Pagina |1
Inhoudstafel
1 Begripsomschrijving…………………………………………………………………………………
…..2
1.1 Wat verstaan we onder de term ‘opvoeden’?......................................................3
1.2 Opvoeding als
wetenschap………………………………………………………………………….4
1.3 Opvoedingsmodellen………………………………………………………………………………
…9
2 De praktijk van het opvoeden: een kwestie van vraag en
aanbod…………………………..12
2.1 Opvoeden: een kwestie van vraag en
aanbod…………………………………………………13
2.2 De pedagogische vraag van het
kind…………………………………………………………….13
2.3 Het pedagogisch
aanbod……………………………………………………………………………15
2.4 Het samenleven tussen ouder en
kind………………………………………………………..18
2.5 Wat is goed opvoeden?....................................................................................21
3 Opvoedingsproblemen: wanneer opvoeden niet meer vanzelfsprekend
is……………….22
3.1 Opvoeden in hedendaagse
maatschappij……………………………………………………..23
3.2 Opvoedingsproblemen:
begripsomschrijving…………………………………………………24
3.3 Opvoedingsproblemen: een continuüm van opvoedingsvragen tot P.O.S. (V.O.S.)
24
3.4 Opvoedingsproblemen: primair of secundair? Een indeling naar oorsprong……..26
3.5 Opvoedingssteun……………………………………………………………………………………
..27
4 Een ethisch-relationeel perspectief op opvoeding: de theorie van
Nagy……………………30
4.1 De contextuele
benadering………………………………………………………………………..30
4.2 De vier dimensies……………………………………………………………………………………
30
4.3 Loyaliteiten……………………………………………………………………………………………
31
5 Verschillende
gezinstypes………………………………………………………………………………33
5.1 Ouders met een kind met een
beperking……………………………………………………..33
5.2 Scheiding………………………………………………………………………………………………
.37
, Pagina |2
5.3 Nieuw samengestelde gezinnen…………………………………………………………………
41
5.4 Adoptie…………………………………………………………………………………………………
.44
5.5 Pleegzorg………………………………………………………………………………………………
..48
6 Pedagogische
vaardigheden…………………………………………………………………………….56
6.1 Positieve aandacht, aanmoediging en prijzen………………………………………………
56
6.2 Belonen………………………………………………………………………………………………
…57
6.3 Grenzen stellen………………………………………………………………………………………
58
Hoofdstuk 1 – Begripsomschrijving
Afgrenzingsprocesse De regels die in het gezin gelden met betrekking tot wie wel of niet aan
n binnen het gezin een bepaalde interactie mag deelnemen en op welk wijze.
Alliantie Hiermee geven we aan welke gezinsleden een interesse delen, en wie
erbuiten valt.
Circulair Ouders en kinderen werken op elkaar in: de ouders beïnvloeden de
ontwikkeling en het gedrag van het kind, de ontwikkeling en het gedrag
van het kind beïnvloeden het opvoedingsklimaat en de wijze van
situatiehantering.
Coalitie Een gezinsconstellatie waarbij door een aantal gezinsleden gezamenlijk
actiegevoerd wordt tegen een derde partij.
Complementair Opvoeder en kind dragen bij aan de opvoeding en veronderstellen elkaar
daarin.
Detouring Een coalitie van beide ouders ten aanzien van het kind.
Draaglast en De draagkracht van ouders, de mate waarin zij de opvoeding aankunnen
draagkracht en de manier waarop ze de opvoeding beleven, zorgen ervoor dat het
proces van de opvoeding positief verloopt. De mate waarin zij een ‘last te
dragen hebben’, maakt dat proces meer of minder zwaar. Het evenwicht
tussen draagkracht en draaglast bepaalt of ouders de opvoeding
‘aankunnen’.
Gezinscultuur Is het kader van opvattingen, expressieve symbolen en waarden op basis
waarvan de gezinsleden hun situatie, zichzelf en hun onderlinge
betrekkingen definiëren, hun gevoelens uitdrukken en hun meningen
geven.
Gezinsdynamiek Het gezin is geen statisch systeem. Zowel de organisatie als de cultuur zijn
aan veranderingen onderhevig.
Gezinsorganisatie Hieronder verstaan we de interactieprocessen in het gezin en de
gezinsstructuur.
Impliciete opvoeding De dagelijkse omgang tussen ouders en kinderen, de intuïtieve en
, Pagina |3
vanzelfsprekende manier waarop ouders en kinderen samenleven en op
elkaar reageren. Impliciete opvoeding wordt ook wel niet-bedoelde of
onbewuste opvoeding genoemd.
Interdependente Concept om de invloeden binnen de ouder-kindrelatie aan te duiden:
asymmetrie hoewel ouders een grotere invloed hebben binnen de relatie dan
kinderen en oudere kinderen meer invloed hebben dan jongere kinderen,
kunnen (zelfs heel jonge) kinderen toch een zeer grote invloed uitoefenen
op hun ouders.
Kluwengezin Binnen dit gezin zijn de grenzen te vaag. Het verhoogde gevoel van
samenhorigheid gaat ten koste van de autonomie van de individuele
gezinsleden.
Los-zand-gezin De grenzen binnen het gezin zijn te star: de leden hebben een overdreven
gevoel van zelfstandigheid en een gebrek aan samenhorigheid.
