HOOFDSTUK 3 DE (VROEGE EN VOLLE) MIDDELEEUWEN
§1. DE GERMAANSE VERWOESTING EN HEROPBOUW
A. VAN ROMEINEN NAAR GEMANEN: EEN PUBLIEKRECHTELIJKE
“ACHTERUITGANG”?
De Romeinen beheersten het gebied in de eerste eeuwen van onze
jaartelling, maar of het Romeinse recht er volledig van toepassing was, is
onduidelijk door het gebrek aan bronnen. Wat we wel weten, komt vooral
van Romeinse schrijvers zoals Caesar en Tacitus.
De samenleving veranderde drastisch toen het West-Romeinse Rijk viel
rond 476. De overgang naar Germaanse heerschappij verliep niet overal
even gewelddadig; soms was er een geleidelijke samensmelting van
culturen.
De Germaanse stammen, zoals de Franken, vestigden zich in onze regio's.
Clovis, een belangrijke Frankische leider, bouwde rond 500 een machtig
rijk op.
De Germaanse koninkrijken hadden een rudimentair bestuur, zonder vaste
hoofdstad of centrale administratie.
Macht was vaak afhankelijk van grondbezit, en administratie was verward
met privébelangen.
De Kerk speelde een cruciale rol in de samenleving, met aanzienlijke
rijkdom en culturele invloed.
De bekering van Clovis tot het christendom rond 500 had grote gevolgen
voor de samenwerking tussen Kerk en staat. Clovis ondersteunde
kerkelijke besluiten, zoals het concilie van Orléans in 511, en legitimeerde
wetten zonder ze inhoudelijk te wijzigen.
B. PUBLIEKRECHT BIJ DE FRANKEN ?
Door de komst van diverse Germaanse stammen ontstond een
rechtswereld met veel variatie, die moeilijk te reconstrueren is door het
gebrek aan bronnen. Elke stam bracht zijn eigen regels mee, terwijl het
lokale gewoonterecht bleef voortbestaan.
In Zuid-Europa, waar de Romeinse invloed sterker was, bleef het recht
geromaniseerd en schriftelijk, terwijl het noorden meer gewoonterecht
kende. Dit verschil, met "pays de droit écrit" in het zuiden en "pays
coutumier" in het noorden, bleef bestaan tot het einde van het Ancien
Régime.
, De Germaanse rechtssystemen varieerden sterk. Clovis, een belangrijke
Frankische koning, liet een juridisch pluralisme bestaan waarbij elk
individu onder zijn eigen recht leefde.
Belangrijk voor ons is de Lex Salica, een optekening van Salisch
gewoonterecht, die vooral boetes vastlegde voor misdrijven.
Strafrecht was in die tijd privé van aard: misdrijven werden vaak
afgehandeld door de families van de dader en het slachtoffer, met een
boetesysteem dat wraak in bloed moest voorkomen.
Politiek gezien was de macht van de koning sterk verbonden met traditie
en charisma, zoals bij de Merovingische koningen met hun symbolische
lange haren.
Beslissingen werden genomen tijdens grote vergaderingen, de meivelden.
Het recht bleef gewoonterecht, dat werd beschouwd als altijd bestaand,
zonder formele wetgeving zoals we die nu kennen.
C. DE KAROLINGISCHE RENAISSANCE
Karel de Grote (742-814) was een belangrijke vorst in de Vroege
Middeleeuwen. Hij werd in 768 koning van de Franken en in 800 tot keizer
gekroond, met Aken als zijn centrum. Hij streefde naar het herstel van de
glorie van het Romeinse Rijk (renovatio imperii) en bracht een culturele en
intellectuele bloeiperiode, de Karolingische renaissance. Dit omvatte
hervormingen in het schrift, kunst en onderwijs, zoals het oprichten van
kloosterscholen en het gebruik van de Karolingische minuskel.
De Kerk speelde een cruciale rol in Karels bestuur.
Geestelijken werden ingezet in de administratie, en bisschoppen werden
als missi dominici aangesteld om bestuurstaken uit te voeren.
Karels samenwerking met de Kerk gaf zijn macht een heilig karakter,
versterkt door zijn zalving en keizerskroning.
De Karolingers, opvolgers van de Merovingers, vestigden een langdurige
traditie van christelijk koningschap, waarin de vorst als dienaar van de
staat werd beschouwd.
Karels rijk strekte zich uit over een groot deel van Europa, en hij gebruikte
recht en militaire veroveringen om het uit te breiden.
De Karolingische mythe, de verhalen over Karel als een rechtvaardige
heerser, leeft voort in de Europese cultuur en geschiedenis, en Karel blijft
een symbool voor Europese eenheid, vereerd in bijvoorbeeld de Karlspreis
en instellingen in Aken.
D. HET KAROLINGISCHE RECHT