Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Psychologie binnen ORTHO (18/20) €9,16   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Psychologie binnen ORTHO (18/20)

 2 vues  0 achat

Samenvatting gemaakt op basis van elke les gevolgd te hebben (powerpoints + opmerking van de docent). Alles zelf gemaakt. Hiermee geslaagd in eerste zit. Leerpaden inbegrepen !

Aperçu 4 sur 78  pages

  • Oui
  • 8 septembre 2024
  • 78
  • 2023/2024
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (79)
avatar-seller
louisejussy2005
Hoofdstuk 1: psychologie als wetenschap
Wat is psychologie?
 De wetenschap die zich bezig houdt met het menselijke gedrag,
interactie & context
Psyche: ziel - Logos: gedachte/ de rede

1. Kenmerken van wetenschap
1.1. Domein
- Het onderwerp van een bepaalde wetenschap of discipline
- Verschillende stromingen binnen de psychologie concentreren zich
vaak op verschillende onderwerpen
 Iedere stroming heeft zijn eigen domein.

1.2. Hypothesen en theorieën
Systematische en hiërarchische ordening van inzichten en causale
verbanden over een bepaald gebied van de werkelijkheid

1.3. Reductie
- Elke wetenschap is een vereenvoudiging/ reductie vd totale
werkelijkheid
- bv. water: voor ons is het de zee, een douche, drinken etc. In de
wetenschap is het simpelweg H2O.
- What’s it like to be a bat?: we zijn geen vleermuizen dus we weten het
niet. Je kan niet altijd empatisch zijn want sommige zaken heb je zelf
niet meegemaakt.
- Iedere psychologische theorie faalt, omdat het zeer moeilijk is om
uitspraken te doen over het gedrag van mensen (veel factoren die een
invloed hebben) --> daarom kleine elementen afzonderen
 De wetenschap reduceert de betekenis van bepaalde fenomenen

1.4. intersubjectieve overeenstemming
(Inter: tussen – intra: binennin uzelf)
- Intersubjectieve overeenstemming: mensen die aan dezelfde
wetenschap doen en samen regels afspreken, deze worden dan
gevolgt = iets is geldig of waar voor elkeen van een aantal subjecten
Voorbeelden: God, ufo’s, de verzinsels over vak en leerkracht
- Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen
diegenen die zich aan wetenschappelijke regels houden

1.5. Formulering/ vakjargon
- Wetenschappelijke kennis is nauwkeurig, precies, ondubbelzinnig
geformuleerd.
- Communiceerbaar met anderen over hetzelfde fenomeen
- afbakenen vakgebied, weren buitenstaanders
Vb: frustratietolerantie, oedipuscomplex, IQ…



1

,1.6. Voortgang
= Wetenschap evolueert
- Paradigma’s volgen elkaar op en zijn tijdgebonden. Onderzoek is altijd
gebasseerd op paradigma’s. We kiezen niet willekeurig waarmee we
bezig zullen zijn. Bv. Een ideologisch discour.
Paradigma:
 samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën,
begrippenkaders en onderzoeksmethoden
 Een referentiekader: welke vragen zijn er en hoe moeten we die
oplossen?
 zienswijze, filosofisch uitgangspunt, grondhouding, wereldbeeld
- Cyclische voortgang
 Vertrekt vanuit feiten
 Formuleert een hypothese
 Afgetoets in een onderzoeksopzet (bv. Experiment)
 Integreren in theorie
 we vertrekken vanuit waarnemingen die gaan we onderzoeken, we
formulerne hypotesen, we toetsen die hypotesen, als ze kloppen dan
nemen we ze op, als ze niet kloppen, gooien we ze weg

1.7. Kritisch
Men vraagt zich af of het verzamelde feitenmateriaal niet gekleurd is door
Interrsubjectieve veronderstellingen en verwachten.  psychologie is
kritisch opgebouwd.

2. Situering tussen de wetenschappen
2.1. Methoden
1) Mensenkennis
2) Niet-psychometrische methoden
3) Psychometrische methoden

Wat is het verschil tussen psycho en niet-psychometrisch?
- Niet-psycho: niet meten, geen statistieken
- Psycho: wel meten, met statistieken

1) Mensenkennis = intuitie
• Mensenkennis vs. wetenschappelijk psychologische kennis (via
onderzoeksmethoden)
• Subjectief, waardegeladen, cultuurgebonden
 Alleen met mensenkennis komen we er niet. Want het is subjectief

2) Niet psychometrische methoden: niet meten, niet gebasseerd op
statistieken
• Observatie: participerende observatie  de observator neemt deel
aan het proces waarbinnen hij personen observeert zonder het
proces te verstoren, of slechts minimaal.
Vb. terwijl dat je met het kind bezig bent, kijken hoe iemand zich
gedraagt. Als je zelf ermee bezig bent heb je er soms invloed op (dat

