CULTURELE ANTROPOLOGIE
DEEL 5
Les 7
Inleiding
- Etnografische gevalstudie: hoe wordt dit gedaan? Tot nu toe zagen we enkel theoretische illustraties. Hoe
creëer je een theorie vanuit gegevens? Je moet zo dicht mogelijk blijven bij de gegevens die je verzameld hebt.
Als die theorie nieuw moet zijn, dan kan die best gebaseerd worden op nieuwe data. Kwalitatief onderzoek
Focus: Meer lagen van betekenis (in vergelijking met kwantitatief).
- Eigen aan antropologie (sinds dekolonisatie): antropologie is meer beginnen durven. Antropologen proberen
de samenleving vandaag de dag te begrijpen van binnenuit. Dieper ervaren, meer in staat zijn om uw eigen
veronderstellingen te bevragen. Je moet meer verlost raken van je eigen vooroordelen. De moeilijkheid is dat
bij “zich bevrijden van vooroordelen” er daar geen ‘trucs’ voor zijn. Voorbeeld: Als je twee jaar ergens verblijft
in een bepaald dorp (= onderzoeksthema), en je kon de taal na de eerste 12 maanden spreken en mensen
dialogeren, dan kun je info vergaren die nieuw is, die andere mensen niet kunnen vergaren, omdat je dan een
van de eerste bent die vanuit Westers perspectief die cultuur gaat bespreken. Als je een studie doet van een
andere bevolking, dan doe je iets wat mensen daar ter plaatste niet doen. Je gaat je in die dorpsgemeenschap
integreren. Je bent geen spion maar je bent daar om hun leefwereld beter te begrijpen. Je gaat bij jezelf gaan
ontkennen dat je materiële behoeften hebt (vb. onderzoek, thesis voeren). Ons systeem is het
onderwijssysteem om kennis te vergaren. In andere samenlevingen kan dat een initiatiesysteem zijn: je moet je
echt laten initiëren. Om iets te begrijpen moet je dan veldwerk voor een tijdje gedaan hebben. Als je terugkeert
heb je heel veel nieuwe kennis en alles is relevant. Mensen vragen dingen aan jou als je terug bent waar je toen
op die moment niet bij stil stond van “ja, dat was inderdaad anders daar”, waardoor je tot vergelijkingen komt
tussen culturen. Je wilt meer dan alleen de dingen beschrijven, je wilt antwoorden, verklaringen,…
- We vertrekken vanuit een theoretisch vraagstuk.
BEZETENHEID EN MEDIUMSCHAP (Chwezi)
Hoofdvraag van deel V
- ‘Magie’, ‘hekserij’, ‘divinatie’, ‘geestesbezetenheid’/ ‘mediumschap’ (deze laatste twee = synoniemen,
sommige mensen zeggen ‘geestesbezetenheid, anderen zeggen mediumschap) zijn geen alledaagse praktijken
en hebben schijnbaar geen materiële basis (je hebt er ‘niks’ aan, het is niet rationeel om er in te geloven). Toch
zijn ze universeel. Hoe komt dit dat deze 4 opgesomde praktijken universeel zijn? Je vindt ze overal en ze
bestaan nog altijd (ook in het Westen). Ze zijn universeel maar niet rationeel: geloven in onzichtbare krachten
is geen gevolg van een rationele redenering. Je hebt er geen ‘bewijs’ van. Daarom is dit vreemd dat je deze
praktijken universeel tegenkomt. Antwoord van de cognitieve antropologen (cognitivisten): wij als mensen
hebben cognitieve modules die ons ooit geholpen hebben bij het overleven, die cognitieve modules draaien
rond een module specifiek “ the theory of mind” de veronderstelling dat iemand anders een geest heeft/een
intentie heeft. Het is veiliger als mens om er van uit te gaan dat er ‘iets’ is, dat eventueel onzichtbaar is maar
wel een rol speelt, een effect/gevolg heeft op uw leven. Er zijn redenen, biologisch geworteld, en door
natuurlijke selectie blijven bestaan/ontstaan/versterkt, die maken dat wij zouden bijgeloof hebben = een
animistische veilige reflex.
