Internationale marketing
Deel 1: Internationaliseringsproces
1. Hoofstuk 1: De internationale omgeving
Doel: impact van de internationale omgeving detecteren
o Economische omgeving
o Demografie
o Politiek
o Concurrentieel
o Cultuur
o Technologie
o Ecologie
1.1. De economische omgeving
1.1.1. Economisch ontwikkelingsniveau
Opdelingsmanier 1
Bestaanseconomie
o = ondernemingen die in hun eigen grondstoffen voorzien
o Agrarische sector
o Beperkte handelsmogelijkheden
o Bv. jagers, verzamelaars – Afrika, Azië, Sahara
Grondstof exporterende economie
o = inkomen komt voornamelijk uit export van grondstoffen, dat wordt aangewend
voor aanschaf van uitrustingsgoederen/transport m.b.t deze grondstofuitwinning
o 1 of aantal grondstoffen, voor de rest arm
Export landbouwproducten, mijnbouw, brandstoffen > inkomen > uitrusting
& transportwinning
Lage niveaus technologie, lage niveaus van arbeidsproductiviteit & lage
productiviteitsgroei
o Bv. koffie (Rwanda), gas, olie (Nigeria, Irak, Angola)
Industrialiserende economie = emerging economie
o Productie is al 10 à 20% v/d economie
o Groeiende behoefte uitrustingsgoederen
o Actieve beroepsbevolking > consumptie > import
Industriële economie
o Zeer hoog niveau van import en export
o Grote groep actieven
o Gemiddeld tot hoog welvaartsniveau
1
,Opdelingsmanier 2
Gebeurt op basis van
o Infrastructuur
o BBP/capita
o Productie
Less developped countries (LDC’s) = onderontwikkelde & ontwikkelingslanden
o Laag bbp per capita (< $ 3000)
o Geen tot zeer beperkte productieactiviteit
o Gebrekkige infrastructuur
o Bv. Ghana, Ethiopië, Sri Lanka, Zambia
Newly industrialised countries (NIC’s) = Landen in ontwikkeling
o Duidelijke exportmogelijkheden
o Infrastructuur verbeteren
o Bv. China, India, Philippines, Thailand, Malaysia, S-Africa, Brazil, Mexico
Advanced industrialised countries
o Aanzienlijk BBP/capita
o Uitgebreide productie
o Zeer sterk uitgebouwd dienstapparaat
BBP & BNP
BBP: bruto binnenlands product
o = de marktwaarde van alle goederen en diensten die er (in dat land) op één jaar tijd
worden geproduceerd. Het is een veel gebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie
van een land of regio
BNP: bruto nationaal product
o = het totale inkomen van de mensen die in een land wonen, ongeacht of ze in dat
land of het buitenland werken
o BNP per capita = veelgebruikte maatstap voor de grootte van een economie
GNP o.b.v. eigendom
Richest countries in the world
Luxemburg
Singapore
Ierland
Qatar
Zwitserland
Noorwegen
2
,Human Development Index (HDI)
The United Nations Development Programme
Opkomende landen van economische groei
o BRIC = Brazilië, Rusland, Indië & China
Potentieel: groei, bevolking, politieke omstandigheden
BRICS = + Zuid-Afrika
BRICM = + Mexico
o Next 11
Bangladesh, Egypte, Indonesië, Iran, Mexico, Nigeria, Pakistan, Philippines,
Turkey, South Korea, Vietnam
Mint = Mexico, Indonesië, Nigeria, Turkije
o Elke : grote, brede jonge populatie
o Potentieel:
Grote bevolking jongeren > consumptie
Geostrategische positie
o Civets = Colombia, Indonesië, Vietnam, Egypte, Turkije, South Africa
Grote jongerenbevolking
Politiek stabile, hogere opleiding, geavanceerde financiële systemen, groei
Weinig schulden
Weinig afhankelijk van export
o G7/G8 (korte zijn het belangrijkste)
Vooraanstaande industriële staten (BNP)
Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, Verenigd koninkrijk & VSA,
(- Rusland) (+EU)
Intergouvernementeel forum van rijke industrielanden
o Bespreking: economische, financiële en politieke onderwerpen
Nu: + sociale zaken, milieu of ontwikkeling
o G20
Beslaan 80% van het wereldwijde BNP
75% van wereldhandel
60% van wereldbevolking
Doel; bijdragen aan wereldwijde economische groei en ontwikkeling
1.1.2. Inkomsten
Opsplitsing Have & Hava Not’s classificatie wereldbank GNI/capita
o Laag inkomen (low income) cfr boek
o Lager gemiddeld inkomen (lower middle income) olie in en uitvoerders
o Hoger gemiddeld inkomen (upper middle income)
o Geïndustrialiseerde landen (high income)
Nadeel inkomen/Capita
Is een gemiddelde (↔ oneven spreiding)
Andere factoren beïnvloeden productverkoop
Verschillen in bestedingspatroon moeilijk te vergelijken (zelfvoorzienend vs. aankoop)
Koopkracht door wisselkoers US (geen goede weergave lokale koopkracht)
GNI per capita = gross national income ( ↔ GOS)
Onderverdeling van de wereld op 4 niveaus – Hans Rosling
3
, - Level 1 – 4: duidelijk beeld naar situatie en mogelijkheden per level
Gini-index
= de maatstaf van de ongelijkheid binnen 1 land
Economie: gebruik om ongelijkheid in inkomen of vermogen aan te geven
Percentage tussen 0 en 100 (of 0 & 1)
o 0% = volkomen gelijkheid iedereen zelfde inkomen
o 100% = volkomen ongelijkheid 1 persoon al het inkomen, de rest geen inkomen
o Hoogste index: Zuid-Afrika: 63% (BE: 27.20)
1.1.3. Bestedingen van consumenten
Evoluties binnen verschillende subcategorieën kunnen vaak gekoppeld worden aan het
economisch ontwikkelingsniveau
Huishouduitgaven
25%: behuizing, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen
14%: voeding en niet-alcoholische dranken
12%: transport en diversen
Huishoudelijke uitgaven
Grootste afname: Malta
Kleinste afname: Slovakije en Denemarken
1.1.4. Afnemersgedrag
Verschil in aanschaf/consumptie van bepaalde producten/diensten in verschillende landen
o Invloed van economische en sociaal-culturele omgeving van zowel industriële
afnemer als eindconsument
1.1.5. Infrastructuur
Beïnvloedt
Het ontwikkelingsniveau: hoe beter ontwikkeld, hoe beter de aanwezige infrastructuur
(energieproductie/capita: beste indicatie)
De markt- & communicatiemogelijkheden (gebruik internet)
Ondersteuning noodzakelijke diensten marketing
o Financiële diensten
o Reclame- & markt onderzoekbureaus
o Beschikbare distributie
Infrastructuur
Wegen, spoorlijnen, luchthavens, energievoorziening
Lage energieconsumptie
o Veronderstelling voorziening maar gedeeltelijk beschikbaar
o Frequente onderbrekingen
o Correlatie met industrialisatieniveau potentieel van de markt
Infrastructuur - Energie en transport
Voorbeelden verbod voor Rusland
Vervoer
o Sluiting EU-luchtruim voor Russische vliegtuigen
4