settings, strategieën en technieken.
Voorbeeld: als je 2 gezinnen begeleid kun je ze onmogelijk beide op dezelfde manier helpen
want elk gezin heeft een andere aanpak nodig en andere vraag.
3.2 Op zoek naar een werkbaar procesmodel
‘Proces’ binnen het maatschappelijk werk = een geheel van persoonsgerichte en
taakgerichte activiteiten die gedurende een korte of lange periode ten behoeve van
een cliëntsysteem worden opgezet, met de cliënt en diens omgeving.
Op maat van de cliënt!
Niet lineair of chronologisch: verschillende stappen kunnen tegelijkertijd en of
herhalend voorkomen = spiraalvormig/circulair!
EDDA-MODEL in België: op bepaalde ogenblikken vinden verschillende activiteiten
gelijktijdig plaats, met bijvoorbeeld meer accent op exploratie dan op actie of
, dialogisch diagnosticeren, tijdens bijvoorbeeld een eerste gesprek, een intakegesprek
zal de nadruk liggen op het exploreren.
3.3 EDDA: een nieuwe naam voor een bekende verhaalvorm
We kunnen het EDDA-proces, het sociaal caseworkproces zien als een verhaal, waarbij
de deelnemers en de probleem steeds verschillend zijn.
EDDA = Exploreren – Dialogisch Diagnosticeren – Actie ondernemen.
3.4 De EDDA-actoren in het proces
In ieder
verhaal nemen deze partijen altijd/meestal deel.
We bevinden ons allemaal binnen een maatschappelijke context die ons beïnvloedt:
onze visie, onze cultuur, onze waarden en normen, onze wetgeving en
regelgeving…
De cliënt maakt altijd deel uit van een context. Ook al is er bijvoorbeeld geen contact
meer met gezinsleden, toch is er een invloed en mogelijks zijn er andere mensen die
deel uitmaken van de context.
Wie zit er in mijn cliëntsysteem en wie zit er in mij omgeving? Dit is mijn netwerk of
omgeving.
Deze context brengen we in beeld, maar niet zomaar om te bevragen, namelijk
om na te gaan op wie de hulpvrager nog beroep kan doen. Dit is het doel
hiervan.
Mensen lossen niet alleen hun problemen op, best krijgen ze ondersteuning van
mensen uit hun dichte omgeving. Dit werkt krachtgericht en op langere termijn.
Ook is het belangrijk om de verwijzer (degene die de persoon met de hulpvraag door
heeft verwezen) en de organisatie waar deze werk in beeld te brengen.