Kennismaking met het
burgerlijk procesrecht
1
,Inhoud
Deel 4: Kennismaking met het burgerlijk
procesrecht
Hoofdstuk 1: Inleiding
De zaak Leen Puttemans
Fietsongeval van Leen Puttemans.
Er was een verhoogd riooldeksel gevolgd door verzakking in
het wegdek bracht Puttemans uit evenwicht.
Schade Leen Puttemans:
o Beenbreuk – hospitalisatie € 500
o Kledijschade € 190
o Herstelkost fiets € 550
o Morele schade: 42 dagen x € 20 € 840
o Totaal € 2 280
Schade mutualiteit:
o Medische kosten – hospitalisatie € 1 350
Wat nu?
Zaak werd door het parket zonder gevolg geklasseerd (= geseponeerd1)
Schadelijder Leen Puttemans wordt dus niet spontaan vergoed
Hoe kan zij de door haar geleden schade verhalen?
Er is een verbod van eigenrichting (= je mag jezelf geen recht verschaffen)
Is iemand aansprakelijk voor het ongeval (en de daaruit voortvloeiende schade) en
hoe kan die “persoon” worden gedwongen Leen Puttemans schadeloos te stellen?
We hebben te maken met een rechtsgeschil – je kan een procedure starten bij de
rechtbank – rechtbank gaat een uitspraak moeten vellen (een vonnis) –
rechtsbescherming of rechtshandhaving
Dus
1
Het parket gaat zelf niet verder met de zaak. De procureur des Konings beslist om iemand niet te vervolgen.
2
, Wanneer je subjectief recht miskent wordt, moet je de mogelijkheid hebben om dat
geschil te brengen voor een rechter (proces) en dat leidt tot een rechtspraak en
eventueel tot rechtsbescherming of rechtshandhaving.
Het verlenen van subjectieve rechten staat er niet garant voor dat deze ook door
andere rechtssubjecten zullen worden gerespecteerd.
Bij inbreuk op een subjectief recht komt de beteugeling daarvan niet toe aan de
persoon die er titularis van is (verbod van eigenrichting), behoudens aanwezigheid
van een rechtvaardigingsgrond.
Het uitoefenen van geweld als dwangmiddel is exclusief voor de overheid
voorbehouden.
Oplossing? Beroep doen op de openbare macht om zijn rechten kracht te laten
bijzetten.
OPTIE 1: OVERHEIDSRECHTER
In een rechtsstaat moet de overheid ervoor instaan dat wie rechtsbescherming zoekt,
daadwerkelijk toegang heeft tot een rechter.
De rechter beslecht in zijn uitspraak, a.d.h.v. rechtsregels, op bindende wijze
rechtsgeschillen tussen partijen.
Rechtsgeschillen = geschillen die rijzen ingevolge de omstreden toepassing van het
recht
Procespartijen = rechtssubjecten tussen wie een geding hangende is
Rechtspraak = wijst naar de rechtsprekende activiteit (de rechtsprekende handeling
die de rechter stelt) + wijst naar de uitspraken die de rechter velt
Recht spreken behoort toe aan de rechterlijke macht
1. Organieke betekenis rechterlijke macht
= de “gewone” hoven en rechtbanken (ook wel judiciële of justitiële rechters
genoemd) (art. 40, eerste lid Gw)
3 staatsmachten die uitgaan van de Natie (art. 33 Gw): scheiding der machten
Rechterlijke macht
Uitvoerende macht
Wetgevende macht
3
, Scheiding is niet zo extreem, want er is interactie:
Vonnissen en arresten worden in naam van de koning (uitvoerende macht) ten
uitvoer gebracht (artikel 40, tweede lid Gw)
De koning benoemt de rechters en sommige magistraten (artikel 151, § 4 - 5 Gw)
Wetgevende macht beschikt over recht van onderzoek (art. 56 Gw)
Bron: Hoofdstuk VI van titel III van de Grondwet (aantal basisregels).
2. Functionele betekenis rechterlijke macht
= de essentie van de opdracht van de rechter (het beslechten van geschillen, het
“recht spreken”).
“Recht spreken” is niet exclusief voorbehouden aan de “gewone” hoven en
rechtbanken (art. 142 e.v. Gw).
De rechtsprekende functie of jurisdictionele functie wordt uitgeoefend door:
Het Grondwettelijk Hof
De gewone hoven en rechtbanken
De administratieve rechtbanken
Grondwettelijk Hof
Vroeger: Arbitragehof
Wanneer: 1984
De bevoegdheid staat in artikel 142 Gw.
