PSYCHODIAGNOSTIEK KINDEREN & ADOLESCENTEN
H1: WAT IS KINDDIAGNOSTIEK EN WAT MAAKT HAAR UNIEK?
WAT ROEPT DIAGNOSTIEK INTUITIEF OP?
Diagnostiek = professioneel (vakkundig & doelgericht) oordelen voor kind & omgeving
Bij kinderen = bijzondere uitdagingen:
- Focus aanvraag op kind MAAR niet altijd bewust van probleem Bv. aanvraag focust op het kind MAAR kind
is zelf niet altijd bewust van het probleem
- gezin NIET altijd bereid voor onderzoeken bijdrage aan probleem OF eraan werken Bv. gezin niet altijd
bereid om te laten onderzoeken hoe ze mogelijks tot problemen bijdragen of eraan kunnen werken
- andere betrokkenen = eigen denk- & voelwijzen op situatie Bv. school
- persoonlijke indrukken & gevoelens
Basis voor transparant oordelen = verkennen eigen denken & voelen Bv. WANT diagnostiek roept bij
psycholoog EN kind & gezin automatisch gedachten en gevoelens op Bv. professional kan gevoel hebben dat hij/zij het
allemaal weet of direct voor oplossingen kan zorgen
Diagnostiek:
- cognitieve uitdagingen voor brein DOOR veelheid aan info
- emotionele uitdagingen DOOR activering gevoelens
WAT IS DIAGNOSTIEK? VAN INTUITIE NAAR WERKDEFINITIE
Vakkundig handelen = aantoonbaar weten wat je doet, waarom & hoe expliciet & bewust oordelen
vereist: doelgericht kiezen voor diagnostiek Bv. je weet wanneer je aan diagnostiek doet en waarom
Diagnostiek = vakkundige oordeelsvorming
- Vakkundig = kennis & vaardigheden gebruiken vanuit je opleiding
- Vakkundig oordeel = gaat uit van vakkennis + heeft een afgebakend professioneel doel
- Oordelen pas vakkundig ALS doelgericht binnen werkkader inzet
DUS je doet altijd aan diagnostiek zodra je professioneel oordeelt
diagnostiek = “diagnosis” = apart/onderscheid + leren/kennen Bv. je wil een situatie herkennen & benoemen EN
de aard of de oorzaken ervan begrijpen EN dat handelingsgericht maken Bv. door handvatten eruit af te leiden voor
zorg of hulp
WELKE VORMEN VAN OORDELEN OMVAT DE DIAGNOSTIEK?
= manier waarop je info kind & omgeving verzamelt en verwerkt, leidt tot
verschillende soorten oordelen en onderbouwing:
- Impliciet oordelen
= gedachten & gevoelens over kindsituatie NIET verwoorden
lijkt op alledaags oordelen Bv. observaties over je gedrag en dat van
anderen
- Professionele oordelen
= komt uit vakkundige kennis & doelen MET systematische informatiewerving
- Expliciet oordelen
= bewuste proces van denken & handelen gericht info verzamelen MET professionele technieken
Bv. om vragen over situatie van kind te beantwoorden
= gedegen diagnostiek
- Vrij oordelen
= conclusies trekken zonder voorafgaand plan Bv. je laten leiden door het moment, het verloop van je eigen
gedachten & gevoelens + die van kind & gezin
1
, - Systematisch oordelen
= basisplan van hoe info verzamelen & verwerken Bv. wanneer je volgens de vragen bij de aanmelding een
overzicht maakt van alle klachten van kind & gezin + van alles wat nog goed gaat zo psychologische balans
bepalen en handvaten voor verandering
professionele kwaliteit van oordelen bewaken:
o betrouwbaar oordeel
= standvastig tussen beoordelaars EN in de tijd
o valide oordeel
= je meet wat je wil meten Bv. gedragsvragenlijst gebruiken om uitspraken over probleemgedrag van
Bram te onderbouwen
- Niet-participerende diagnostiek
= ENKEL rol van diagnosticus Bv. focus op professionele oordeelvorming tijdens diagnostiek ookal word je
erna behandelaar Bv. boeken & trainingen
- Participerende diagnostiek
= rol diagnosticus + rol behandelaar met kind hebben Bv. leefgroepbegeleider neemt pedagogische rol op +
professionele oordelen bespreken in een interdisciplinair team wat er aan de hand is en hoe het verder moet met
ieder kind
waardevol MAAR maakt diagnostiek nog moeilijker
verhoogt ecologische validiteit van diagnostische info Bv. omdat je toegang hebt tot het gedrag van het
kind op verschillende momenten = sluit het dichts aan bij het functioneren van kind in dagelijks leven
blijft vrij in vorm & vooral impliciet Bv. je verzamelt en verwerkt doorlopend info terwijl je met het kind
interageert, waardoor je ook erg emotioneel betrokken bent
Impliciet & expliciet oordelen vullen elkaar aan tijdens de diagnostiek Bv. je oordeelt continu impliciet over het kind
en het gezin MAAR alleen wanneer je planmatig info verzamelt om bewust vragen te beantwoorden, kun je de
diagnostiek transparant verantwoorden
WELKE VORMEN VAN MAATSTAVEN OMVAT DE DIAGNOSTIEK?