Hypothese die meer aansluit bij de theorievorming in de antropologie van de laatste 20 jaar: onderliggend
hebben zij elk een structuur die de ervaring vorm geeft en gegrond is in samenleving; vandaar het universele
in de praktijk hebben wij te maken met ervaringsstructuren: wij als mens komen in situaties, dan gaan we die
situaties voor een stuk bewust en onbewust analyseren. Dat onbewuste is heel veel (dat heen dat onder de top
van de ijsberg ligt. Er gebeurt heel veel onbewust). Die categorisering van de situatie, maken deel uit van je
ervaringsstructuren. We hebben ook rationele ervaringsstructuren.
, De 4 structuren zijn zeer verschillend, dus verkeerdelijk op één hoopje als ‘occult’.
(Zie tabel van vorige week).
I. Chwezi bezetenheid
- Chwezi: verwijst naar een traditie van mediumschap.
Geschiedenis: dateert van de 16e eeuw (centrum van Afrika) geconcentreerd rond tussenmerengebied
(Rwanda, Tanzania, Oosten van Congo…) cultus van bezetenheid.
Bezetenheid: moment van trance, een moment dat iemand even ‘weg’ is. De initiatie om bezeten te zijn
(sommige mensen willen bezeten worden/zijn). Het bezeten worden door een geest zonder een ‘roeping’
dan heb je geen kans om mensen (bijvoorbeeld) te genezen. Het is ook een soort intuïtie: zien wat er met
iemand scheelt.
Drie ervaringsstructuren: er wordt tijdens de initiatie gezegd tegen jou dat ‘normaal gezien in het leven, om
te leven en om vruchtbaar te zijn en te blijven vrienden hebben, kinderen krijgen, succes te hebben… moet je
uitwisselen’. Je moet het vreemde toelaten. Iemand van een andere familie die je niet kent, maar waar je iets
voor voelt, dan moet je het aandurven om daarmee te huwen. =bij de initiatie moet je durven in een gebied
leven met iemand anders die er anders uit ziet. Je moet durven in relatie gaan met het vreemde. Wanneer er
een crisis is (waardoor vb. de vruchtbaarheid in gevaar is) dan is er een stukje van de wereld kapot gegaan.
Opdat moment gebeurt er iets helemaal anders waardoor jij je machteloos voelt. Die machteloos ontstaat
omdat er een geest zich tegen u keert (normaal staan ze je bij). Kan ook zijn dat de samenleving zich tegen u
keert of zich tegen jou aan het afstoten is). Om uit die situatie te geraken (van uitgestoten te worden), moet je
naar een genezer gaan en “magie” krijgen. Daardoor ga je je machtig voelen, de situatie herstelt zich. Je hebt
herstel bereikt doordat je magie hebt gekregen van de genezer. (Waarschijnlijk zal de persoon zelfvertrouwen
hebben gekregen door naar de genezer te gaan). Die genezer vertegenwoordigt de samenleving. Door dat
ritueel die daar uitgevoerd wordt voelt de uitgestotene zich opeens terug opgenomen in de samenleving.
Ervaringsstructuren:
- Normale ervaringsstructuur: sociale uitwisseling: je durft een relatie aangaan met het vreemde/het
onbekende = De GIFT (zie tabel van vorige les). (zie later)
- De crisis: geen uitwisseling, de samenleving (het andere waar je mee uitwisselt, dat buiten u ligt) zit
nu binnenin, juist zoals een vergif in u te werken = BEHEKSING. De wereld zit in een staat van hitte op
dat moment. Je kan er zelf niet uit geraken. Je gaat naar iemand die een derde ervaringsstructuur kan
stimuleren bij u = DE GENEZER VIA RITUEEL (zie hierboven) = DERDE ERVARINGSSTRUCTUUR =
HERSTEL
- Bezetenheid = vierde ervaringsstructuur: houding waarbij je zegt: “nee, herstel niet, wees niet bang
van de crisis, omarm de crisis. Stuur de intrusie (gif, beheksing) niet weg (door genezer). Je moet die
crisis aanvaarden, als je bezetenheid wil aankunnen”. Bezetenheid is één worden met de geest en de
intrusie. Maar dat is gevaarlijk als je samenvalt met die intrusie/heks/datgene wat je geleerd heb je
hele jeugd lang. Die crisis wordt gezien als negatief/bedreigend als je vastzit in het circuit van het
dagelijks leven. Als je wilt toetreden tot de ‘chwezi’ cultus, dan spreek je niet meer over goed en
kwaad. De crisis is dan noodzakelijk om een volgende stap te bereiken in uw leven. Die geest/dromen/
nachtmerries moet je bespreken en gebruiken. En wanneer je dat toelaat (negatieve gedachten) dan
kun je dat gebruiken om andere mensen te helpen. Jij wordt dan een genezer. Je gaat meer en meer
dromen over specifieke mensen en opeens ga je die persoon kunnen aanspreken en zeggen ‘ik heb dat
gedroomd over u en ik denk dat dat dat betekent’. Om den duur, in de laatste fase, ga je dromen over
mensen die je nog nooit ontmoet hebt, maar die je de dag erna gaat ontmoeten. Dan ben je een
genezer die een praktijk kan beginnen (klein percentage). De meeste volwassenen hebben die drie
ervaringsstructuren overstegen om dan zo de crisis te omarmen.
