Psychologie
Hoofdstuk 1: Psychologie als wetenschap
Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschap dat zich bezig houdt met het menselijk gedrag.
Psyche = ziel (gegroeid uit de filosofie), Logos = woord, gedachte, rede
Verschillende psychologen
Psychoanalyticus bv. Sigmund Freud (grondlegger psychologie), onbewuste centraal
Behaviorist bv. John B. Watson (klemtoon op nurture), optimistische visie
Humanist
Cognitieve psychologie bv. Daniel Kahneman, denkfouten, denkpatronen
Systeemdenken
Evolutiepsychologie bv. Steven Pinker, Evolutieleer Darwin
Verschillende stromingen: verschillende kijk op de mens
Diverse stromingen van 19e eeuw tot nu
- Eerste helft vorige eeuw: Psychodynamische theorie vs. Behaviorisme
- Gevolgd door stromingen die er los van stonden
- Eind van de eeuw: - Nieuwe stromingen die verder aan de slag gaan met
bouwstenen uit eerdere stromingen
- Evidence based
1 Kenmerken van wetenschap (8)
Domein
Het onderwerp van een bepaalde wetenschap of discipline
Verschillende stromingen binnen de psychologie concentreren zich vaak op
verschillende onderwerpen/ onderzoek domeinen:
Bijvoorbeeld:
- behaviorisme > focus op gedrag
- psychoanalyse > onbewuste centraal
Hypothesen en theorieën
Systematische en hiërarchische ordening
Van inzichten en causale (oorzakelijke) verbanden
Over een bepaald gebied van de werkelijkheid, gekozen wetenschapsdomein
Reductie
Elke wetenschap is vereenvoudiging vd totale werkelijkheid
Kracht van wetenschap ligt in isoleren deelsystemen
H2O (Edmund Husserl) Water in de wetenschap
What’s it like to be a bat?
Iedere psychologische theorie faalt (iedereen verwerkt dingen helemaal anders op)
Intersubjectieve overeenstemming
= iets is geldig of waar voor elkeen (een groep mensen ondnderling) van een aantal
subjecten
Voorbeelden: God, ufo’s, de verzinsels over vak en leerkracht
Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich
aan wetenschappelijke regels houden.
,Inter Tussen verschillende personen
Intra Binnen 1 en dezelfde persoon
Formulering
Nauwkeurig, precies, ondubbelzinnig (eigen jargon)
Communiceerbaar
Afbakenen vakgebied, weren buitenstaanders
Vb: frustratietolerantie, oedipuscomplex, ..
Vb: IQ
Voortgang
Wetenschap evolueert
(1) paradigma’s volgen elkaar op en zijn tijdgebonden
Burgerschap paradigma: inclusie blijft belangrijk, dus niemand gaat geld geven aan
een onderzoek over dat mensen met autisme buiten de samenleving moeten gezet
worden.
Paradigma
- Samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën, begrippenkaders en
onderzoeksmethoden
- Een referentiekader: welke vragen zijn er en hoe moeten we die oplossen?
- Zienswijze, filosofisch uitgangspunt, grondhouding, wereldbeeld
(2) cyclische voortgang
- Feiten
- Hypothesen
- Toetsen in een onderzoeksopzet (bv. Experiment)
- Integreren in theorie
Kritisch
Cfr intersubjectiviteit
Het oordeel van een panel wetenschappers (goed bevonden visies)
Mensbeeld & filosofisch gedachtengoed
Niet kennen
Organisch mensbeeld, mechanistisch zelfbeeld en personalistische mensbeeld
2 Situering tussen wetenschap
Niet kennen
Nomothetische wetenschap (verklaren)
algemeen geldende regels
fysica: e=mc²
Ideografische wetenschap (begrijpen)
unieke en specifieke
literatuurwetenschap: romans van Coetzee
3 Methoden (!!!)
De methodologie is de discipline die omschrijft aan welke spelregels moet worden
voldaan om tot betrouwbare wetenschappelijke kennis te komen.
,3.1 Mensenkennis
Onderscheid mensenkennis vs. wetenschappelijk psychologische kennis
Mensenkennis: subjectief, waardegeladen, cultuurgebonden
3.2 Niet-psychometrische methoden
Methoden die geen strikte statistische of cijfermatige onderbouw hebben.
(geen statistiek, analyses, data)
- Observatie
Participerende observatie (probeer van alles, stel jezelf in vraag want interactie)
- Introspectie
Door een persoon bij zichzelf vastgestelde gedachten en gevoelens
Een vorm van innerlijke zelfwaarneming
- Interview
Meer of minder gestructureerd
Actief luisteren
Valkuil: projectie
- Anamnese (= uitvoerige bevraging)
= Ontstaansgeschiedenis vd ontw. van een bepaalde problematiek
= Gevalsgeschiedenis zoals deze subjectief door de persoon is ervaren en
weergegeven
Heel veel vragen stellen zodat je het subjectief verhaal van de persoon in
kwestie weet. = perspectief
- Gevalstudie of casestudy
Intensieve bestudering van één praktijkgeval
Globaal inzicht in een gegeven problematiek
Multidisciplinaire benaderingswijze:
Medische gegevens, anamnese, vragenlijsten, interview testuitslagen ...
