PSYCHODIAGNOSTISCH WERKEN
Inhoud
Les 1: introductie en het psychodiagnostisch proces..............................................................................1
Les 2: Psychologische testen en een kort historisch perspectief op psychodiagnostiek.........................3
Les 3: Benaderingswijzen van psychodiagnostiek.................................................................................11
Werkcollege 1: Hoe kies ik een kwaliteitsvolle psychologische test? & introductie van de
basistesthouding..................................................................................................................................12
Les 4: domeinen van psychologische testen en schaleren (antwoordschalen).....................................17
LES 5: normeren en aanmaken van een vergelijkingsnorm..................................................................25
LES 6: betrouwbaarheid: herhaalbaarheid van het meetresultaat.......................................................33
Les 7: Validiteit.....................................................................................................................................38
Les 8: item-responstheorie...................................................................................................................44
Les 1: introductie en het psychodiagnostisch proces
Wat is psychodiagnosti ek?
1
, Psycho: ziel/adem
Diagnose: nauwkeurig leren kennen, beoordelen
leer van het stellen van een diagnose
= Een gesystematiseerde en theoretisch onderbouwde manier om te komen tot beschrijven,
classificeren, voorspellen en verklaren van gedrag.
Gericht op het kunnen nemen van verantwoorde beslissingen
-> Verzamelen van informatie is geen doel op zich. De psychodiagnostiek is erop gericht om
uitspraken te doen zodat hierover bepaalde beslissingen kunnen worden genomen.
Doel van het onderzoek helder beschrijven op 4 niveaus:
DOEL 1: Beschrijven van:
- Gedrag: wat cliënt doet, hoe die presteert
- Sociale omgeving/context
- Ontwikkeling over tijd
geen label plakken, enkel kijken naar welk gedrag cliënt stelt
DOEL 2: Ordenen van gedrag door vertaling naar:
duidelijkheid brengen
- Psychologische eigenschappen: losse vertalingen vertalen naar psychologische
eigenschappen (bv. Extravert)
- Psychische stoornissen: op basis van symptomen ordenen (bv. ASS)
Ordenen via classificiatiesystemen:
- Categoriale (DSM 5) : Categoriaal : DSM 5 , beschrijft de stoornis en geeft de puntjes die
aanwezig moeten zijn om echt te kunnen spreken van deze stoornis, heel categorisch, heel
zwart wit, weinig variatie, zijn ook maar tijdelijk bruikbaar
- Dimensionaal : ICF model, combineren, kijken naar client en zijn delen en de invloed ervan ->
meer variatie -> beter voor psychodiagnostisch werken -> Veel ruimer, veel breder, veel meer
variatie,…
DOEL 3 : Verklaren van:
- Oorzaken
- Vergelijken en verschillen met anderen zoeken
= hypothese toetsend: stellingen vormen om op een later moment te onderzoeken
DOEL 4 : Voorspellen van :
- Toekomstig gedrag
4 doelen zo goed mogelijk toepassen zodat je:
Bijdrage aan het stellen van diagnoses (bv. ADHD, ASS, dyslexie)
Profielanalyse maken (sterkte-zwakteprofiel)
Bepalen van oriëntatie/behandelingskeuze
Het psychodiagnosti sch proces
De belangrijkste stappen
2
, 1. Vertrek vanuit de hulpvraag;
- Cliënt is koning, wat cliënt wil, hij/zij bepaalt traject
- Verkennen via psychodiagnostische methoden
- Vertaling nodig van problemen cliënt
2. Een probleemstelling afbakenen;
- Hulpvraag afbakenen en beslissen wat we gaan onderzoeken
- We weten niet alles meteen, de cliënt beter leren kennen en bijkomende belangrijke info
bekomen
- Concretiseren door middel van hypotheses
3. Psychodiagnostische methoden kiezen;
- Op welke manier gaan we onderzoeken?
- Hypotheses geven richting, bepalen wat je gaat onderzoeken en meten
structuur vs geen structuur
kwantitatief vs kwalitatief
4. Psychodiagnostische methoden afnemen;
- Steeds in functie van de hypothese en hulpvraag.