2

, maakt het moeilijk). Soms eens iets uitproberen en zien hoe hij
reageert. ((Kinderen moet je positief bekrachtigen.)). Vergeet jezelf
zeker niet tijdens een observatie, dat je de mensen probeert te
verstaan. Je speelt een grote rol.
• Introspectie: naar binnen kijken, vragen stellen aan kinderen
betekent dat de kinderen in hunzelf moeten kijken. Vorm van
innerlijke zelfwaarneming.
• Interview: mondelinge vragen stellen , het kan meer en minder
gestructureerd zijn, heel actief luisteren, geen suggestieve vragen
stellen.
• Anamnese = ontstaansgeschiedenis van de ontwikkeling van een
bepaalde problematiek, men tracht te achterhalen welke
gebeurtenissen in het verleden een invloed kunnen geweest zijn.
Gevalsgeschiedenis zoals deze subjectief door de persoon is ervaren
en weergegeven.
 Verhaal van mensen optekenen (levensgebeurtenissen,
opvoeding, hoe is iemand zwanger geraakt etc.)
 Heel de geschiedenis/verhaal van de betrokkenen.
 We zijn meerzijdig partijdig: niemand mag het gevoel hebben dat
iemand partij heeft gekozen voor 1 bepaalde betrokkene. Er mag
geen partij gekozen worden.
• Gevalstudie:
– intensieve bestudering van één praktijkgeval
– globaal inzicht in een gegeven problematiek
– maakt gebruikt van verschillende andere methoden: medische
gegevens, anamnese, vragenlijsten, interview, testuitslagen ...
voordelen: diepgaande en gedetailleerd, verkennen thema
nadelen: resultaten niet zomaar te veralgemenen
• Projectieve technieken:
– persoon schrijft eigen karaktertrekken, emoties en motieven
toe aan iets of iemand buiten zichzelf, volledig of grotendeels
onbewust
– ongestructureerd betekeningloos materiaal
 we gaan ervanuit als we projectieve testen, als we iets flou
aanbieden, dat mensen hun eigen wensen daarop projecteren
Projectieve testen
– Thematische Apperceptie Test (Murray 1930)
– Rorschachtest
 Eigen belangens, behoeften worden geprojecteerd in de
opdracht.

Thematic Appercaption test
= Je geeft mensen een foto en je vraagt wat je erin ziet, wat roept het op?
Mensen gaan op verschillenden manieren reageren. Je hebt ook de
Children Apperception test, dit hetzlefde maar voor kinderen.

Familie in dieren
= Hoe kinderen kijken naar hun eigen gezin en de context ervan.



3

, House Tree Person
= je vraagt aan kinderen om een persoon, huis en boom te tekenen  je
stelt daat vragen over. Er worden allerlei vragen gesteld over de
tekeningen. Het vertelt iets over de kinderen.

Rorschach test
= je krijgt allerlei platen en je moet ze invullen.
3) Psychometische methoden
o Experiment
o Correlationeel onderzoek
o Testen

OZV: Invloed van alcohol op reactietijden bij jongeren tussen 16 en 18 jaar
in Vlaanderen.

1. Experiment: steekproef
• Populatie: de hele doelgroep van het experiment
• Steekproef: we gaan aan de slag met een deel van de doelgroep/
populatie
• at random steekproeftrekking: willekeurige, door het lot bepaald
• representatieve steekproef: het moet een groep zijn dat garant kan
staan voor de hele populatie
• variabelen is een grootheid dat je kan meten: opleidingsniveau,
regionaal, geslacht, cultuur, temperatuur, sociaal economische status,
intelligentie, die verschillende waarden kan hebben
• controlegroep: mensen die het experiment ook gaan afleggen (de
taak), om te zien wat de normale reactie is (nuchtere mensen)  om
een referentiepunt te hebben  geen manipulatie
• experimentele groep: daar gaan we manipuleren, met verschillende
condities/ situaties
• condities: de verschillende situaties waarin een proefpersoon kan
terecht komen
c1: 1 shotje
c2: 3 shotjes
c3: 5 shotjes

In een experiment zoek je altijd het causaal (oorzakelijk) verband tussen 2
variabelen. (alcohol en reactietijd)
In een experiment: 1 variabele wordt gemanipuleerd (alcohol)

• Onafhankelijke variabele  is de variabele die de onderzoeker
manipuleert
• Afhankelijke variabele  de variabele waarop we meten en waarvan
men nagaat of hij varieert bij veranderingen in de onafhankelijke
variabele,
variabele waarvan de onderzoeker de waarde voorspelt, niet onder
controle heeft.




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur louisejussy2005. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73243 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€9,16
  • (0)
  Ajouter