Voordelen:
Diepgaande en gedetailleerd
Verkennen thema
Nadelen:
Resultaten niet zomaar te veralgemenen
= alles wat verzamelt is (onderzoek, observatie …) bundelen en daarop
focussen.
- Projectieve technieken
Persoon schrijft eigen karaktertrekken, emoties en motieven toe aan iets of
iemand buiten zichzelf, volledig of grotendeels onbewust
Ongestructureerd betekenisloos materiaal
Projectieve testen
Thematische Apperceptie Test (Murray 1930) voor iedereen verschillend, kijk
gedachtegang
Rorschachtest wat je in de afbeelding ziet
Projectie bruikbaar bij diagnostiek en therapie
niet zo wetenschappelijk, maar waardevol aan zijn diagnostiek.
3.3 Psychometrische methoden
,Experiment: steekproef
Populatie (doelgroep)
Steekproef (een groep uit de populatie)
At random (puur toeval, computerbepaald voldoende groot)
Representatieve steekproef (afspiegeling maken)
Controlegroep
Condities
Experiment: variabelen
is een grootheid, verschillende waarden, te meten
Vb. temperatuur, lengte, leeftijd, haarkleur
Onderzoeken van mogelijke verbanden tussen variabelen
In een experiment: manipulatie van 1 variabelen
Bv. Alcohol en reactiesnelheden
Manipuleren: alcohol = onafhankelijke variabele
Afhankelijke: gaan we meten reactiesnelheid
Onafhankelijke variabele:
is de variabele die de onderzoeker manipuleert
Afhankelijke variabele
de variabele waarvan men nagaat of hij varieert bij veranderingen in de onafhankelijke
variabele, variabele waarvan de onderzoeker de waarde voorspelt, niet onder controle
heeft.
Doordat we 1 variabel manipuleren, kunnen we spreken over causale (oorzaken)
verbanden. De onafhankelijke variabele meten we op de afhankelijke variabele.
Controlegroep
om het effect van de onafhankelijke variabele na te gaan
= we hebben data nodig over normale reactietijden zonder invloed van alcohol
Zo weet je de gemiddelde reactietijden en kan je vergelijken.
Condities
de verschillende situaties waarin een proefpersoon kan terecht komen
Iedereen zit maar in 1 conditie
Dubbel blind
De proefleider weet zelf niet in welke conditie de proefpersonen zitten, ook
proefpersonen weten het ook niet.
Isolerende variatie
in wetenschappelijk onderzoek wil men alle omstandigheden zoveel mogelijk gelijk
houden, afgezien van de variabelen die men onderzoekt.
Zo weinig mogelijk fouten in het experiment, want het gaat over een causaal verband,
dan moeten onze bevindingen alleen liggen aan het alcohol.
Zelfde proefleider, tijdstip, gegeten of niet Methodologie
Ethische commissies, beeldvorming van alcohol wijzigt
3.4 Correlationeel onderzoek
In correlationeel onderzoek manipuleert men geen variabelen
Men onderzoekt in welke mate veranderingen in de ene variabele samengaan
(correleren) met veranderingen in een andere variabele
,Vb: correleert het studieniveau met het inkomen van de ouders?
Vb: correleert haarkleur met intelligentie?
Verband zoeken tussen twee variabelen, maar gaan we niets manipuleren.
Want we kunnen niet altijd manipuleren, sociaaleconomische status kan je niet
manipuleren. We gaan geen taken geven, gewoon de variabelen in beeld krijgen.
positieve correlatie
bv. examenuitslagen: als leerlingen met hoge cijfers voor het ene examen ook hoge
cijfers voor het andere examen behalen bv. psychologie en sociologie
negatieve correlatie
bv. hoge cijfers voor de ene proef over het algemeen gepaard gaan met lage cijfers
voor de andere bv. hoge cijfer gezond eten, lage cijfer kans op depressie
geen correlatie: geen duidelijk verband
Correlatiecoëfficiënt = 0/+1 positief, 0/-1 negatief, 0 geen correlatie
Kan nooit oorzakelijke verbanden leggen
Enigste dat we zien is dat er een samenhang is. (Kritisch zijn)
3.5 Testen
4 testcriteria
Validiteit
Meet een (psychodiagnostische) test datgene wat hij beweert te meten
Betrouwbaarheid (test nog eens afnemen, relatief dezelfde score)
Nauwkeurig en constant
- Intrinsieke toevalsfactoren: eigen aan test. onvoldoende vragen
- Extrinsieke toevalsfactoren: te wijten aan testsituatie of persoon
Normering
Vergelijken met scores van een vergelijkbare groep
Standaardisatie
Nauwkeurig vastleggen werkwijze, materiaal, toekennen scores
Handleiding
Voorbeeld mc-vraag hoofdsteden Europa
Test voldoet niet aan:
Validiteit: kennis van de hoofdsteden weten heeft niets te maken met de intelligentie
Betrouwbaarheid: het ene moment ga je meer weten (eurosong, net toets) dan een
ander moment.
