Samenvatting van het vak psychologie (de kennis uit de slides + uit het bijhorende handboek)
De ontwikkeling en het eetgedrag van de babytijd, peutertijd, kleutertijd, het lagere schoolkind, de adolescent, de oudere
De motivatietheorieën en leerprocessen
De babytijd 0-1 jaar
Theorie van de fysiologische vroeggeboorte (Adolf Portmann): een mensenkind heeft pas op het
einde van het eerste levensjaar een ontwikkelingsniveau bereikt dat analoog is met wat
vergelijkbare zoogdieren al onmiddellijk na de geboorte aankunnen.
• Nestblijvers: meerdere jongen per dracht → vrij hulpeloze jongen (bv. kat
• Nestvlieder: één jong per dracht → goed ontwikkeld en zelfredzaam jong (bv. geit)
De mens is combinatie van beide: nestblijver qua ontwikkeling, nestvlieder qua dracht
1. Lichamelijke en motorische ontwikkeling
De zintuigen werken + motorische reactiewijzen om voeding, aandacht en zorg te bekomen van
volwassene (bv. huilen)
Zes gedragstoestanden (slaapt 2/3 van de tijd)
Reflexen
Blijvende reflexen:
• hoesten, braken, niezen, slikken → vitale functie
• pupilreflex: vernauwing of verwijding van pupil naargelang hoeveelheid licht
• buigreflex: bv. hand terugtrekken bij pijnprikkel (voorkomen van weefselbeschadiging)
Voorbijgaande reflexen: (< 3 maand)
• snuffel- of zoekreflex: bij het aanraken van de mondhoek van de baby zal het zijn hoofd
draaien wanneer het honger heeft, en zijn mond opendoen
• zuigreflex: de baby zuigt aan alles wat in zijn mond komt en het verhemelte aanraakt
• grijpreflex: bij het aanraken van de handpalm van een baby zal hij reflexmatig zijn vuistje
rond de vinger sluiten
• babinski-reflex: (voetzoolreflex) bij bekrassing van de voetzool vindt er (hyper)extensie
van de grote teen (en spreiden van de tenen) plaats (tot 2 jaar wordt deze reflex
beschouwd als normaal, hierna is het een afwijking)
• moro-reflex: als de baby schrikt of er een plotselinge verandering optreedt, zal de baby
de armen uitstrekken en vervolgens met gebalde vuistjes terug dicht bij zijn borstkas
brengen en hierna beginnen wenen (beschermingsmechanisme)
• stap-of loopreflex: als de baby omhoog wordt gehouden terwijl zijn voeten de grond nog
raken zal de baby loopbewegingen maken
• zwemreflex: wanneer een baby in het water belandt, blokkeert hij zijn ademhaling, sluit
zijn mondje en blijft bewegen met armpjes en beentjes (wanneer hij boven komt, haalt
hij automatisch weer adem)
Zintuigen
Adualisme: het ontbreken van een dubbelheid → kind kan geen onderscheid maken tussen
eigen subjectieve gewaarwordingen en de dingen in de buitenwereld die daar aan de basis van
liggen
1
,Psychologie
Nog geen subjectopsplitsing → kind ervaart geen objecten maar wel een stroom van steeds
wisselende impressies
Geen besef van eigen lichaam
Continue opeenvolging van aangename of onaangename gewaarwordingen
Tastzin:
• goed ontwikkeld
• handpalmen, voetzolen en gelaat zijn meest tastgevoelig
• voorkeur voor huidcontact
• temperatuurzin (vooral ter hoogte van handen en mond)
• pijngevoelig
Smaak:
• positieve reactie op zoete smaken
• negatieve reactie op zure en bittere smaken
• groter aantal smaakreceptoren in mond dan bij volwassene
Gehoor:
• opgewonden reacties op hoge en intense tonen
• rustig bij zachte en lage tonen
• voorkeur voor menselijke stem (vooral van moeder)
• onderscheid tussen verschillende vocale geluiden
Zicht:
• bij geboorte is er al licht- en beperkte kleurperceptie, scherp zien op 20-30 cm en
vluchtige volgbewegingen
- convergeren is moeilijk (= het gezamenlijk richten van de twee ogen naar één
punt)
- contrast, beweging, matige complexiteit en driedimensionaliteit ziet baby het
best
- visuele voorkeur voor het soort patronen dat terug te vinden is in het menselijk
