Hoofdstuk 1: Inleiding hardware en software
Doel:
- Het bewust worden van de limieten, maar ook de mogelijkheden die er zijn bij
computerwetenschap
- De verschillende onderdelen van een IT solution leren kennen
- Actief deelnemen aan het geautomatiseerde proces
Belang van ICT in de gezondheidszorg neemt steeds toe
-Hogere verwachtingen van de patiënt. Er is een beweging richting het consumentarisme: dit
betekent dat je zorg aanbiedt als een product of dienst. De zorgvrager kiest de aanbieder op
basis van prijs en kwaliteit.
- Explosie van medische technologie (specialisaties in veel richting)
- Het tekort aan bepaald personeel/ skills
- Kostenbeheersing: minder bedden maar meer dagkliniek (baby Pia)
- “Hospital centric model” moet worden afgebouwd naar “Managing continuum of care”
Deze beweging is reeds 20 jaar geleden gestart, en gaat nog steeds verder!
Belgische ziekenhuizen geven gemiddeld 3% van hun inkomsten uit aan IT.
Waarvoor gebruiken we IT voornamelijk in de medische sector?
➔ Het maakt communicatie mogelijk!
- Als er meerdere problemen zijn zal je ook door
verschillende dokters geholpen worden. Daarom wordt een
‘gedeeld dossier’ dus heel belangrijk. Zo weet elke dokter
wat er al gegeven is van medicatie etc en weten ze welke
geneesmiddelen er wel/ niet gegeven kunnen worden opdat niks elkaar begint tegen te werken
of te versterken.
- Bijvoorbeeld: een radioloog kijkt naar een beeld, maar hij doet da nu ook in context van het
dossier. Zo kan hij bijvoorbeeld iets zien met behulp van de vaststellingen van andere dokters.
1) Naarmate je meer naar boven gaat in het schema, wordt de computer minder belangrijk/
minder ondersteunend. De mens is bv beter in associatief denken dan de computer.
2) De basisingrediënten van computerwetenschap: elke IT solution is een gelaagde solution.
Componenten van verschillende levels interageren met elkaar. De actieve gebruiker kan
bijdragen aan de keuze van de juiste component.
1
,Hardware
Basis architectuur van de computer
Bijna alle (klassieke) computers die men tegenwoordig gebruikt zijn gebaseerd op de architectuur van
Von Neumann. Hij splitste de architectuur op in 3 grote conceptuele delen:
1) Het grote voordeel van deze aanpak is dat alle complexe bewerkingen worden in de CPU
(central processing unit) geconcentreerd. Om complexe bewerkingen uit te voeren is veel
hardware nodig (transistorschakelingen). Dit neemt (relatief) veel ruimte in beslag en is duur
(maar ook slimmer)! In de CPU zijn er verschillende “registers” waarin een aantal bits kunnen
worden verwerkt. Registers kunnen worden opgeteld, afgetrokken, vermenigvuldigd, gedeeld
en vergeleken.
2) Het geheugen (memory) daarentegen is “dom”, want het bestaat uit elektronische cellen die 1
en 0 kunnen bijhouden en daarmee kan je slechts 2 bewerkingen doen: gegevens ophalen en
opslaan. Om een geheugencel te maken zijn minder transistors nodig dan om een CPU-register
te maken. Een geheugencel is dus ook kleiner dan een register.
Het gevolg van deze architectuur is dat, om bijvoorbeeld 2 getallen op te tellen uit het geheugen, er 4
operaties nodig zijn:
1. Het eerste getal (operand) uit het geheugen halen en naar register X brengen
2. Het tweede getal (operand) uit het geheugen halen en naar register Y brengen
3. Voeg register X toe aan register Y
4. Sla het resultaat terug op in het geheugen
In theorie zou het sneller werken als alle geheugencellen zelf bewerkingen zouden kunnen uitvoeren,
maar dan zou het geheugen veel groter worden en niet meer in een desktop computer passen (laat
staan in een smartphone). Het zou ook heel duur zijn om te maken, want elke geheugencel moet dan
van alle bewerkingen worden uitgerust, terwijl dat
maar zelden gebruikt wordt.
Een register verwerkt meestal meer dan 1 byte (dat
wil zeggen 8 bits) tegelijk. Stel, dat zijn 4 bytes, dan
noemen we dat een 32 bits computer (4 * 8 bits).
De overgang van 32 naar 64-bits computers is in
volle gang. Er bestaan ook 138 bits processoren,
maar die worden vooral gebruikt in de grafische
wereld en voor specifieke taken.
2
,Analogie
Het geheugen is het magazijn en de CPU is de werkplaats. Als er iets gemaakt moet worden, worden de
onderdelen uit het magazijn gehaald en naar de werkplaats gebracht waar draaibanken staan, en
materiaal om iets met de onderdelen te maken.
In theorie is het mogelijk om het materiaal in het rek in het magazijn te verwerken, maar dan zou al het
gereedschap naast elk onderdeel klaar moeten liggen en dan neemt dat natuurlijk ook veel ruimte in
beslag omdat er veel meer ruimte nodig is dan om alleen het onderdeel op te slaan. Al het gereedschap
moet vele malen worden voorzien en wordt dus zelden gebruikt omdat elk onderdeel zijn eigen
gereedschap heeft.
Multiple cores per processor
Tegenwoordig zit er een socket in een computer. Dat is een chip met spinnenpootjes aan, waarin een
processor zit die bestaat uit een aantal cores (= multi-core processoren). Er worden meerdere CPU’s
ondergebracht in 1 chip. Zo’n core is een onafhankelijke rekeneenheid. Tegenwoordig worden er
meerdere sockets/ meerdere processoren in 1 toestel geplaatst.
