Politieke geschiedenis van België
Prof. dr. F. Dhondt
Hoofdstuk III: De burgerlijke democratie verruimd (1885-1914)
1884: Katholieke verkiezingsoverwinning → maken einde aan de laatste homogeen liberale regering
in België
Houden absolute meerderheid voor 30 jaar
▪ Er wordt gesleuteld aan de Belgische grondwet: heeft te maken met de druk van de massa,
arbeidsomstandigheden in België zijn verschrikkelijk
▪ Verzet van de arbeiders zo heftig dat er een einde wordt gemaakt aan het cijnskiesrecht
1885: Leopold II slaagt er in om met onbeperkte macht, zonder tegenmachten, koning te worden van
een ander land: Congo vrijstaat
Actueel: Meer dan een jaar terug betogingen door Brussel getrokken en verf op Leopold II + in gent
een standbeeld van Leopold II weggehaald → heel veel protestactie omtrent het koloniale verleden
In Belgisch parlement commissie samengeroepen die zich moet buigen over het Belgisch koloniaal
verleden → beroep op experten
Leopold II aan tafel met Frans Jozef van Oostenrijk-
Hongarije → Frans Jozef vraagt aan Leopold II: hoe smaakt
de pastei mon cousin
pastei = de uitbreiding van het kiesrecht
Leopold zegt dat het met Congo saus wel binnengaat
1
,Periode van versnelling
Deze periode zorgt voor een definitieve verruiming van de democratie, maar de burgerij behoudt de
economische macht. De aandeelhouders zijn nog altijd belangrijker dan de werknemers. De
arbeidersklasse komt er politiek bij en krijgt dus ook iets meer te zeggen, maar fundamenteel krijgen
we niet zoals Marx zei: een klassenstrijd, we krijgen geen instorting van het kapitalisme, het is het
parlement (waar nog altijd rijkere mensen zitten) dat de touwtjes in handen houdt en de invloed van
de staat klein.
Hoofdpunt: de herziening van de Belgische grondwet voor de uitbreiding van het stemrecht = niet
alleen een eis uit progressieve zijde maar ook de katholieke denken dat zij hier hun voordeel uit
kunnen halen
Gaat gepaard met een verzachting met de toestanden gezien in hoofdstuk II maar niet met de
omverwerping van het systeem
Regeringen
In de regering: enkel katholieken:
24 oktober 1884: het kabinet van Malou zit niet lang → hoe komt dat?
Dislocation du cabinet: 3 ministers stappen op door Leopold II omdat hij zijn bevoegdheden gebruikt
om druk te zetten op de katholieke meerderheid
De koning is aangedaan door de verkiezingen van de gemeenteraden in oktober → de katholieke
partij krijgt een grote klap
2
, ▪ De koning in België is onverantwoordelijk , hij kan druk zetten omdat er katholieke politici in
de regering zitten die minister zijn die de koning zijn → hij kan de ene tegen de andere
uitspelen
▪ De katholieken winnen in de zomer: ze pakken de schoolwet aan en schaffen het ministerie
van openbaar onderwijs af en maken wet van Humbeeck ongedaan → liberalen niet akkoord
en betogen, hierna winnen ze de gemeenteraadsverkiezingen
Leopold II zegt dat het zo niet verder kan want dat brengt
de stabiliteit van het land in gedrang: ofwel meest
conservatieve ministers weg ofwel trek ik aan de alarmbel
en ontbind ik de regering → de katholieke volgen optie 1 :
Malou vertrekt samen met de andere twee conservatieve
ministers
→ Bernard wordt kabinetsleider en zit daar 10 jaar: zegt veel over hoe de katholieke partij in de
praktijk werkt, die partij bestaat eigenlijk niet → die de regering lijd is niet populair bij de
parlementsleden maar verkozen door de koning
→ Hij is een centrum man die niet aan de hele rechterkant staat
Leopold II krijgt veel kritiek omwille van zijn luxueuze
levensstijl : vaak in Frankrijk bij zijn minnaressen
Als de koning kb’s moet sluiten doet hij dat soms in
zijn station omdat de ministers geen zin hebben om
naar zijn minnaressen hun kasteel te komen
Sociaal-economische breuklijn
3
,De sociaaleconomische breuklijn is soms gekoppeld aan de uitbuiting van Congo.