gelaat
• op 2 maand: kleurperceptie zoals die van volwassene + in staat om blik langdurig op 1
punt te fixeren
• op 3 maand: georganiseerd geheel maken
• op 6 maand: gezichtsvermogen vergelijkbaar met dat van volwassene
- + al aanwezigheid van dieptezicht
2
,Psychologie
® na een paar maanden onstaan de eerste intersensoriële coördinaties (=
samenwerkingsverbanden tussen verschillende zintuigen waardoor een object tegelijk via
meedere zintuigkanalen verkend kan worden
Cefalocaudale ontwikkelingslijn: de lichaamsdelen die dichter bij het hoofd liggen beginnen
eerder te groeien dan lichaamsdelen die verder weg liggen → van boven naar onderen
&
Proximodistale ontwikkelingslijn: de centrale lichaamsdelen ontwikkelen zich eerder dan de
extremiteiten → van dicht bij de lichaamsas naar extremiteiten toe
⇒ evolutie van de motoriek wordt ingedeeld in vier stadia van telkens ongeveer 3 maanden:
Kijkstadium (0-3 maand):
• 1 maand: hoofd optillen
• 3 maand: oprichten op onderarmen
• steeds beter richten van de blik door betere besturing van oogspieren en halsspieren
• dieptezicht: aangeboren of aangeleerd?
Grijpstadium (3-6 maand):
• reiken naar objecten (niet grijpen!)
• rijfgreep: een object naar binnen rijven zonder het vast te pakken
• handgreep: het object echt vastgrijpen met de volle hand
• pincetgreep (1 jaar): de duim tegenover de wijsvinger
• tanggreep (1 jaar): alle vingers omsluiten het object
Zitstadium (6-9 maand):
• 9 maand: zelfstandig gaan zitten
Kruip-en optrekstadium (9-12 maand):
• 9 maand: kruipen en met steun rechtop blijven staan
• nadien: optrekken aan meubilair
• 11-12 maand: zonder steun rechtop staan
Loopstadium (12-15 maand):
• lopen aan één hand
• zelfstandig lopen → eerste stapjes meestal voor 15 maand
3
, Psychologie
2. Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling
Differentiatie in sociale gerichtheid
Bij geboorte: huilen als primitief communicatiemiddel, nog geen doelgericht gedrag
→ voorgeprogrammeerde fysiologische reactie die uitgelokt wordt door een prikkels zoals
koude, honger, pijn (zoals een reflex)
Na enkele maanden: wel doelgericht huilen
Pasgeborene is asociaal wezen met een solitaire glimlach
Geen nood aan sociaal contact, enkel aan elementaire niet-sociale behoeften zoals eten, slaap
en bepaalde zintuigelijke waarnemingen (volwassene als hulpmiddel)
6-8 weken: sociale glimlach
• interactief
• ontstaat door zien expressief gelaat
• intensiteit neemt toe als glimlach beantwoord wordt
3 maanden:
• snelheid en intensiteit glimlach neemt toe bij vertrouwde gezichten
8 maanden:
• vreemdenangst
• scheidingsangst of verlatingsangst
Ontstaan hechtingsgedrag
Hechting: het opbouwen van een affectieve band met een persoon zodat een verbondenheid
ontstaat die tijd en ruimte overstijgt
Bowlby’s hechtingstheorie
Vier periodes:
• voorhechtingsfase (eerste 2-3 maand)
- primaire hechtingsstrategieën (bv. huilen, sociale glimlach)
• beginnende gehechtheid (2-6/8 maand)
- toenemende voorkeur voor aantal personen
• feitelijke gehechtheid (6 maand - 3 jaar)
- zeer hechte band met één of enkele personen (hiërarchie in voorkeuren)
- huilen als hechtingsfiguur weggaat (scheidingsangst)
- bij als hechtingsfiguur opnieuw verschijnt
- visueel of motorisch volgen van hechtingsfiguur
- troost zoeken bij en vluchten naar hechtingsfiguur in bedreigende situatie
- niet hoeveelheid contact, maar wel mate van sensitieve responsiviteit is
belangrijkste
• hoger niveau van hechtingsband (vanaf kleuterjaren)
- fysiek contact minder belangrijk dan psychisch contact
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur devoslore. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.