Men wilt de processor steeds sneller en sneller laten werken, maar daar zit een limiet op, dus begint
men te parallelliseren. Er wordt parallellisme geïntroduceerd binnen de core. De moderne kernen
hebben meerdere threads. Ze kunnen voor elke thread een apart programma draaien. Sommige kernen
hebben 16 threads en kunnen dus 16 taken gelijktijdig uitvoeren.
Bijvoorbeeld: Je bent aan het surfen op het internet en op een bepaald moment wil je iets printen. 1
van de 2 processoren kan zich dan bezighouden met het aansturen van de printer en de andere
processor zorgt er voor dat je verder kan surfen. Vroeger moest je wachten om verder te surfen, want
dan was er maar 1 processor. Nu zijn er multiple cores die dit afsplitsen naar andere cores.
Game-computers hebben enorm veel CPU nodig, dus je hebt daarvoor een zwaardere computer nodig.
De videokaart in zo’n computer is nog een aparte processor. Die werkt samen met de hoofdprocessor.
Dit is een vorm van parallellisatie. Zo kan een Playstation heel goed bepaalde beelden genereren.
Memory Size
De kleinste geheugeneenheid is de bit: 0 of 1. Bits worden per 8 gegroepeerd en vormen dan een byte.
Vroeger was een byte groot genoeg om 1 letter voor te stellen, omdat computers alleen werkten met
het Latijnse alfabet, dat niet zo veel letters heeft. De ASCII-code (American Standard Code for
Information Interchange) is de populairste manier om een letter in bits weer te geven. 8 bits (1 byte)
geeft 256 mogelijkheden.
Maar tegenwoordig zijn 256 mogelijkheden onvoldoende om alle tekens uit alle soorten geschriften
weer te geven. Daardoor begint men over te schakelen op Unicode. Bij Unicode wordt een enkel teken
weergegeven mbv meerdere bytes. Unicode is nu al gedefinieerd voor meer dan 110.000 tekens.
Natuurlijk vergt het ook meer opslagruimte, omdat je meerdere bytes per karakter nodig hebt (maar dit
is eigenlijk verwaarloosbaar omdat een foto of video veel meer opslagruimte nodig hebben dan tekst).
UTF-8 is een tekencodering die elk teken in de Unicode-tekenset kan weergeven.
3
, Internal memory
Intern geheugen: RAM = Random Access Memory
- Bij een desktop: enkele gigabytes
- Server: tientallen tot honderden gigabytes
Elke byte kan afzonderlijk worden opgehaald/ gewijzigd met dezelfde snelheid => ‘random access’
Disk memory
De CPU praat met het RAM geheugen (antwoord in micro – nanoseconden).
Bij een disk is dit anders. Vandaag de dag zitten die vaak niet meer in een laptop. Er wordt een SSD
(Solute State Disk) gebruikt, wat een soort USB-stick is waarop je kan schrijven. Hier zitten geen
bewegende onderdelen in. Tegenwoordig wordt de meeste data bewaard op een cloud, en moet een
disk niet meer zo groot zijn. SSD’s zijn om die reden dus ook niet zo groot.
In een ziekenhuis wordt vandaag de dag wel nog gebruik gemaakt van een disk, omdat die heel veel
gegevens hebben en dat zou te duur zijn voor een SSD.
Een disk bestaat uit allemaal schijven op elkaar waarop je heel wat kan opslaan. Het valt te vergelijken
met een platenspeler, waarbij de verschillende schijven hun eigen naald hebben. De kop beweegt en
kan zo de disk lezen. Concentrische cirkels op de schijf vormen ‘tracks’, en delen van zo’n ‘track’ worden
‘sectors’ genoemd. Het oppervlak kan demagnetiseren (=0) of magnetiseren (=1). Het bevat heel veel
kleine magnetische veldjes, dus de kop moet heel dicht boven de schijven zweven.
Stel je laat je pc vallen en de kop zweeft heel dicht tegen de schijf, dan botst die kop ertegen en kan er
een scheur ontstaan → de disk kan zo crashen. Dit systeem heeft dus heel wat nadelen, maar blijft de
meest gebruikte storage vorm.
Wanneer je gegevens wil ophalen:
- De juiste schijf/ disk bepalen
- De kop moet naar de juiste track bewegen
- Wachten tot de juiste sector onder de kop doorkomt en dan moet dat worden afgelezen
Dit is niet random access, maar 10.000 keer trager dan het RAM-geheugen. Als het RAM-geheugen vol
zit, dan gaan stukken van het RAM-geheugen naar de disk overgeschreven worden en ook omgekeerd.
Bijvoorbeeld: als je op Word aan het werken bent, maar je moet ondertussen even Excel openen, dan
gaat Word naar de disk en Excel verplaatst van de disk naar het RAM-geheugen = swappen.
Moderne schijven: als er een schijf kapot gaat, kan die worden opgevangen door een spare part die op
voorhand al aanwezig is. Per 6 schijven is er een 7de of soms zelfs een 8ste schijf de wachten tot er
eentje kapot gaat, en dan wordt er naar deze overgeschakeld. Soms kan het ook zijn dat er automatisch
contact wordt opgenomen met de leverancier wanneer er een schijf kapot gaat. Dit is een stuk duurder,
maar voor medische gegevens wel van groot belang! Water en stof kunnen een disk kapotmaken.
4