= maar gaat voornamelijk in de 19 de eeuw over het terugdringen van het ongebreidelde vrije
liberalisme
! Kritiek liberalisme (H1&;H2): maar die kritiek loopt niet uit tot concrete hervorming
▪ De liberalen gaan ervan uit dat de werknemer en werkgever gelijk zijn, maar ze zijn niet
gelijk: als je zegt dat de twee partijen gelijk zijn, maar als de ene veel sterker is dan de
andere, dan vergroot je de macht van de sterkste (werkgever)
= ! Dat is een fundamenteel probleem
▪ Zolang er in het parlement niemand luister naar de kiezers (werknemer) gaat er ook niks
veranderen
▪ Er gaat wel verandering gebeuren in hoofdstuk 3! = stemrecht wordt uitgebreid, waarom?
Omdat er harde stakingen zijn, een verzet dat wij bv. In 1886 een bijna revolutionaire situatie
gaan hebben in ons land
3.1) sociale en economische basis van de democratisering
Villa Empain: Empain is een rijk ondernemer die
in Parijs de metro heeft aangelegd en in Caïro
een stad heeft opgericht
= Heliopolis (Caïro), gebouwd door de groep
Empain;
a) Economie
▪ Crisis 1873-1874 → concentratie bedrijven
▪ Heropleving 1895 → 3,5% groei/jaar
Tweede Industriële Revolutie
▪ Nieuwe industrieën (chemie/non-ferro)
▪ Nieuwe energiebronnen (elektrische motor, petroleum ipv steenkool): eerste auto’s in begin
20ste eeuw
⇒ België loopt voorop, ook in nieuwe sectoren
4
,Buiten Europa
Nieuwe markten
▪ investeren buiten West-Europa
vb Cockerill: Rusland, China
vb Empain: China, Afrika, Amerika
vb Solvay: Rusland, Amerika
▪ Imperialisme/kolonialisme → Congo-Vrijstaat (1885)
Handig voor Leopold II dat niemand hem kan controleren in Congo vrijstaat: als Belgische
parlementairen kritiek willen hebben op Leopold in Congo vrijstaat dan is dat schendig van
soevereiniteit in een ander land
+ Geeft concessies aan bedrijven om alles te gaan ontginnen voor een procent
▪ Wapenwedloop → wapenexport: Verkoop van wapens begint (vooral in Luik) → boost voor de
Belgische economie, zorgt voor wapenexport.
! De Europese machten gaan met geweld nieuwe kolonies verwerven → rijken beginnen uit afgunst
tegen elkaar grote investeringen
b) Financiële concentratie
Hoe groter onderneming, hoe meer kapitaal ze nodig heeft om fabrieken te kunnen bouwen en te
produceren, dus hoe meer mensen er moeten investeren.
Vroeger: gewone (‘individuele’) NV
Nu:
Monopoliekapitalisme
▪ HOLDINGS = groepen van NV’s → als je voor 40% bent van bedrijf A, dan controleer je bedrijf
A die aandelen heeft in bedrijven B, C, D = je krijgt een grote structuur van groepen van
vennootschappen, die groepen gaan zo groot worden dat ze ook producten kunnen
doorverkopen binnen eenzelfde groep
5
, ▪ Kartels/trusts = afspraken tussen bedrijven om de concurrentie uit te schakelen/vervalsen
vb ARBED ipv Tesch
vb ACEC ipv Empain
vb Solvay-groep ipv Solvay
vb Banque de Bruxelles & Coppée/Warocqué
→ HAUTE FINANCE: Als het steeds maar groter wordt dan wordt de kern van de mensen die extreem
rijk zijn wordt nog kleiner, zijn banken die een heel belangrijke macht hebben
Men wil de macht proberen verschuiven van het parlement naar andere organen: Het stemrecht
wordt uitgebreid → betekent dat er in het parlement vertegenwoordigers zijn van de arbeiders en
dat die rijken gaan luisteren naar hun kiezers om in het parlement komen → de arbeiders hun leven
beter maken
c) Gevolgen voor arbeiders
▪ Meestal niets ↔ sommige sectoren superwinsten → “arbeidersaristocratie”
! Toch een paar sectoren waar dat wel is: om een auto te maken, moet je toch al wat gestudeerd
hebben, dus er ontstaat groep van arbeiders die al wat hoger opgeleid zijn, die dus meer
geïnteresseerd in politiek. Met op de achtergrond Proudhon & Marx (eerste internationalisten van de
jaren 1860), met de opheffing van coalitieverbod, de oprichting van katholieke werkliedenbonden,
voelen de bazen dat ze toch iets moeten doen
= strategie kiezen van de klassen integratie:
1) de arbeiders moeten worden opgevoed tot mensen die snappen hoe het systeem werkt
(dus die naar school zijn gegaan),
2) tot mensen die iets te verliezen hebben dus bv. sparen, ! Als die toch mogen stemmen, dat
moeten ze leren dat ze ook iets te winnen heb in het systeem:
Vb. derde dimensie door ook ontspanning te maken voor arbeiders
6