SOCIALE PSYCHOLOGIE
Samenvatting Silke Dekeyser
,Hoofdstuk 1: Wat is sociale psychologie?
• Hoe reageren individuen in sociale situaties?
of
• Wat is de invloed van (de aanwezigheid en het gedrag van) anderen op
een individu?
Belangrijk gegeven: je wordt ALTIJD door anderen beïnvloed! (zelfs als
de andere er niet bij is)
Bv: wachtkamer tandarts – alleen – toch niet voeten op de salontafel
Watzlawick
Je kan niet niet communiceren
Dus: zowat alle gedrag is sociaal gedrag
Maar hier: meestal de expliciete interactie tussen individuen
We worden beïnvloed door anderen, of we willen of niet.
Want: we zijn kuddedieren en we hebben anderen nodig.
De overlevingskansen zijn op die manier groter. In een maatschappij heeft
iedereen een rol, rolverwachtingen, eigen vaardigheden, expertise,… De
bedoeling is om jouw expertise uit te wisselen met die van anderen.
Bovendien hebben we iemand nodig om mee te praten, te overleggen,
raad te vragen, troost krijgen, moed inspreken.
1.1 Studieobject en definitie
Het materiële object:
Hoe wordt het gedrag van mensen beïnvloed door (het gedrag van)
anderen?
Bewust: je bent bewust beïnvloed
Bv: leerkracht stel je een vraag, je bent bewust beïnvloed
1
,Onbewust: Je bent onbewust beïnvloed
Bv: studenten: ‘als de prof links staat gaan we lastig zijn: kuchen,
geeuwen, babbelen,… en als hij rechts staat gaan we stil en aandachtig
zijn.’ (= operant conditioneren) – na de les: heeft u iets
gemerkt? – ‘ja, in begin waren jullie heel rumoerig’ – hij had niet door dat
hij onbewust beïnvloed werd.
Impliciet: Niet rechtstreeks zeggen wat er van iemand verwacht wordt.
Bv: coronajaren = les online – als de leerkracht niet zei dat je je camera
moest aanzetten, ontstond er een impliciete norm, ze beïnvloeden elkaar
impliciet - ‘we zetten onze camera niet aan’
Expliciet: er wordt duidelijk gezegd wat je wel of niet mag doen.
Bv: Zet jullie camera eens aan – expliciet gezegd – camera werd aangezet
Het formele object:
Wat zijn de wetmatigheden in de beïnvloeding?
Sociale psychologie = menswetenschap = geen exacte wetenschap =
uitzonderingen op de wetmatigheden
1 experiment: 100% van de personen stellen hetzelfde gedrag → zie
hoofdstuk 2
Sociale psychologie hoort nog
steeds bij de algemene
psychologie maar is de tak die
het meeste aanleunt bij de
sociologie.
→ zal soms gedragingen
bestuderen die in sociale
context plaatsvinden.
Verschil tussen sociologie en psychologie
De sociologie besteedt weinig aandacht aan de individuele
gedragingen van een persoon, en eerder wetmatigheden trachten te
ontdekken in sociale structuren en gehelen.
Sociologie bestudeerd het gedrag van groepen, sociale psychologie het
gedrag van een individu.
Daar waar de sociologie dus een studie maakt van het gedrag van
groepen kunnen eventueel wel door de sociale psychologie worden
bestudeerd, maar dan vooral wanneer die interacties invloed hebben
op, of beïnvloed worden door, de gedragingen van individuen.
2
,Definitie Allport:
Sociale psychologie is de studie die tracht te begrijpen, verklaren en
voorspellen hoe de gedachten, gevoelens en gedragingen van een individu
worden beïnvloed door de geobserveerde, ingebeelde of impliciete
gedachten gevoelens en gedragingen van anderen. (niet vanbuiten
kennen)
Voorbeeld examenvraag: wat in deze definitie maakt van dat het om
sociale psychologie gaat en niet gewoon om psychologie – zie alles na
(individu).
OF: hij veranderd een woord = wat klopt er niet?