, Geen details kennen, zelf structuur proberen inbrengen in verhaal volgens de chronologie dat de
prof meegeeft.
Geesten-initiatie voor genezing
- In het midden van de nacht werd er binnengevallen in de prof zen huis (waargebeurd) en zij werden
meegenomen en moesten zwijgen, op naar de initiatie. Te voet in het donker aangekomen op de plek
waar de initiatie ging doorgaan. Men ging direct een medicijn aanbrengen genoemd ‘het einde’, om de
plek te demarqueren waar de initiatie ging doorgaan. De Prof had daarvoor gezegd dat hij
geïnteresseerd was om in de Chwezi cultuur geïnitieerd te geraken en hij gaf een reden op en zei dat
hij en zijn medewerker te maken hadden met een bepaalde hekserij. Dat zou alleen opgelost raken
door die Chwezi initiatie en opeens stonden ze in hun kamer en werden ze meegenomen. Diezelfde
avond is er een begrafenis voor een overleden Chwezi leider: vreemd Ze zitten nog niet helemaal in
de juiste ervaringsstructuur: ze hebben een geit haar poten gebroken om de overleden chwezi leider
te eren. Er ontstond paniek in de hut en mensen beginnen elkaar te duwen. Bij een begrafenis moeten
mannen en vrouwen gescheiden zijn. In een Chwezi/geestesbezetenheid cultus is er geen verschil
tussen man en vrouw = er is geen ongelijkheid tussen man en vrouw. Plots voelde men dat er een
begrafenis was en besefte van “er is weer de scheiding van man en vrouw die moet gebeuren’. Je leert
dan dat ervaringsstructuren wel een rol spelen in dergelijke culturen. Ze moeten er zelf aan denken
ook.
- ‘lti biashara’: wanneer het gaat om vrouwelijke geesten is er geen baas.
- Er is geen verwantschap in de Chwezi cultus.
II. Magie als wereldbeeld en levenswijze
Frazer, Mauss (& Hubert): de eerste antropologen die zich bezighielden met de studie van bijgeloog van magie.
Associatie met irrationeel bijgeloof afwijking van de ratio die we kennen in de wetenschap. “Nog terug te
vinden bij Europeanen die spreken over geluk of ongeluk hebben”.
- Magie: Centrum van tabel (later). Magie is in niet-westerse culturen iets dagdagelijks, iets wat je nodig hebt.
- Etnografisch bekeken: magie is dagdagelijks en heeft te maken met een voorzichtige houding, een loutere
betrachting,” schaadt het niet, dan baadt het niet”. Achter magische kennis schuilt het principe van
samenleving: het gaat in de eerste instantie bij magie over de uitwisseling tussen binnen en buiten,
uitwisseling tussen woning en bos, zelf en een ander.
Magie als medicijn
- “Shingila”: als je spreekt over een medicijn = combinatie van een werkzaam middel met een zekere symboliek
meestal (vb. bepaalde plant uit het bos) en een bindmiddel (toegang: ‘shingila’). Die toegang maakt dat het
middel werkt. Als je vb. een geweldige plant hebt om mensen te genezen van een vb. maagprobleem, dan
moet je daar iets aan toevoegen nl. . Shingila vb. stuk van een bezem om het zuivere van de maag te
symboliseren. In de redenering van de magie is dit noodzakelijk dat je een bindmiddel hebt. Werkzaamheid
verbinden met een sociale betekenis (in dit geval een maagzuiverende plant verbinden met een bezem).
Soorten medicijnen/geneesmiddelen = “bugota”
* “Lukago”: beschermingsmedicijn
* “Samba”: aantrekkingsmedicijn