4 Disciplines
Psychologie kent verschillende disciplines die elk een eigen domein hebben.
- Ontwikkelingspsychologie
Focust op de ontwikkeling van kinderen
Levenslooppsychologie verder volwassenen en ouderen
- Persoonlijkheidspsychologie
Bestudeerd zelfbeeld, motivatie agressie, attitudes, karakter, temperament
Typologieën: classificatiesysteem volgens bepaalde criteria
,- Sociale psychologie
Combinatie psychologie en sociologie
Bestudeerd interpersoonlijke, sociale gedrag
- Klinische psychologie
Het begeleiden, coachen en behandelen van mensen
,Hoofdstuk 2: Psychotherapie
1 Dodo Bird Verdict
De outcome van verschillende therapieën hadden vergelijkbare resultaten. Ze boeken
allemaal resultaat, ongeacht hun methoden of de theorie waarop ze gebaseerd zijn.
Cliëntgerichte of Opbouwen van een speciale band, onvoorwaardelijke
humanistische acceptatie, grondhouding van de begeleider.
aanpak
Cognitieve Negatieve gedachten te pakken krijgen en proberen om te
gedragstherapie zetten in positieve gedachten.
Psychoanalyse Langdurige therapie (Freud)
Systeemtherapie Niet alleen de persoon, maar de gezin
Oplossingsgerichte Focust zich niet op het verleden of het probleem, maar
therapie gericht op de toekomst of oplossing
Mindfulness Niet veranderen, maar aanvaarden
Lichaamsgerichte Achterhalen waarom je bv. Een knoop in de buik hebt
therapie Faalangst bv.
Neuropsychologie Relatie wat er in de hersenen ontstaat en hoe dat effect
heeft op ons gedrag.
Het maakt niet uit wat je doet, als het maar effect heeft.
'everybody has won, and all must have prizes’
De taart van Lambert 1992
Mn verwacht al dat de therapie gaat werken door het
verwachtingspersoon = placebo-effect.
Het netwerk, de manier dat de omgeving erop reageert,
van job veranderen = buiten
Factoren die de therapie gemeenschappelijk hebben =
algemeen
Stroming = techniek
1.1 Common Factors Theory
Er zijn gemeenschappelijke factoren verantwoordelijk voor het succes van de therapie
(= verbetering bij de client) Taart van Lambert
Maar: Zowel wat je doet als wie het doet en met wie zijn van belang voor een
succesvolle behandeling!
, - Menselijk contact
- Veilig
- Transparant
- Voorbeeldfunctie
- Vergroten competenties
- Aangename ervaring
- Positieve verwachtingen
- Gehonoreerde prestatie
- Verondersteld deskundig
1.2 Placebo
Om te spreken van placebo-effect moet de (echte) verbetering duidelijk te linken zijn
aan het toegediende middel
Verwachtingen’ (kleur, merknaam, prijs,…)
Middel bevat geen werkzame bestanddelen
Water, tic-tak, zalfje
Placebo-effect nog versterken in de medische wereld dat ‘pilletje’ echt laten
bestaan
2 Dodo Bird Myth
Zijn de resulaten effectief en causaal een gevolg van de (eerdergenoemde)
factoren? Moeilijk te bewijzen!
Onderzoeken tonen verschillen aan tussen therapievormen
Meta-analyses tonen aan dat studies fouten vertonen
(andere stoornissen vergeleken, geen goede controlegroep,….)
3 Evidence-based
= Efficiënt en kostenbesparend (RCT en EST)
Wetenschappelijk kunnen aantonen ( bewijsmateriaal) dat onze methode, therapie
werkt effectiviteit.
EST = empirically supported treatments, behandelingen waarvan in gerandomiseerde
en gecontroleerde omstandigheden empirisch is gebleken dat ze effectief zijn.
Werkt zelf beter dan andere therapieën.
Is ook kosten besparend terugbetaald. Niet meer doen dan nodig is.
Protocol behandeling = Behandelen die gericht zijn op specifieke problematieken.
3.1 Randomised Control Trails (RCT’s) !!
Hoe kan je aantonen dat het uitvoeren van een protocol of handleiding – gericht op
een specifieke problematiek of stoornis- effectief kan zijn?
