Thema 6: DE COGNITIEVE BENADERING
1. Uitgangspunten en basisbegrippen
1.1 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze
interacties worden bepaald door cognitieve processen
Cognitie is het centrale begrip binnen de cognitieve
psychologie. Het omvat de bewerking en ontwikkeling van
kennis en informatie.
Functies van cognitie: oriëntatie, geheugen, waarneming,
psychomotoriek, aandacht, probleemoplossend vermogen,
sociale aanpassing, reactievermogen, leervermogen, en
intelligentie.
Definitie van cognitie (Ulric Neisser, 1967): Cognitie
betreft processen waarmee zintuiglijke input wordt
getransformeerd, gereduceerd, uitgebreid, opgeslagen,
teruggehaald en gebruikt.
Cognitieve psychologie stelt dat gedrag, gevoelens en
gedachten gestuurd worden door cognitieve processen (wat
we weten, denken, geloven).
Mensen zijn geen passieve ontvangers van prikkels, maar
nemen actief en creatief informatie op, verwerken die en
bepalen daarmee hun subjectieve werkelijkheid.
VB: twee kinderen maken een uitstap naar de zoo, maar
hebben verschillende herinneringen (leeuwen vs. Egyptisch
paviljoen).
Taal speelt een belangrijke rol in cognitieve processen.
Mensen gebruiken taal om hun omgeving te ordenen en te
begrijpen.
Kinderen ontwikkelen hun cognitieve vermogens naarmate ze
taal leren en gebruiken taal om hun wereld vorm te geven.
1.2 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze
interacties worden bepaald vanuit de black box
De cognitieve psychologie ontstond uit kritiek op het S-R-
schema van de behavioristen. Waar behavioristen de "black
box" negeren, staat die juist centraal in de cognitieve
psychologie.
Cognitief psychologen vervangen het S-R-schema door het S-
P-R-schema:
S: Stimulus (prikkel uit de omgeving)
P: Persoon (met zijn/haar cognitieve processen die prikkels
interpreteert)
R: Reactie (gedrag als betekenisvolle respons op de stimulus)
, Gedrag wordt niet alleen bepaald door prikkels uit de
omgeving, maar vooral door de interpretatie van deze prikkels.
De cognitieve benadering erkent de rol van de mens als
betekenisgever.
1.3 Een cognitieve benadering gaat uit van een
informatieverwerkingsmodel
Cognitieve psychologie vergelijkt de mens m/e computer:
informatie wordt opgenomen (input), verwerkt en resulteert in
gedrag (output).
Input: opname van informatie uit de omgeving.
Verwerking: betekenis geven, opslaan.
Output: besluitvorming en gedrag.
Verschillen tussen mens en computer:
Mensen zijn actief en creatief; computers volgen passief instructies.
Mensen verwerken informatie uniek, computers doen dit steeds op
dezelfde manier.
Cognitieve schema’s:
Verzamelingen van samenhangende en emotioneel gekleurde
informatie over personen, voorwerpen, gebeurtenissen, of situaties.
Worden automatisch geactiveerd in bepaalde situaties en
beïnvloeden wat we waarnemen, onthouden en hoe we reageren.
VB: een cognitief schema v/e basketbalspeler (groot, sportief, jong)
kan vertekende verwachtingen scheppen.
Kenmerken van cognitieve schema's:
Bevatten essentiële en persoonlijke kenmerken over personen of
situaties.
Zijn relatief stabiel en moeilijk aan te passen.
Bepalen wat we opmerken, onthouden, en hoe we interpreteren.
Beïnvloeden onze verwachtingen en vullen gaten in onze kennis.
Vooroordelen zijn een voorbeeld van schema’s in de sociale
psychologie: selectieve waarneming en herinnering versterken deze
vooroordelen.
1.4 Een cognitieve benadering gaat uit van een
wetenschapsmodel gebaseerd op kwantitatieve &
kwalitatieve methoden
Cognitieve psychologie combineert kwantitatieve en kwalitatieve
onderzoeksmethoden:
Kwantitatieve methoden: meten van reactietijden,
gestandaardiseerde tests, statistische analyses.
, Kwalitatieve methoden: observatie, diepte-interviews, mensen
hardop laten nadenken tijdens taken.
beter inzicht te krijgen in cognitieve processen + betrouwbaarheid &
validiteit v/ onderzoek te vergroten:
Experimenten: variabelen manipuleren om cognitieve processen te
onderzoeken.
Observaties: gedrag bestuderen in natuurlijke omgevingen.
Computational modeling: simuleren v/ cognitieve processen m/
computermodellen
2. Hedendaagse denkers
De cognitieve psychologie is ontstaan uit de ontwikkeling v/h
behaviorisme n/h neobehaviorisme.
Neobehavioristen zoals Edward C. Tolman (1886-1959) en
Clark L. Hull (1884-1952) erkenden de invloed van interne
mentale processen op gedrag, maar bleven vooral gericht op
meetbare gedragsveranderingen.
Vanaf de jaren 1950-1960 verschoof de focus naar interne
mentale processen, waardoor de cognitieve psychologie
ontstond als aparte stroming.
Er werden verbanden gelegd tss de cognitieve psychologie en
andere benaderingen, zoals mindfulness.
Er zijn overeenkomsten tss de cognitieve therapie & het
boeddhisme, zoals gepromoot door de Dalai Lama:
Mindfulness leert mensen om:
Bewust te zijn van hun gedachten en emoties.
Emoties te beheersen via zelfinstructie.
Cognitief therapeuten gebruiken meditatie-technieken uit het
boeddhisme om patiënten te helpen, vooral bij de nazorg van
depressies.
Cognitieve gedragstherapie combineert gedragstherapie en
cognitieve therapie, waarbij verandering in gedrag leidt tot
verandering in emoties en gedachten.
Jean Piaget (1896-1980)'s theorie over cognitieve ontwikkeling van
kind tot adolescent wordt algemeen aanvaard:
Kinderen passen hun cognitieve schema’s voortdurend aan via
assimilatie en accommodatie.
Piaget introduceerde duidelijk te onderscheiden stadia in deze
ontwikkeling.
Vanuit de cognitieve psychologie ontstond recent het sociaal
constructivisme: