Samenvatting deskresearch H1 t/m H5. Deze samenvatting bevat alle vergedrukte begrippen uit het boek en met daarbij hun uitleg. Bovendien worden de begrippen in de juiste volgorde geplaats. Er zijn ook voorbeelden bij een aantal termen zodat het leerstof beter en sneller te onthouden is. Daarnaast ...
Inleiding
1) Deskresearch = zittend onder je computer naar informatie zoeken.
2) Observatie = alle activiteiten waarbij we onze zintuigen gebruiken om informatie te
verkrijgen.
3) Conversatie = informatie vergaren door het stellen van een vraag aan anderen.
4) Consultatie = Informatie gebruiken die is vastgelegd in documenten.
5) Documentaire informatie = informatie die door anderen is vastgelegd en gepubliceerd,
zodat informatievergaring door consultatie mogelijk is.
6) Quick reference = even iets opzoeken.
7) Openbare bronnen = bestanden waar iedereen toegang heeft.
8) Theoretisch kader = in een onderwijsomgeving moet je feitelijke vragen hierin
inbedden.
9) Primaire informatiebronnen = bronnen waar de (oorspronkelijke) informatie in staat,
ofwel het oorspronkelijke artikel, boek, rapport / website.
10) Secundaire informatiebronnen = de bronnen die verwijzen naar het (oorspronkelijke)
artikel, boek / website.
11) Tertiaire (algemene) informatiebronnen = bronnen die informatie bevatten over de
secundaire informatiebronnen en die heel nuttig zijn om snel (nieuwste)
informatiebronnen te vinden.
12) Probleemdefinitie = “Wat is precies de vraag?” ; onderdeel van de eerste stap van de
Big 6.
13) Bepaling van de informatiebehoefte = “Waarom wil je het eigenlijk vinden?” ;
onderdeel van de eerste stap van de Big 6.
14) Longlist = een ruwe inventarisatie van mogelijke informatiebronnen.
15) Shortlist = rangschikking van de informatiebronnen naar de kans op succes en selectie
van de belangrijkste informatiebronnen.
16) Zoektermen = woorden die je kiest om informatiebronnen te zoeken.
17) Technische vaardigheden = het gebruik van een webbrowser, het begrijpen van de
website en het kunnen nagiveren door een pagina.
18) Inhoudelijke vaardigheden = het goed lezen en begrijpen van de tekst en zoeken naar
clues in de vorm vaan zoektermen en verwijzingen.
19) Kritisch lezen = Het ontwikkelen van een oordeel over de argumentatie of
onderbouwing van een bepaalde tekst.
20) Fact checking = nagaan of het verhaal wel klopt.
21) Veldonderzoek = onderzoek waardoor je de wilde wereld ingaat op zoek naar
informatie en waarmee je juist nieuwe informatie probeert te creëren.
22) Literatuur studie = een noodzakelijke studie om te bepalen wat er reeds over een
onderwerp bekend is.
,Hoofdstuk 1
23) Context = de omgeving waarin een mens zich bevindt, bijvoorbeeld een
onderwijssituatie.
24) Individuele factoren = persoonlijke factoren die invloed hebben op het ontstaan van
informatiebehoeften.
25) Sociale factoren = omgevingsfactoren die invloed hebben op het ontstaan van
informatiebehoeften.
26) Intellegence = de eerste face van de wijze waarop mensen tot een beslissing komen : in
deze fase wordt het probleem erkend en geanalyseerd.
27) Design = de tweede fase van de wijze waarop mensen tot een beslissing komen : in deze
fase worden diverse alternatieven overwogen en vergeleken.
28) Choice = de derde fase van de wijze waarop mensen tot een beslissing komen : in deze
fase wordt het “beste” alternatief gekozen en eventueel uitgevoerd.
29) Rationeel proces = het proces waarbij de mens wordt gezien als een persoon die
weloverwogen stap voor stap informatie verzameld, vergelijkt en analyseert.
30) Wet van de minste inspanning = mensen zoeken meestal naar informatie op dezelfde
wijze als waarop ze dat al eerder hebben gedaan. Meestal blijft men steeds dezelfde
informatiebronnen gebruiken en dus ook de vragen in die term formuleren.