- Meer dan informatie verzamelen alleen: cliënt moet zich op z’n gemak voelen
- Taakgericht: instructies goed volgen
- Werkrelatie opbouwen met cliënt
5. Resultaten verwerken;
- Verwerken van testresultaten, observaties
6. Een beeld vormen;
- We kennen de cliënt nu wat beter. Beantwoording van de hypothese en hulpvraag is
(misschien) mogelijk.
7. Advies vormen.
- Hoe helpen we de cliënt verder? Welk doel moet hij/zij bereiken?
- Aanbevelingen zijn gebaseerd op het doel
Alle stappen doorlopen = proces is af
Les 2: Psychologische testen en een kort historisch perspectief
op psychodiagnostiek
Een psychologische test
= een beoordelingsprocedure die ontworpen is om een psychometrisch onderbouwde maat van een of
meer psychologische eigenschappen te verschaffen
1) Een test is een psychometrisch onderbouwde beoordelingsprocedure
zegt iets over het kunnen (prestaties en intelligentie) en zijn (gedragswijze en
persoonlijkheid) van mensen.
eigen inschatting of beoordeling van bepaalde kenmerken of eigenschappen
Onderzoeken van:
3
, - interindividuele verschillen: hoe verschillen mensen onderling
bv. Test vergelijken met andere scores, om positie van persoon te bepalen
- intra-individuele verschillen: verschillen eigenschappen binnen een persoon zelf en de
evolutie van deze in een bepaalde periode
bv. Test afnemen bij persoon over motivatie – binnen paar weken opnieuw
Verschillende toepassingsmogelijkheden
Beoordelen van individuen:
- Sterktes en zwaktes: profielanalyse maken (intra individueel)
- Voorspellingen: toekomstig gedrag voorspellen
- Keuzemogelijkheden: resultaten van een test kunnen helpen om ervoor te zorgen dat een
patiënt een keuze kan maken op bepaalde vlakken. Bv. test invullen over interesses
- Vergelijkend onderzoek (longitudinaal onderzoek): motivatie meten op verschillende
momenten
- Beschrijvingen/verklaringen adhv de testen
- Probleemanalyse: problemen in kaart brengen, adhv psychologische testen
Beoordelen van groepen:
- Vergelijkend onderzoek: verschillende culturen, leeftijden, richtingen, … vergelijken
- Individuen vergelijken met een groep
- Diagnoses: vergelijken met persoon waarbij diagnose is vastgesteld
Beoordelen van situaties en methoden:
- Conclusies inzake variërende experimentele variabelen: je hebt een situatie en je verandert
is, wat gebeurt er dan? Hetgeen dat je vervangt is de experimentele variabele en hetgeen
dat hetzelfde blijft is de controlevariabele
Bv. Leerlingvolgsysteem
Voorbeeld: Je wilt weten op welke manier je lesgeeft-> kennisniveau van leerlingen meten ->
slechte resultaten -> manier van lesgeven aanpassen -> na aantal weken het kennisniveau
meten -> het niveau is beter-> de verandering van de experimentele variabelen is positief.
= 2) een registratie van psychologische eigenschappen
= meer weten over het kunnen en zijn van iemand
hieraan kunnen we vaste trekken (intelligentie) of veranderlijke toestanden(motivatie) koppelen
De uitdaging is dat we ze niet rechtsreeks kunnen waarnemen, het zijn vormen abstracte
hypothetische constructies.
Daarom worden deze psychologische eigenschappen geoperationaliseerd
= het meetbaar maken van abstracte hypothetische constructen: welke operaties (verrichtingen) we
gaan uitvoeren om onzichtbare eigenschappen toch toegankelijk te maken voor onderzoek
nood aan empirische vaststellingen om uitspraken te doen over ons abstract hypothetisch
construct (bv. trek of toestand).
Operationaliseren is hierin een proces:
- Gestructureerde/gestandaardiseerde manier, gebruik van een instrument
- Eigenschappen zichtbaar maken door gedrag dat in een score wordt omgezet = kwantitatieve
gegevens (maken gedrag concreet, maar ook betrouwbaarheid en validiteit van test)
4