Initiële bevoegdheid = de grenzen afbakenen van de wetgevende bevoegdheid
Huidige bevoegdheid = het kan wetskrachtige akten van de wetgevende
vergaderingen (zoals wetten, decreten en ordonnanties) toetsen aan een aantal
belangrijke bepalingen uit de grondwet.
4
, Artikel 10 Gw Gelijkheidsbeginsel
Artikel 11 Gw Non-discriminatiebeginsel
Artikel 24 Gw Vrijheid van onderwijs
Manieren tot toetsing:
1) Beroep tot vernietiging
o Een zaak kan bij dit Hof aanhangig worden gemaakt door een beroep tot
vernietiging.
o Ingesteld door elke overheid of elke persoon wiens belang in het geding komt.
o Schorsing in afwachting van de uitspraak (geheel of gedeeltelijk)
2) Prejudiciële vraag
o Een zaak kan ook bij dit Hof prejudicieel aanhangig worden gemaakt.
o Ingesteld door ieder rechtscollege.
o Techniek van de prejudiciële vraagstelling = rechter die bij de beslechting van
een geschil stuit op de vraag of de rechtsnorm al dan niet grondwetsconform
is. Hij is verplicht deze vraag voor te leggen aan het GH.
o In afwachting zaak opschorten
o Het antwoord van het Hof is niet enkel relevant voor de betrokken zaak,
oplossing van het geschil moeten worden opgevolgd door andere
rechtscolleges.
o Arrest van het hof is bindend ten aanzien van alle gelijksoortige zaken
Administratieve rechtscolleges
= al de rechtscolleges die organiek behoren tot de uitvoerende macht.
Bron: art. 145 – 146 Gw instellen van buitengerechtelijke rechtscolleges
Taak: elk van hen kreeg een in de wet omschreven bevoegdheid toegewezen voor
het beslechten van specifieke geschillen, die betrekking hebben op
bestuurshandelingen, gesteld door bepaalde administratieve overheden.
Ze worden ingericht bij wet, met toegewezen bevoegdheden
Recente voorbeelden:
Raad voor vreemdelingenbetwistingen (individuele beslissingen in het vreemdelingenrecht)
Raad voor verkiezingsbetwistingen (bevoegd voor geschillen inzake lokale verkiezingen)
Raad voor betwisting inzake studievoortgangsbeslissingen
Oude voorbeelden:
Tuchtrechtscolleges
Tuchtrecht = het stelt de gedragsregels vast die binnen een bepaalde groep van
beroepsgenoten moeten worden gerespecteerd, met het oog op de goede werking
van die groep.
5
, Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State
Het is het hoogste administratieve rechtscollege (art. 160 Gw) algemene en
onbepaalde bevoegdheid tot nietigverklaring van bestuurshandelingen of om ze te
schorsen.
Bestuurshandelingen = door administratieve overheden gestelde handelingen die het
bijzonder kenmerk vertonen dat ze eenzijdig verbindend en onmiddellijk uitvoerbaar
zijn.
Internationalisering, globalisering en europeanisering
Gevolgen:
Meertaligheid van het Belgisch rechtssysteem
Invloed van internationale rechtscolleges op het Belgisch recht
Doorwerking van supranationale rechtscolleges in ons recht:
EHRM, HvJ, Benelux-Gerechtshof
OPTIE 2: ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN2
Geschillen kunnen ook buiten de (overheids)rechter3 worden geregeld
Vaak voorkeur boven een beslechting
Overheidsrechtspraak zou een ultimum remedium moeten zijn slechts wanneer een
minnelijk oplossingstraject geen oplossing biedt
De taakomschrijving van advocaten en gerechtsdeurwaarders groeiden (art. 444 en
519)
o Rechtszoekende informeren over de mogelijkheid tot bemiddeling,
verzoening of een andere vorm van minnelijke oplossing.
Ook rechters moeten een minnelijke oplossing bevorderen (art. 730/1)
o Er zijn o.a. kamers voor minnelijke schikking in familiezaken
Kenmerken van een minnelijke schikking
Optreden van een rechter
Helpt de partijen bij het zoeken naar een aanvaardbare oplossing van hun geschil
De rechter heeft niet de macht om de “oplossing” op te leggen
Als de minnelijke schikking succesvol is, verzoenen de partijen zich
Soms facultatief (art. 731)
Soms verplicht (art. 734)
Buitengerechtelijke trajecten (ADR – alternative dispute resolution en MARC – modes
alternatifs de résolution) kunnen aantrekkelijk zijn
2
Bij alternatieve methodes is het de bedoeling dat de partijen actief meewerken aan een oplossing.
