Menswetenschappen ~sociologie
HOOFDSTUK 1: SOCIOLOGIE, EEN EERSTE KENNISMAKING
1) Inleiding: niet iedereen leeft even lang
Wat stellen we vast Mensen met hoger diploma à leven langer
Verklaring 1 • Opleidingsverschillen à sociale ongelijkheid à verschillen in levens-kansen
• Hoge opleiding stimuleert vermogen om ingewikkelde problemen in te
schatten (bv. eigen medische problemen)
• Impact op vorming persoonlijkheid (bv. planmatig kunnen werken, met
uitdagen overweg kunnen)
Verklaring 2 • Diploma à job
• Hoger diploma à goede job à hoger loon à in betere buurten kunnen wonen
à verwijderd van vervuilende & stresserende omgeving à betere gezondheid
• Uitgebreide medische verzorging kunnen betalen
• Goede job à meer variatie & gezondere arbeidsomstandigheden à kans op
hoge arbeidstevredenheid neemt toe
• Nooit initiatief op werk à minder kans op vaardigheden ontwikkelen die
helpen situaties te controleren
Conclusie Hogere opleiding à materiële voordelen & bepaalt persoonlijke vorming à
eigen leven beter in handen à gezonder leven & met bedreigingen om gaan à
hogere levensverwachting
Componenten individu • Biologische & psychologische componenten
• Sociale omgeving ook cruciale factor
Hoe onderzoeken of Vergelijk het voorkomen kenmerk in ruimte & tijd, en voor verschillende
sociale omgeving impact deelgroepen
heeft?
2) De sociologische verbeelding (sociale benadering 1: levensloopperspectief)
Sociologische verbeelding • Specifieke wijze van kijken naar was met mensen in hun leven gebeurt
• Gebeurtenissen die leven van mensen typeren worden gezien vanuit ruimer
geheel waarbinnen mensen met elkaar samenleven
• Onze biografie à specifiek verloop omdat we samenleven met anderen à
ondergaat invloed van geheel van sociale relaties
Samenleving • Geheel van sociale relaties waarvan we deel uitmaken
• Resultaat van historische ontwikkeling
Conclusie • Sociale relaties bepalen biografieën
• Sociale relaties zijn zelf resultaat van historisch proces
Voorbeeld • Gegeven dat groot deel jongeren verder studeert
• Individueel biografisch kenmerk à intelligentie
• Samenleving beïnvloedt aspiraties
• Zonder industrialisatieproces zou kennisbehoefte nooit ontstaan zijn
Definitie Individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit geheel van sociale
relaties die zelf specifieke historische oorsprong hebben
Toepassing • In verband brengen van maatschappelijke fenomenen die op eerste zicht geen
-verband abortus & verband hebben
jeugdcriminaliteit- • In jaren negentig sterke daling jeugdcriminaliteit à veroorzaakt door
legalisatie abortus in jaren zeventig
• Toename abortus à afname ongewenste kinderen
• Als ze geboren zouden zijn? Zouden bijdragen tot criminele geweld
• Men past kennis die men heeft over biografie ongewenste kinderen toe om
maatschappelijk fenomeen te verklaren
1
, • Gedachte-experiment à stelt vraag wat gebeurd zou zijn indien iets niet had
plaatsgevonden
3) Van gedrag tot samenleving (sociologische benadering 2: contextuele benadering)
Bouwstenen biografie & • Gedrag
maatschappelijke • Interactie
omgeving • Omgeving
Gedrag
Gedrag • Elke actie of reactie van individu
• Bv. lichamelijke beweging, verbale uiting, subjectieve gewaarwording
• Bevat zowel objectief als subjectief waarneembare dimensie
Objectief • = externe componenten
• Kunnen door minstens 2 individuen aangenomen worden
à Alter & ego
• Bv. gesproken woord, gebaren, lichamelijke bewegingen
Subjectief • = interne componenten
• Door 1 individu waarneembaar (ego)
• Motivationele component à motivaties, drijfveren van handelen die aanzetten
tot gedrag (winstmaximalisatie, zucht naar sociale erkenning)
• Emotionele component à innerlijke gevoelens (angst, onrust, schaamte)
• Cognitieve component à beelden die we ons vormen van werkelijkheid
• Reflexieve component à beeld dat je van jezelf vormt
• Verschillende componenten doorkruisen elkaar
Sociaal handelen
Handelen • Gerichtheid op een object
• Gedrag met een nadrukkelijke doelgerichtheid à handelen krijgt betekenis =
mentale voorbereiding of projectie van voltooide handeling
• Vb. kijken waar uitgang lokaal is à voorbereiden verlaten lokaal
Stappen die ik zet, hebben als betekenis: verlaten lokaal
Sociaal handelen • Handelen gericht op het vroegere, het huidige of het toekomstige handelen van
anderen
• Max Weber
• Vanuit handelende actor een subjectieve betekenis aanwezig die in verband
staat met 2e actor
Sociale • Instrumenteel rationeel handelen
handelingstypologie • Waarde rationeel handelen
soorten • Affectief handelen
• Traditioneel handelen
• Reflexief handelen
Instrumenteel rationeel • Bepaald doel bereiken binnen bepaalde handelingssituatie
handelen • Handelingssituatie bestaat uit andere mensen/objecten
• Condities van handelen: objecten/mensen die voorwaarden bepalen
waaronder tot doelrealisatie kan overgegaan worden à niet vrij
manipuleerbaar
• Faciliterend: middelen waarover actor kan beschikken om voorgestelde doel