- Categorische ordening
= probleemsignalen groeperen aan-of afwezig Bv. ADHD of ASS, is het aanwezig of niet obv
probleemsignalen?
- Dimensionele ordening
= drukt een mate van gedrag uit Bv. Bram reageert opstandig = wordt bekeken als een probleem MAAR altijd
verantwoorden en expliciteren waarom dit een probleem is
- Nomothetische duiding
= gedrag van persoon aftoetsen aan vergelijkingsgroep Bv. vragenlijst afnemen en van daaruit vergelijken
met kinderen zelfde leeftijd hoe opstandig Bram is
verantwoorden door standvastig te onderbouwen met vakkundige maatstaf Bv. leeftijd of
testuitkomsten
- Ideografische duiding
= gedrag van persoon aftoetsen aan wat voor zijn eigen context adaptief is Bv. hulpverlener oordeelt dat
situatie van Bram bijsturing nodig heeft obv info over context
alle diagnostische info terugkoppelen aan klachten, vragen & mogelijkheden van gezin
is subjectiever & veranderlijk
DIAGNOSTIEK BIJ HET KIND? OORDELEN IN CONTEXT!
= verschilt van diagnostiek bij volwassenen
In iedere stap diagnostische vragen & info plaatsen in perspectief van ontwikkeling en context kind 4
uitdagingen:
1) Verloop aanmelding kind is focus van aanmelding MAAR meldt zichzelf zelden aan =
kinddiagnostische paradox Bv. je moet het kind onderzoeken dat hier niet om vraagt, terwijl ouders mogelijk
menen dat je hen niet moet onderzoeken zorgt direct voor diagnostische vragen Bv. of de aanmelder en
het kind de reden van aanmelding gelijk beleven
2) Minderjarige is (maatschappelijk) afhankelijk van ouders & behandelaar dwingt kind tot deelname
Bv. DUS kind moet de diagnostiek & jouw rol hierin vertrouwen om zijn beleving met je te delen
2
, roept ethische (maatschappelijke waarden & normen) EN deontologische vragen (volgens voorschriften
van je beroep) op Bv. wanneer en hoe communiceer je met ouders of derden wat het kind deelt
DUS kind altijd verbonden met context van volwassenen daarom meerdere informanten nodig Bv.
personen betrokken bij aanmelding en opvoeding van kind via hen info verzamelen, organiseren en wegen om
moeilijkheden & krachten te beschrijven en te begrijpen EN waar nodig met hen werken aan hulptraject
3) Ontwikkelingsniveau kind kinderen minder verbaal vaardig = beïnvloedt infoverzameling +
aandacht nodig voor wat kind bevat Bv. emoties, metacognitie & zelfsturing ontwikkelen nog (wss atypisch
traject) geschikte methoden inzetten om zelfexpressie kind te faciliteren
4) Variabiliteit van ontwikkeling OF ongelijkmatige groei kind er is GEEN vaste maatstaf Bv. verloop
tijd, context of beperkte interventies = effect op kind ontwikkeling EN wenselijk gedrag ook afhankelijk van
waarden, normen en cultuur diagnostisch oordeel & advies altijd met vakinhoud beargumenteren
HET KIND IN CONTEXT? DIAGNOSTIEK VAN DE OPVOEDING EN HET GEZIN!
Door kinddiagnostische paradox ALTIJD werken met kindomgeving Bv. OOK als focus buiten gezin is steeds
zinvol om opvoeding en gezin te verkennen = zowel problemen als krachten binnen gezin
Diagnostiek met kinderen = uniek WANT zelfs bij aanmeldingen met kindfocus = inzicht wordt vergroot door
doorlichting opvoeding & gezinssituatie Bv. Jasper heeft schommelingen in stemming en gedrag, zwakke taal,
onverzorgd, … = duidelijk kindfocus MAAR professional bevraagt tijdens intake ook opvoeding & gezinscontext
zoeken naar handvatten in thuiscontext die succesvolle interventie met kind faciliteren
Thuiscontext draagt vaak bij tot problemen willen begrijpen hoe + bijsturen
VAKKUNDIGE KINDDIAGNOSTIEK? VIER PIJLERS, MET ZELFBESTURING!
Kwaliteitsvolle kinddiagnostiek = evidence-based werkwijze
& oordelen onderbouwen vanuit vakkundige evidentie
4 pijlers om goed te diagnosticeren:
1) Vakinhoud
Vakkundig oordelen vakinhoudelijke vragen Bv. wijkt gedrag
af van verwachte ontwikkeling? OF consistente opvoeding?
beantwoorden met vakkennis over typische & atypische kindontwikkeling, (dis)functionele eigenschappen van
opvoeding & gezin Bv. deze kennis doe je tijdens je opleiding op, maar ook erna (ervaring)
2) Proces & cyclus
Bv. Bram = eerst intake en direct advies OF Luna = aanmelding is focus
- cyclus = afgebakend verloop in de tijd, dat zich mogelijk herhaalt
- proces = geheel van handelingen, denken & voelen om je oordelen op te bouwen
transparant verantwoorden door planmatig te maken
Diagnostiek = onderbouwd proces van vraag & antwoord Bv. je vertrekt van aan&hulpvragen infoverzameling &
verwerking besluit met advies voor kind rapporteren in blijvend eindproduct
3) Methoden
= keuzes van methoden om consistente & geldige info te verzamelen
Kinddiagnostiek = multi-informant & multi-method Bv. info verzamelen van verschillende betrokkenen met
verschillende methoden Bv. eerst observeren en interviewen ieder instrument aanleren via testhandleiding = meetwijze
legt vast welke info je krijgt en ook wat je mag besluiten
4) Vaardigheden
Diagnostiek vergt specifieke vaardigheden Bv. WANT je wil dat kind & gezin jou info toevertrouwen
3
, - vakkundig info verwerken komen tot antwoorden die handelingsadvies onderbouwen Bv. eigen
gevoelens inzetten in beste belang van kind = diagnostiek stelt je zelfsturing op de proef
- Diagnostische vaardigheid (competentie) = hoe bekwaam je je denken bestuurt & emoties reguleert
om standvastig en geldig te oordelen en te handelen Bv. hoe logisch denk je? Hoe flexibel stem je je
emoties af op de noden van het kind & gezin? Handel je volgens deontologie? hoe je je brein bestuurt
door denken, voelen & doen te monitoren (van aanmelding tot rapport) Bv. de FACE aanpak
HOOFDSTUK 2: HOE HANDEL JE EVIDENCE-BASED? DE FACE-AANPAK
EVIDENCE-BASED DIAGNOSTIEK: WAT, WAAROM EN HOE?
3 soorten evidence-base om je oordelen te verantwoorden: onderzoek, praktijk & cliëntgestuurde
evidence
Onderzoek: empirische evidence-based = handelen volgens kennis die je hebt opgedaan uit het actuele
onderzoeksbestand Bv. ontwikkeling kind & problemen hierin hieruit diagnostische focus afleiden met kind Bv.
waarop je let + duiding Bv. welk gewicht het krijgt Bv. volgens empirische evidence-base tonen meisjes meer
internaliserend en jongens meer externaliserend gedrag geslacht is daarom belangrijke info voor je verwachtingen bij
diagnostische aanmelding Bv. literatuur opzoeken
Praktijk: practice-based evidence = info over werkwijzen die werkzaam blijken in het veld Bv. je krijgt ervaring
in praktijk en ontdekt wat werkt en niet, met wie en welke omstandigheden Bv. gedragsvragenlijst voor Jasper zou
zinvolle info geven MAAR is moeilijker voor kansarme doelgroep DUS we gebruiken verkorte versie Bv. richtlijn
kindermishandeling en interventie voor veerkracht = deze bronnen helpen voor screening
Empirische + praktijkkennis best practices = handelrichtlijnen volgens (inter)nationale beroepsorganisaties
& kennisinstituten
Cliëntgestuurde evidence = samenwerken met omgeving van kind Bv. kennis van de vragen en de behoeften
van het gezin EN hun ervaringen met wat werkt en wat niet werkt, wat al geprobeerd of wat niet
Evidence-based handelen = verrijken met collegiale reflectie in intervisie Bv. tussen collega’s & supervisie Bv.