Opvoedingscontext De opvoedingscontext bevat de sociale en materiële omstandigheden
waarin de opvoeding gestalte krijgt.
Opvoedingsmodel De manier waarop de verschillende opvoedingsvariabelen zich tot elkaar
verhouden en elkaar beïnvloeden wordt weergegeven in een
opvoedingsmodel.
Parentificatie Het kind moet de ouderrol voor een of beide ouders vervullen. Daarbij
moet het zijn eigen gevoelens en verlangens opzijzetten. De eisen van de
ouders komen in botsing met de behoeften van het kind, dat overbelast
wordt.
Pedagogisch besef Term van Baartman. Hieronder wordt verstaan hoe ouders betekenis
geven aan het gedrag van hun kind en hoe ze hun eigen handelen
daarnaar richten en vormgeven.
Protectieve factoren Factoren die de opvoeding goed laten verlopen, kunnen hun oorsprong
vinden in het kind zelf, in de ouder(s) of in de omgeving.
Risicofactoren Opvoedingsfactoren die de kans op het ontstaan van stoornissen zoals
gedragsproblemen en ontwikkelingsproblemen vergroten, worden
bedreigende factoren of risicofactoren genoemd. Risicofactoren kunnen
hun oorsprong vinden in het kind zelf, in de ouder(s) en/of in de
omgeving. Ze maken het leven moeilijk en vragen extra energie om de
opvoeding toch op het goede spoor te houden.
Siblinggroep De (half/stief) broers en -zussen binnen een gezin.
1.1 Wat verstaan we onder ‘opvoeden’?
“Opvoeden is een complex fenomeen dat verweven is met vele andere aspecten van het dagelijks leven.
De kern van het opvoeden bestaat uit de veelvuldige interacties tussen een kind en een opvoeder. Als
opvoeder beschouwen we iedereen die gedurende langere tijd dag in dag uit met een kind samenleeft en
zich verantwoordelijk weet/voelt voor de ontwikkeling en de toekomst van het kind.” (Hellinckx et al., 2002)
Hellinckx:
- Opvoeden = een complex fenomeen
- Kern van opvoeden = samenleven (tussen kinderen en volwassenen)
Opvoeding als een complementair en circulair proces
, Pagina |4
- Complementair: dat de opvoeder én het kind bijdragen aan het proces en elkaar daarin veronderstellen.
Je kan niks over opvoeding zeggen door naar één persoon te kijken, het complementaire is: je hebt geen
opvoeding zonder kind én ouder.
- Circulair: geeft aan dat ze in die bijdrage door de andere beïnvloed worden. Het opvoedingsproces
bestaat altijd uit een kind dat zich gedraagt en een handelend opvoeder. Continue wisselwerking tussen
ouders en kinderen, ouders hebben invloed op kinderen maar kinderen beïnvloeden ouders ook – het
ene kind is het andere niet.
Het gaat bij opvoeding niet over wiens schuld iets is! Geen schuldvraag er is heel snel een oordeel maar
je kan gezinnen niet helpen met een oordelende blik.
Wie is een opvoeder?:
- Gedurende langere tijd
- Dagelijks
- Met een kind samenleeft
- Zich verantwoordelijk voelt voor toekomst van het kind toekomstgerichtheid: het gaat niet louter om
het nu-moment maar de omgang met het kind wordt gerelateerd aan wat het kind later zal worden. Er is
een zorg om de toekomst van het kind.
Bijvoorbeeld: ouders, pleegouders en adoptieouders, maar ook onthaalmoeders, leerkrachten,
kinderverzorgsters in het kinderdagverblijf
Functionele (impliciete) vs. intentionele (expliciete) opvoeding (Schoorl, in Blokland, 2005)
- Functioneel/impliciet (80%): dagelijkse omgang tussen ouders en kinderen, de intuïtieve en
vanzelfsprekende manier waarop ouders en kinderen samenleven en op elkaar reageren. Onbewust
grote invloed op hun kinderen. Ze zijn een model voor hun kind.
Bijvoorbeeld: Als de ouders bijvoorbeeld agressief reageren wanneer het hen niet meezit, moeten ze niet
verwonderd zijn als hun kind ook agressief reageert wanneer iets niet direct lukt. Onbewuste of niet-
bedoelde beïnvloeding
- Intentioneel/expliciet (20%): meer nadrukkelijke vorm van sturen. Handelen ouders is er bewust op
gericht om het gedrag of de ontwikkeling van het kind in een bepaalde richting te sturen.
Bijvoorbeeld: uitleggen aan kind dat agressief reageren niet de juiste reactie is wanneer iets niet meteen
lukt.
Alhoewel intentionele opvoeding, omdat ze zo doelgericht is, grote bijdrage levert aan ontwikkeling en
zelfontplooiing van het kind, de invloed van de impliciete omgang niet onderschatten.
1.2 Opvoeding als wetenschap
Opvoeding = systeem:
Samenhangend geheel van verschillende factoren (familie, klas, leefgroep in residentiële instelling). Actoren
werken voortdurend op elkaar in, verandering in één factor zal onvermijdelijk gevolgen hebben op de andere
factoren (ontslag van vader een invloed heeft op de relatie met moeder, op de financiële mogelijkheden van
het gezin en dus op de materiële opvoedingscontext, ...)
Opvoedingssysteem = cluster van opvoedingsfactoren een opvoedingsvariabele