Voorwaarden (crf. methodologische moeilijkheden bij experiment)
Controlegroep
Dubbel-blind
Isolerende variatie (= vaak onmogelijk)
Gelijke cliënten (leeftijd), therapeuten, setting, methoden, operationalisering vd
variabelen (hoe effect meten)
Je gaat je cliënten willekeurig in groepen steken.
Effectief? Behandeling vergelijken met iets wetenschappelijks.
,Evidence based aanpak is vooral gericht op de vraag OF de interventie werkt, niet
zozeer HOE ze werkt!
3.2 Empirically Supported Treatments (EST)
Behandelingen, bedoeld voor een specifieke doelgroep, die werkzaam blijken te zijn in
gecontroleerd onderzoek. Doel: symptomen wegwerken
Frequent gebruikt binnen de derde generatie gedragstherapieën (niet begin vh boek)
Pre-postmetingen
Bieden voor therapeut en client houvast
Kritische kanttekeningen
Geeft structuur voor de hulpverlener
Voor de cliënt weet dan wat er gaat komen
Hoeveel afspraken, huiswerk
Voordeel: efficiënter en kostenverlagend
Nadeel: Minder persoonlijk, Na die aantal sessies, nog steeds niet beter minder
goed gevoel, want waarom lukt het niet?
4 EMDR
= Eye Movement Desensitization and Reprocessing
Vooral gebruikt voor mensen die een nare, schokkende, traumatische gebeurtenis
hebben meegemaakt.
Een (kortdurende) therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van
een schokkende ervaring, zoals een ongeval, seksueel geweld of een geweldsincident.
(PTSS)
Amerikaanse psychologe Shapiro
Gebeurtenis terug oproepen inclusief negatieve beelden, gevoelens en
lichamelijke gewaarwordingen
Dit in combinatie met een afleidende stimulus (handbeweging, geluid)
Herhaling tot de spanning is gezakt tot nul, kracht afnemen
Tot het beeld neutraal is, geen emotionele gevoelens meer bij
5 Aan verbetering toe
Efficiëntie van de therapieën
Amerikaanse psychologen schatten eigen vaardigheden en positieve effecten op
cliënten te hoog in !
Wat kan er verbeteren?
Contact met de therapeut, noodzakelijk? Internettherapie
Te weinig kennis over (huidige) onderzoeksresultaten (hulpverleners)
Inspraak cliënt, feedback (evaluatie na sessie, klantgericht)
Meest geschikt? (persoonlijkheid cliënt) (ontstaan van groepspraktijken)
Inefficiënt of schadelijk? Bv. grafologie (behandelingen zonder wetenschap)
6 Indeling & verdeling
6.1 Wie doet wat?
, Psycholoog (beschermd): psychologische master, ondersteund, onderzoek,
bevraging.
Psychiater: medische opleiding, nadien verder gestudeerd, medicatie voorschrijven,
diagnose stellen.
Gelijkenis: werken met mensen met moeilijkheden.
Psychotherapeut (beschermd): psychologische master + jaar stage (5 jaar),
klinische orthopedagogie
Na je studies nog een opleiding volgen (4jaar).
Psycholoog en psychotherapeut: verbonden aan deontologische code.
Klinische psychologen: in de praktijk bij moeilijkheden.
Niet alle psychologen zijn psychotherapeut en omgekeerd.
Hiërarchisch model? Arts en dan pas andere zorgverleners
Diagnose voorafgaand aan therapie in overleg met arts/psychiater
Multi-disciplinair werken
Alternatief: horizontaal model vanuit zijn eigen opleiding zaken inbrengen
Psychotherapeut:
Helpt bij psychische klachten
Heeft een erkende therapeutische opleiding gevolgd
Wettelijk kader: Is geregistreerd bij een erkende beroepsvereniging (erkenning,
terugbetaling)
6.2 Wie doet wat?
Hoe meer naar links, hoe meer aandacht naar het individu.
Hoe meer naar rechts, hoe meer vastgelegde zaken, oefenen.
Counseling: komt van het humanisme
De focus ligt op het gesprek en de gespreksvaardigheden, geen advies geven,
onbevooroordeeld luisteren. Laagdrempelige hulpverlening
Psychotherapie: nadruk op de methode die worden aangereikt, bv. Exposure:
blootstelling aan de angst of ook cognitief werken
Protocollen: evidence-based, gericht op specifieke problematiek
Coaching: de bedrijfswereld, mensen die geen problemen hebben maar een drempel
op 1 vlak.
Training: bv. Faalangsttraining, aanleren van vaardigheden, minder individueel
6.3 Integratief
= technieken uit andere scholen/stromingen integreren in eigen werking (niet meer
werken vanuit 1 kader)