onder begeleiding van een leidinggevende WANT hierdoor info uitbreiden, aanvullen en overleggen
UITDAGINGEN EVIDENCE-BASED KINDDIAGNOSTIEK
4 uitdagingen om evidence-based concreet toe te passen:
1) Selectie uit empirische evidence-base
= je beschikt over heel onderzoeksbestand over kind, gezin & opvoeding DUS kunt NIET bij iedere
kindaanmelding de hele evidence-base doorzoeken Bv. belangrijk enkel vakbronnen te raadplegen zoals
vaktijdschriften en boeken
2) Vertaalslag maken naar maatwerk
= vertaling VAN onderzoek NAAR praktijk vereist zorgvuldige tussenstappen WANT ze gebeuren op
een ander niveau Bv. studies gaan meestal over groepen diagnostiek is gericht op unieke individu
wetenschap laat NIET toe een statistisch verband voor bestudeerde subgroep te vertalen naar een concrete
interpretatie of voorspelling voor individueel kind, opvoeder of gezin DUS zelf evidence verzamelen over de
situatie van kind & zijn omgeving
3) Transparantie van praktijk- & cliëntkennis
= zichtbaar maken & benoemen welke praktijk- & cliëntervaringen je gebruikt EN hoe ze je oordelen
onderbouwen Bv. is fundamentele uitdaging, omdat ze tegenovergesteld zijn aan de manier waarop je brein
spontaan met informatie omspringt WANT gebeurt meestal ongemerkt en onbewust
4) Weging & integratie van de evidence
= GEEN vaste maatstaf MAAR je moet ze transparant verantwoorden & beargumenteren Bv. rekening
houden met wat algemeen bekend is uit onderzoek & theorie over ontwikkeling zo afwegen wat speelt in
concrete situatie van kind
EVIDENCE-BASED DIAGNOSTIEK MET DE FACE-AANPAK
FACE-aanpak DOEL = de evidence-based kinddiagnostiek ondersteunen
4
,Uitdaging = overzicht creëren in kindsituatie Bv. zo diagnostisch inzicht opbouwen over hoe ze zich ontwikkelden
wat ze in stand houdt & hoe het verder moet
- relevante info in beeld te houden
- biopsychosociale balans van risico & beschermende effecten
- overzicht & houvast voor je brein
= kindsituatie benaderen op macroniveau (= biopsychosociale ontwikkeling van kind) EN op microniveau (=
individuele dynamiek van kind & volwassenen)
= helpt je onderzoeks-, praktijk- en cliëntkennis transparant te inventariseren, te wegen en te integreren
Het FACE-model op macroniveau: het stressbalansmodel
Ontwikkeling kind = biopsychosociaal proces
Het biopsychosociale draagvlak = geheel van leefdimensies van
kindontwikkeling met hun eigenschappen zichtbaar in aparte
draagvlakken Bv. Tamir is hyperactief, onaandachtig en impulsief waardoor hij op
school wisselend punten verliest voor lessen en gedrag = draagvlak kindontwikkeling
& school
DUS draagvlak = stressbalans van biopsychosociale lasten & krachten voor
kind & omgeving, op ieder moment + in de tijd
- allostatische stressbelasting = hoe beschermende & risicofactoren inwerken op draagvlak
- cumulatieve balans = meer draaglasten meer vermogen aantasten om
ontwikkelinstaken te doorlopen EN meer draagkrachten meer bronnen van steun
Hulptraject = zoeken hoe draaglast verminderd + draagkracht vergroot eigenschappen in
stressbalans onderscheiden:
- Structurele eigenschappen = moeilijk of niet te veranderen Bv. leeftijd, geslacht, genetische aanleg, PH,
SES, cultuur, familiegeschiedenis
- Functionele eigenschappen = meer vatbaar voor verandering Bv. gedrag, denk- en voelprocessen,
coping, stress, veerkracht, sociale vaardigheden
Het FACE-model op microniveau: cognitief-emotionele dynamiek
Microniveau = de individuele dynamiek van kind & volwassenen zo
handelingsgericht advies afleiden
individuele cognitief-emotionele dynamiek = functioneren begrijpen Bv. hoe ieder
handelt, denkt en voelt in een situatie de basisdriehoek (gouden driehoek)