1.4 Werkwijze van de sociale psychologie
1.4.1 Drie dimensies
1. Breedte-dimensie - Zo breed mogelijk onderzoek: zo veel
mogelijk aspecten van de sociale psychologie
onderzoeken
Bv: Attitudes, waarneming, beïnvloeding,
opvattingen, gedragingen
!!! Niet beperken tot voor de hand liggende
onderzoeksthema’s
- Zo breed mogelijke populatie: totale
populatie in je onderzoek zo dicht mogelijk
benaderen
→ alle lagen, leeftijden, niveaus, geslachten
representeren
Steekproef: is schatting of benadering
werkelijkheid
Problemen?
Beperkt, niet toevallig gekozen, niet
representatief, niet intrinsiek gemotiveerd
2. Diepte-dimensie = Eerder filosofische benadering die wilt
doordringen in het diepste van de mens, onder
zijn gedrag
→ term Neobehaviorisme: black box
We spreken van:
Hypothetische constructen: kwaliteiten die we
niet zien maar waarvan we veronderstellen dat
ze er zijn.
Freud
= de uiterlijk waarneembare gedragingen
(sociale gedragingen) vanuit onbewuste
dimensies proberen begrijpen.
3
,3. Hoogte-dimensie Theorie opbouwen: steen voor steen,
bevinding op bevinding, theorie op theorie
Basis = empirische vaststelling =
ondersteuning theorie
- Hypothetisch deductief werken: vanuit de
theorie evidentie proberen te vinden in de
empirie
Hoe langer de theorie standhoudt onder
empirische toetsing, hoe meer je in de theorie
kan geloven.
! Maar je hebt nooit echt volledig bewijs van
juistheid
Nadelen/problemen
1. Falsificatiebeginsel Popper
Zwarte zwaan zoeken in hypothese of theorie –
theorie bijsturen of nieuwe ontwikkelen – op
zoek gaan naar tegenbewijs dat jouw theorie
onderuithaalt – hoe moeilijker het is om je
theorie te weerleggen, hoe langer ze blijft
standhouden.
2. overdaad aan theorieën en empirisch
materiaal
Heel veel theorieën overlappen elkaar, spreken
elkaar tegen
Gevolg: het geheel is niet controleerbaar of
hanteerbaar
1.4.2 Het experiment als methode
Experiment: belangrijke, vaak gebruikte methode bij uitstek om causale
wetmatigheden te zoeken en verklaren.
→ Vormt vaak een stevige basis in de theorievorming
Socius De ander in de sociale situatie
Pseudoproefpersoon of Iemand die doet alsof hij ook een deelnemer
rolspeler aan het onderzoek is, maar in werkelijkheid
in een ‘complot’ zit met de proefleider
Taak?
- Bepaald gedrag stellen
- De gedragingen van de echte
proefpersonen observeren en registreren
4
, (naïeve) proefpersoon Hierbij wordt de werkelijke meting
uitgevoerd
- Weet van niets, zit niet mee in het complot
Experimentele conditie Een situatie waarin proefpersonen op basis
van de hypothese een bepaalde manipulatie
ondergaan.
(provocatie, handeling stellen om reactie uit
te lokken)
Controleconditie = nulmeting, gedrag van proefpersoon
zonder experimentele manipulatie
Conclusie: na vergelijking met
controleconditie
Jukconditie 2 proefpersonen (of proefdieren) ondergaan
exact dezelfde onaangename prikkel
Wanneer de ene pp de aversieve prikkel
ondergaat, krijgt de andere pp het ook.
Wanneer deze voor één stopt, stopt die ook
voor de ander.
Verschil in condities
Zit niet in negatieve prikkel maar andere
factoren die reactie op de prikkel mee
beïnvloeden.
Voor- en nadelen
Voordelen Nadelen
Onafhankelijke variabele Deontologie of juridisch (te
verandering die je aanbrengt in belastend)
omgeving, manipulaties in
proefopstelling Reactief gedrag: uitgelokt
gedrag door te veel info bij
Afhankelijke variabele proefpersoon, of omdat deze weet
factor die wijzigt door dat het een experiment is gaat die
Onafhankelijke variabele, is dus zich anders gedragen dat dat die
afhankelijk van die zou doen als hij het niet wist
omgevingsinvloeden (wijziging
gedrag) Demand charasteristics: pp
gaat zich gedragen zoals hij denkt
Storende factoren dat verwacht word dat hij zich zou
omgevingssituatie of gedragen op basis van signalen
persoonseigenschap die niet van de proefleider of
5