betekenis van het woord niet. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak van een woord in een
bepaald dialect. Bijvoorbeeld: je – ge. ‘Je’ en ‘ge’ betekenen net hetzelfde.
Coar9cula9e
CoarEculaEe is het vormen van een consonant met 2 arEculaEepunten, ofwel “complexe
medeklinkers”.
Klemtoon
Een klemtoon is essenEeel voor een woord, aangezien het zelfs de betekenis kan bepalen!
In het IPA kan er verwezen worden naar een ‘primaire en secundaire klemtoon’. Dit wordt
enkel aangeduid bij minstens 2 leHergrepen.
In stress-Emed languages zijn de Ejdsintervallen tussen twee klemtonen, ongeacht het
aantal tussenliggende onbeklemtoonde syllaben, ongeveer dezelfde. Deze hangen niet alEjd
samen aan de leHergreepeenheid.
In syllable-Emed languages komt het interval overeen met de leHergreeponderbreking.
Pragma+ek
PragmaEek is de studie van de taal die gebruikt wordt in context. Een spreker kan iets
zeggen zonder het te bedoelen, door iets anders te bedoelen of misschien zelfs helemaal
niets te bedoelen. Een spreker kan iets bedoelen zonder het te zeggen, maar door het enkel
te impliceren. Met andere woorden, wat we zeggen is niet alEjd wat we bedoelen.
Een voorbeeld hiervan:
“Ik heb niets om aan te doen!”
“ik heb niets om aan te doen!”
PragmaEek is de studie van de manier(en) waarop mensen taal gebruiken in (echte,
spontane) conversaEes. PragmaEek bestudeert zowel hoe context helpt om te bepalen of
een bepaalde uiEng gepast of ongepast is, als hoe veranderingen in de context de betekenis
van zinnen veranderen.
PragmaEek is een snelgroeiende discipline binnen de taalkunde!
, Context
Context is heel belangrijk om te begrijpen wat een spreker écht bedoelt. Context kan
worden gedefinieerd als elk aspect van kennis, fysieke omgeving en sociale relaEes van
sprekers en toehoorders dat relevant is voor de interpretaEe van een uiEng.
Context kan enorm veel veranderen. Neem het voorbeeld: “wat een mooie dag vandaag!”.
Iemand die “wat een mooie dag vandaag!” zegt wanneer de zon schijnt, bedoelt niet
hetzelfde als een persoon die “wat een mooie dag vandaag!” zegt wanneer het regent. De
tweede persoon die bedoelt het natuurlijk sarcasEsch, maar dat is niet geweten als je de
context van het gesprek niet kent.
Er is dus een nood aan kennis van gesprekspartners en kennis van de werkelijkheid nodig.
Met werkelijkheid bedoelen we: algemene feiten, specifieke feiten, hoe mensen zich
gedragen en de kennis van gebeurtenissen in de wereld.
Presupposi9e
Mondelinge communicaEe tussen sprekers en toehoorders zou inefficiënt zijn als bepaalde
informaEe niet vooraf kon worden aangenomen bij het formuleren van boodschappen en
expliciet zou moeten worden vermeld. In het algemeen kan een presupposiEe worden
opgevat als “informaEe die verondersteld wordt het geval te zijn, of die bestaat vóór het
doen van een bepaalde uitspraak”.
Bijvoorbeeld:
“doe je dat nu alweer?” (presupposiEe: de toegesprokene hee] hetzelfde al eens eerder
gedaan).
“hij is gestopt met roken” (presupposiEe: hij rookte vroeger).
PresupposiEe is ook van belang in een conversaEe:
Advies van de Britse regering Ejdens een uitbraak van salmonella in het Verenigd Konikrijk:
“Fried eggs should be cooked properly and if there are frail or elderly people in the house,
they should be hard-boiled.”
They = fried eggs or elderly people?
deixis
Deixis is het gebruik van woorden en zinnen om een specifieke
plaats, Ejd en persoon in context aan te duiden, om de context van
de conversaEe te verduidelijken.
Deixis zit in verschillende grammaEcale categorieën: persoonlijke
voornaamwoorden, bijwoorden, aanwijzende voornaamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden.
Er zijn 5 types deixis: persoons-, plaats-, Ejds-, sociale- en
tekstuele/discourse deixis.
Persoonsdeixis: verwijst naar de parEcipanten in het gesprek. Bijvoorbeeld: ik, jij, mijn boek,
jouw schoenen, etc.
Plaatsdeixis: verwijst naar een locaEe. Bijvoorbeeld: hier, daar, dit boek, deze schoenen, etc.
Tijdsdeixis: verwijst naar de Ejd. Bijvoorbeeld: nu, morgen, gisteren, deze week, etc.
Sociale deixis: verwijst naar de sociale kenmerken van de parEcipanten. Bijvoorbeeld: tu –
vous, du – Sie, jij – u, tú – Usted, etc.