Brein = sturende kracht voor gedrag & beleving Bv. heeft regie over waarneembare gedrag kind of volwassene +
bewuste beleving
- cognitieve besturing = prefrontale executieve functies Bv. info
verwerken, organiseren & handelingen beheersen
- emotieregulatie = functies waarmee brein gevoelensinfo
verwerkt Bv. gaat van fysiologische reactiviteit, door het herkennen van
emoties bij zichzelf en anderen en het begrijpen hiervan (TOM), tot het
actief moduleren van gevoelens
Cognitie, emotie & gedrag ALTIJD in wisselwerking functioneren
in dagelijkse leven & problemen oplossen (= niet-klinische, bovenste pijl)
Bij aanmelding = afstemming tussen denken, voelen & gedrag zo verstoord dat omgeving en/of kind hulp
vragen of nodig hebben (= klinische, onderste pijl)
DUS ontwikkelingsdraagvlak beter beschrijven & begrijpen DOOR gedrag EN beleving, onderliggende
cognitieve sturing & emotieregulatie te meten
5
,Individuele cognitief-emotionele dynamiek = verklaart verschillende uitkomsten voor kind & gezin in
vergelijkbare omstandigheden Bv. beide kinderen scheiding meemaken maar beleven op andere manier DUS het
verklaart individuele verschillen, zelfs bij identieke beschrijvende labels Bv. hebben beiden een depressie MAAR
uit zich anders Mila externaliserend probleemgedrag & drugs EN Tess internaliserend apatisch gedrag
Individuele dynamiek kind & opvoeder(s) = sleutel tot wenselijke veranderingen is werkbasis wanneer je
interventies adviseert & uitvoert
Neuroplasticiteit in brein = kan zich functioneel herorganiseren ontstaan nieuwe manieren van handelen,
denken & voelen ontstaan
Epigenetica = wijzigingen in expressie van genetische opmaak door omgevingsinvloeden zorgt voor
veerkracht Bv. vermogen om probleem te overwinnen & er sterker uit te komen
DUS om gedrag kind & opvoeders te begrijpen EN bijsturing te adviseren zicht nodig op hun beleving EN
onderliggende sturing door brein
Het FACE-model in de praktijk: van stressbalans naar klinische aanmelding
= nuttig te begrijpen waarom aanmelding juist op dat moment gebeurt Bv. WANT kind wordt op 1 bepaald moment
aangemeld MAAR draagvlak & stressbalans zijn vaak al langer uit evenwicht DUS probleem is er niet plots
Bovenste blokken = enige mate van stress nodig in leven kind zonder
stress = inertie
DUS uitdagingen dragen bij tot kindontwikkeling Bv. kind begint te stappen uit
verkenningsdrang (interne stimulans) EN door aanmoediging (externe stimulans)
door microafstemmingen tussen cognitieve sturing, emotieregulatie & gedrag =
draagkracht & last in beweeglijk evenwicht voldoende veerkracht
Onderste blokken = draaglast haalt draagkracht in risico stijgt = tipping
point bereikt Bv. op dit punt = psychologische balans van kind en/of opvoeder(s)
negatief overhelt + situatie wordt ondraaglijk DUS dan komt de
aanmelding/verwijzing (wanneer meer leed is dan welzijn)
= OOK HOE kind&gezin krachten & lasten beleven EN ermee omgaan (cognitief-emotionele dynamiek)
De FACE-methodiek voor evidence-based diagnostiek
- inhoudelijk = betekenis die lasten & krachten in draagvlak van kind & context krijgen
dubbele inventaris nodig van lasten & krachten in ieder draagvlak Bv. om huidige stand van problemen
te kunnen verklaren en het veranderingspotentieel van het kind en het gezin wil duiden
- cliëntevidence = EERST beschrijven welke draaglasten & krachten ze zelf ervaren + welke weging ze
krijgen DAARNA integreren in onderzoeks- en praktijkevidence als professional aangeeft welke
krachten & lasten hij vaststelt
Transparant evidence-based handelen = moeilijk WANT is tegengesteld aan natuurlijke werking brein Bv. brein
vat spontaan omvangrijke info samen & trekt het snel conclusies je reageert spontaan vanuit je gevoelens eerder dan