3
Wat rechters doen is geschillenbeslechting. De alternatieve methodes zijn een geschillenoplossing (er wordt
geen beslissing opgelegd. Oplossing komt tot stand door de partijen).
6
, Bemiddeling
Arbitrage
Dading
Partijbeslissing
Bindende derde beslissing
Kwijtschelding
Minnelijke schikking
Deel VII Ger. W.: bemiddeling – art. 1723/1 – 1737
Het komt op gelijke voet met de geschillenbeslechting door de (overheids)rechter
o Een bemiddelaar legt geen oplossing op, zodat hij het geschil niet beslecht (><
overheidsrechter)
Een onpartijdige derde gaat de communicatie terug tot stand brengen.
Doel: partijen zo zelf een door hen als “juist” ervaren oplossing voor hun geschil te
laten vinden.
Onderscheid tussen buitengerechtelijke en gerechtelijke bemiddeling
Buitengerechtelijke bemiddeling Gerechtelijke bemiddeling
Art. 1730 – 1733 Ger. W. Art. 1734 – 1737
Partijen kiezen uit eigen initiatief en De rechter, die op gezamenlijk
buiten de rechter voor dit traject. verzoek van procespartijen of op
eigen initiatief maar met hun
instemming, de partijen naar een
bemiddelaar verwijst.
Als de rechter van mening is dat
verzoening mogelijk is, kan hij het
bevelen vanaf één van de partijen
zijn mening deelt.
Deel VIII Ger. W.: collaboratieve onderhandelingen – art. 1738 – 1747
Geschillen die vatbaar zijn voor bemiddeling kunnen voorwerp uitmaken van de
collaboratieve onderhandelingsprocedure
Vrijwillige en vertrouwelijke procedure
Onderhandeling tussen conflicterende partijen, waarbij hun advocaten betrokken zijn
o Advocaten hebben een exclusief en beperkt mandaat van adviesverlening
o Proberen een onderhandeld akkoord tussen partijen te bereiken
Einde
o Een partij trekt zich terug
o De collaboratieve onderhandeling eindigt, met of zonder akkoord
o De advocaten moeten zich terugtrekken en mogen zij niet meer tussenkomen
in dezelfde zaak met dezelfde partijen (het geldt voor iedere advocaat van dat
advocatenbureau)
7
,Deel VI Ger.W.: arbitrage – art. 1676 – 1722
Net zoals een rechter, zal een arbiter, een zaak die voor hem gebracht wordt,
beslechten. Nadat de partijen werden gehoord, wordt er een uitspraak geveld.
o Verschil: een overheidsrechter wordt betaalt door de overheid. De procedure
staat beschreven in het Gerechtelijk Wetboek.
>< arbiters zijn private rechters die betaald worden door de partijen.
Arbitrage = alternatieve methode waar je naar de privaatrechter (betaald door de
partijen zelf) gaat (dus niet overheidsrechter).
o Het betekent niet dat partijen hun zeg gaan hebben in hun geschil
o De privaatrechters lossen het conflict op
Arbitrageovereenkomst
De arbitrale uitspraak is bindend voor partijen
Indien ze niet worden nageleefd, kan men bij de overheidsrechter een
uitvoerbaarverklaring bekomen om zo tot gedwongen tenuitvoerlegging te komen.
Arbitrale procedureregels kunnen door de partijen zelf worden vastgelegd (= ad hoc
arbitrage) of kunnen de regels gebruiken die door een arbitrage-instituut werden
uitgewerkt (= institutionele arbitrage).
2013: hervorming arbitragewetgeving
o België op de kaart zetten als aantrekkelijk arbitrageforum
Kwijtschelding – art. 1282 – 1288 BW
De schuldeisers scheldt alle schulden van de schuldenaar kwijt.
Dading – art. 2044 – 2058 BW
Een contract waarbij partijen een betwisting beëindigen of voorkomen door
wederzijdse toegevingen.
Een oplossing waarbij de partijen over en weer water in de wijn doen.
Partijbeslissing
Een vaststellingsovereenkomst waarbij slechts 1 van de partijen de onderlinge
rechtsverhouding (bv: de bepaling van de prijs) tussen de partijen regelt.