te realiseren à kunnen gewijzigd worden
• Actoren wegen af welke middelen best geschikt zijn à optimalisatie van
efficiëntie
2
, Waarde rationeel • Bewust geloof in waardevolheid handeling centraal
handelen • Ethisch, esthetisch, religieus of andere aard
• Handeling op zich is waardevol
• Volgen eisen die actor als binden inschat
Affectief handelen • Navolgen van gevoelens
• Kan bestaan uit ongecontroleerde reactie op bepaalde stimulus
• Betekenis niet altijd duidelijk à meestal wel rationaliseerbaar à het kan van
betekenis voorzien worden
Traditioneel handelen • Volgt uit ingeworteld gewoontehandelen
• Gewoonte in sociale dimensie van leven (niet in individuele)
• Leidt tot herhaling eenzelfde handeling, verplicht karakter
• Perkt handelen mensen in, stuwt hen in bepaalde richting
• Verleden bepalend
• Zekerheid
• Mensen bewust van traditie & op zichzelf waarderen à waarde rationeel
handelen
• Bv. kerkelijk huwen omdat ze dit beschouwen als goede manier van handelen
à waarde rationeel handelen
Reflexief handelen • Disruptief
• Breekt continue lijn van verleden naar heden
• Gebaseerd op ‘stoppen, denken, kiezen’
• Mens niet vooruitgeduwd door verleden à zelf richting kiezen à overwegen
alternatieven à kiezen
• Onzekerheid
Interactie
Interactie • Gebaseerd op sociaal handelen
• Gevormd door handelingen van persoon en reactie daarop door ander persoon
• Ontstaan wanneer 2 of meer personen gedeelde of op zn minst
complementaire betekenis aan elkaars handelen geven
Sociale interactie • Proces van wederzijdse beïnvloeding tussen sociale eenheden dmv
handelingen die symbolische betekenis hebben
• We kunnen reageren op handelen van anderen & anticiperen op gevolgen eigen
handelen
Hoe is dit mogelijk als we • Handelen is betekenisvol
vertrekken van sociaal • Sociaal handelen gebaseerd op principes die door anderen als zinvol
handelen beschouwd worden (à realiseren externe doelen, beleven waarde, volgen
affecten & tradities)
• Soms herkent men ook meer ultieme motieven achter het handelen
Opdat-motieven • Proberen om iets te realiseren
• Extern doel, waarde, emotie beleven, volgen traditie
Omdat-motieven Handeling van persoon vanuit ‘opdat’ motief, wordt voor andere persoon
‘omdat’ motief
Voorbeeld • Alter en ego ontmoeten elkaar
• Alter steekt hand uit, opdat ego dit als teken van groet zou beschouwen
• Ego beschouwt dit als groet à reikt ook hand omdat alter tot begroeten
overging
3
, Vormen van interactie
Vormen interactie • Conformiteit
• Samenwerking/coöperatie
• Conflict
• Ruil
Conformiteit • Voldoen aan normatieve verwachtingen omtrent elkaars gedrag
• Wederzijds akkoord over wat gaat gebeuren in interactiesituatie (bv.
kennisoverdracht leerkracht-leerlingen)
• Er is akkoord over hoe interactie gaat gebeuren (leerkracht geeft uitleg,
leerlingen zwijgen)
• Tegengestelde: deviantie/afwijking à minstens 1 van interactiepartners houdt
zich niet aan afgesproken regels (bv. leerlingen praten tijdens uitleg)
Samenwerking • Sociale eenheden proberen samen doel te realiseren
• Er moet akkoord zijn
• Wederzijdse bereidheid tot samen handelen
• Minimum aan conformiteit mbt navolgen afspraken
• Sluit geen competitie uit
Competitie Vorm van samenwerking die leidt tot maximale relatieve baten voor betrokken
partijen à tot rangschikking
Algemeen sociologische • Doel: bestaan sociale orde verklaren
theorievorming • Conformiteit & samenwerking kernobject sociologie
• Sociale orde = bestaan van stabiele patronen handelen & interactie
Conflict • Interactie tussen partijen met tegengestelde doelstellingen
à Zijn niet akkoord hoe interactie moet verlopen
• Menselijk gedrag à aanpassing aan externe omgeving à men moet over
middelen beschikken à niet in overvloed aanwezig
• Verdeling schaarse middelen niet tot akkoord à conflict
• Bv. om te overleven, moet je geld verdienen à in conflict gaan voor jobs
• Ook conflict over waarden, aanzien, macht
Positieve bijdrage • Voor opbouw en versterking samenleving
conflict • Stimuleert ontwikkeling nieuwe regels of herbevestiging oude regels
Ander kenmerken • Groepen in conflict met externe vijand à zeer onverdraagzaam mbt interne
dissidentie
• Groepscohesie à gemeenschappelijke vijand brengt mensen dichter bij
elkaar
Ruil • Blau
• Baten of beloningen die individuen in sociale verbanden ontvangen à kosten
voor anderen
• Wanneer iemand ons dienst bewijst, erkennen we graag dankbaarheid à
publiekelijk: hogere ‘rang’ --> kost gecompenseerd door baten van
toegenomen sociale achting
• Geen wederkerende compensatie à ondankbaar
• Neiging om anderen te helpen à streven naar sociale erkenning --> egoïsme
Wederkerigheid • Baten/kosten actoren moeten evenredig zijn (billijk)
• Ba/Ka = Bb/Kb
Stolling van interactie in cultuur & structuur
Cultuur • Uit interactie van mensen ontstaan ideeën over wat goed & slecht is
• Gedeelde betekenis die mensen aan handelen en objecten uit omgeving
toekennen, deze worden geformaliseerd in normen, waarden, overtuigingen,
wetten
4