vanuit een gedegen analyse WANT is overlevingsmechanisme
Oplossing: FACE-methodiek = inperken van cognitieve & emotionele foutbronnen in werking brein DOOR
planmatig je denken, voelen & handelen te benoemen & monitoren 2 pijlers:
1) principe van benoemen & monitoren van je denken en voelen
Bv. je verzamelt evidence over individuele kind en omgeving altijd verantwoorden van keuzes van
infoverzameling & opbouw oordelen
2) tools ter ondersteuning FACE’ogram
= raamwerk van stressbalansmodel om cliënt & professionele evidence te monitoren
Bv. continu benoemen & monitoren van je denken & voelen om je handelingen vakkundig te besturen denk- en
voelfouten vermijden door Bv. testonderzoek MAAR alle kinddiagnostische stappen hebben risico voor cognitieve
en emotionele fouten in info verzameling, verwerking en duiding
DUS belangrijk = onderscheid benoemen tussen cliëntkennis EN kennis van professional
6
, Het FACE’ogram als basistool voor diagnostische monitoring
= biedt concrete steun om evidence-base bij te houden die je tijdens diagnostiek opbouwt over kind &
omgeving
- leefgebieden kindontwikkeling = meetbaar afgebakend Bv. zo
telkens stressbalans van draagvakken transparant en doelmatig
kunnen evolueren
- voor gezin (cliëntkennis) & voor jezelf (professionele
evidence) bij elkaar nemen = zicht op globale stressbalans
voor gezin EN handvatten voor interventie + oordeelsproces
zichtbaar
! Voordelen:
- alle leefgebieden in kaart gebracht Bv. kind, gezin, schoolse
omgeving, familiale omgeving
- hele draagvlak + stressbalans per leefgebied zichtbaar
- individuele dynamiek geïntegreerd DOOR denk- en
voelprocessen van kind & omgeving op te nemen als bronnen
van risico of veerkracht
- risico- en ernsttaxatie faciliteren door de cumulatieve draaglast
in beeld te brengen
- begeleidt je in verloop van diagnostiek Bv. in het expliciteren van
je verwachtingen, ordenen en wegen van onderzoeksresultaten &
beargumenteren advies
H3: HET KIND IN FOCUS: WAT EN WAAROM?
WAT OMVAT DE KINDONTWIKKELING?
Ieder kind ontwikkelt zich op een unieke wijze met unieke ervaringen
Tegelijk is er een hoofdtraject dat typisch ontwikkelende kinderen doormaken ongeacht hun persoonlijke aard
en responsen
Dit typische ontwikkelingstraject hangt samen met de biologische rijping, die zich in leeftijdsfasen met
ontwikkelingstaken en -mijlpalen weerspiegelt
- Ontwikkelingstaken
= vaardigheden die het kind typisch aanleert in een leeftijdsfase dankzij de biologische rijping,
lichamelijk, cognitief en emotioneel
- Ontwikkelingsmijlpalen
= leeftijdsbereik waarin je mag verwachten dat het kind een aantal basisvaardigheden verwerft, in zijn
lichamelijk-psychomotorisch, cognitief en emotioneel-relationeel functioneren
afwijkingen hiervan = vergen lichamelijke en/of psychologische zorg
Een eerste beschrijvend houvast vind je in de leeftijdsfasen met ontwikkelingstaken en -mijlpalen Bv. je kennis
hiervan helpt je om vakkundig te beantwoorden in hoeverre het aangemelde kind zich volgens de verwachtingen voor zijn
leeftijd ontwikkelt MAAR is relatief WANT ontwikkeling is dynamisch proces met heel wat variabiliteit
Uitdaging = vakkundig te beslissen of er reden is tot zorg over de ontwikkeling van het aangemelde kind EN
welke hulp wenselijk is
ONTWIKKELINGSMIJLPALEN EN TESTMAATSTAVEN
Veel klachten bij de aanmelding betreffen hoe het kind zich gedraagt of functioneert Bv. zelfs wanneer opvoeders
of een verwijzer vragen hebben rond de opvoeding of het gezin, ga je dergelijke vragen als diagnosticus aftoetsen aan de
vraag of het kind problemen toont in de ontwikkeling
CENTRAAL = kind toont of ervaart problemen + hun vorm en mate
7