31) Feitelijke vragen = het zoeken naar specifieke informatie valt in deze categorie.
32) Known item = feitelijke, kloppende informatie.
33) Educated guess = een inschatting van een deskundige.
34) Vaktaal = het beheersen van de juiste terminologie die je helpt om de juiste zoektermen
te identificeren.
35) Bibliografische databanken = hierin vind je verwijzingen naar artikelen en boeken.
36) Numerieke databanken = cijfers, waaronder aandelenkoersen, financiële
bedrijfsresultaten en statistische informatie, zijn vaak hierin ondergebracht.
37) Semi-gestructureerde databanken = gestructureerde gegevens en beschrijvingen over
bedrijven en mensen zijn vaak systematisch in deze databanken ondergebracht.
38) Fulltekst databanken = databanken waarin de volledige teksten van bijvoorbeeld
kranten – en tijdschrijft artikelen staan.
39) Zoekterm = woord(en) die je kiest om de informatiebronnen te zoeken.
40) Stub = een onafgemaakte beschrijving.
41) Mindmap = een instrument die je helpt om een probleem te analyseren en inzicht te
krijgen in de relaties tussen concepten.
, Hoofdstuk 2)
42) Zoekvragen = de vraag die is afgeleid van de deelvraag, die op haar beurt is gebaseerd
op de probleemstelling.
43) Ongecontroleerde ontsluitingssysteem = een hulpmiddel om informatie beter
toegankelijk te maken, waarbij je informatie slechts op een beperkt aantal manieren
kunt zoeken.
44) Gecontroleerd ontsluitingssysteem = een hulpmiddel om informatie beter toegankelijk
te maken, warbij je precies kunt aangeven waarnaar je zoekt
45) Surfen = het zoeken naar informatie zonder duidelijk doel.
46) Zoektaal = een taal waarmee het mogelijk is om heel precies informatie te zoeken.
47) Zoeksleutel = een leeg veld waarin je aangeeft wat je zoekt.
48) Boleaanse operatoren = deze zijn handig om (grote) verzamelingen documenten met
elkaar te vergelijken. De bekendste zijn AND, NOT, OR.
49) Near = de Boleaanse operator die aangeeft dat twee woorden bij elkaar in de buurt
moeten staan.
50) Proximity- searching = een andere benaming voor de zoektechniek waarbij je de
boleaanse operator ‘Near’ gebruikt.
51) Wildcard = een zoekfunctie waarmee je een zoekterm kan toevoegen die alle
documenten oplevert met je oorspronkelijke zoekterm, de toegevoegde zoekterm en
een woord ertussen.
52) Trunkeren = een handige zoekfunctie om woorden af te korten als het niet uitmaakt of
je naar een specifiek woord zoekt.
53) Trefwoorden / tags = hiermee worden documenten (zoals rapporten, boeken en
artikelen) die je kunt raadplegen via mediatheken en bibliotheken toegankelijk gemaakt.
54) Social tagging / folksomy = het toevoegen van trefwoorden door gebruikers ; dit doe je
vaak samen met anderen.
55) UDC = een international veel gebruik classificatieschema. Het wordt in Nederland vooral
in wetenschappelijke bibliotheken gebruikt.
56) DDC = op dit classificatieschema is UDC gebaseerd.
57) NAICS = classificatieschema voor informatie over bedrijven en producten en/of diensten
: North American Industry Classification Standard.
58) SIC = Standard Industrial Classification.
59) SBI = Standaard Bedrijfsindeling
60) D-U-N-S-Nummer = een uniek nummer dat door het internationale bedrijf Dun &
Brandstreet (gespecialiseerd in informatie over bedrijven) wordt toegekend aan
bedrijven over de gehele wereld.
61) Intelligent agent = dit programma, dat het web afstruint, legt de basis voor een
zoekmachine.
62) Index = de basis van een zoekmachine : hierin staan alle woorden met de verwijzing
naar het webadres waar ze voorkomen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur djazmarahkeizerweerd. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.