Bv: bepalen van de prijs, één van hen krijgt de macht dat te doen.
Bindende derdenbeslissing – art. 1134 BW (pacta sunt servanda)
= een buitenwettelijke zelfstandige rechtsfiguur die het mogelijk maakt dat één of
meerdere derde, beslissingen nemen die de partijen binden.
Partijen komen overeen om aan een derden een bepaalde opdracht te geven.
Procesrecht / gerechtelijk recht / geschillenrecht
8
, Het is het formeel recht 4, gericht op de handhaving, het afdwingen of beschermen
van subjectieve rechten
o Helpt de naleving van materieel recht5 te verzekeren
o Kern van het handhavingsrecht
o Het heeft geen zin rechtsregels te creëren als ze niet afdwingbaar zijn
Het is onderverdeeld in burgerlijk procesrecht, strafprocesrecht, publiek procesrecht
Het regelt:
o De gerechtelijke organisatie
o Bevoegdheid van de rechterlijke instanties
o Verloop van de procedure
o Regels m.b.t. de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken
Burgerlijk procesrecht
= het geschillenrecht m.b.t. het privaatrecht
Artikel 2 Ger. W.
Alle regels van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op alle rechtsplegingen
Het Gerechtelijk Wetboek maakt het “gemeen” procesrecht uit
Extensieve interpretatie van de in diezelfde bepaling voorziene uitzonderingen maakt
dat het uitgangspunt van dit artikel moet gerelativeerd worden
o Uitzondering: de regels van het Ger. W vinden geen toepassing wanneer:
De bijzonder rechtspleging geregeld wordt door niet uitdrukkelijk
opgeheven wetbepaling
Rechtsbeginselen waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de
toepassing van de bepaling van het Ger. W.
Interpretatie is vatbaar voor kritiek
o Ongelijke behandeling van procespartijen botst met het grondwettelijk
gelijkheidsbeginsel
Strafprocesrecht
Het schrijft voor hoe misdrijven worden opgespoord, onderzocht, vervolgd en
bestraft.
Publiek procesrecht
Het procesrecht aan de hand waarvan geschillen worden beslecht die rijzen tussen de
overheid en de burger of tussen overheden onderling, en dit naar aanleiding van
bestuurshandelingen of wetgevende handelingen.
Het procesrecht dat toepassing vindt voor het GwH, administratieve rechtscolleges
en tuchtrechtscolleges.
4
Het recht gericht op het handhaven, het beschermen van die subjectieve rechten.
5
Het recht dat ons leert welke rechten en verplichtingen de fysieke personen en rechtspersonen hebben.
9
, Hoofdstuk 2: Bronnen van het burgerlijk procesrecht
1. Grondwet
De Grondwet erkent in artikel 40 de rechterlijke macht, dit zijn de hoven en rechtbanken, als
de “derdemacht”.
Het bevat ook basisregels over de bevoegdheid van hoven en rechtbanken om kennis te
nemen van geschillen over burgerlijke en politieke rechten (art. 144 – 145 Gw), de
rechterlijke organisatie (art. 147, 156, 157 Gw) en de Hoge Raad voor de Justitie (art. 151 § 2
– 6 Gw).
Grondwettelijke principes:
Art. 148 Gw: de openbaarheid van de terechtzittingen
Art. 149 Gw: motiveringsverplichting
Art. 151 § 1 Gw: onafhankelijkheid van de rechter en het openbaar ministerie (in de
individuele opsporing en vervolging)
De erkenning van de “rechterlijke macht” als derde macht in het staatsbestel;
De aan de hoven en rechtbanken toegekende rechtsmacht om kennis te nemen van
geschillen over burgerlijke en politieke rechten;
De gerechtelijke organisatie;
De openbaarheid van terechtzittingen en openbare bekendmaking van gerechtelijke
uitspraken;
De motiveringsverplichting;
De (functionele) onafhankelijkheid van de rechter in de uitoefening van zijn rechterlijke
bevoegdheden;
De (functionele) onafhankelijkheid van leden van het openbaar ministerie in de individuele
opsporing en vervolging (minister van Justitie kan vervolging bevelen en strafrechtelijk beleid
bepalen);
De benoeming voor het leven van rechters (>< de Koning benoemt en ontslaat de
ambtenaren van het openbaar ministerie);
De vaststelling van de wedde van de rechter bij wet;
De Hoge Raad voor de Justitie.
2. Gerechtelijk Wetboek
Datum: 10 oktober 1967
10