Personen-, familie- en familiaal vermogensrecht
INLEIDING
HOOFDSTUK 1. SITUERING
Het personenrecht regelt het statuut vd persoon en zijn rechtspositie in de maatschappij
Het familierecht regelt de privaatrechtelijke verhouding tussen partners, ouders en kinderen en hun
verwanten
Het huwelijksvermogensrecht omvat het geheel van regels dat de vermogensrechtelijke verhoudingen
beheerst tussen echtgenoten onderling en tegenover derden, zowel tijdens het huwelijk als bij ontbinding
ervan
Duurzame intieme relaties die niet bezegeld zijn door een huwelijk, vallen hier niet onder: deze relaties
worden beheerst door het samenwoningsvermogensrecht
Het primair huwelijksstelsel regelt op eenvormige en dwingende wijze de minimale rechten en
verplichtingen vd echtgenoten, en is van toepassing op alle echtgenoten, door het enkele feit van het
huwelijk
Het secundair huwelijksvermogensrecht regelt enkel de vermogensrechtelijke aspecten van het huwelijk:
het bevat een regeling die bovenop de beperkte vermogensaspecten geldt die reeds door het primair stelsel
worden geregeld
Echtgenoten kunnen echter van deze regels afwijken en hun huwelijksvermogensrechtelijke verhoudingen
regelen in het door hen vastgelegde huwelijksvermogensstelsel (huwelijkscontract)
HOOFDSTUK 2. ONTWIKKELINGEN EN ACTUELE TENDENSEN
Afdeling 1. Ancien Régime
In het AR was het huwelijk de grondslag vd familie, en echtscheiding was verboden, tenzij het huwelijk niet
was geconsumeerd
Er was een duidelijk overwicht vd man in de familie, en het huwelijksvermogensrecht was maar van beperkt
belang (men was meer bezig met overleven, niet met vermogen opbouwen)
Afdeling 2. Negentiende eeuw tot eerste helft twintigste eeuw
De Code Civil van 1804 vatte het huwelijk op als een burgerlijke instelling
Het familierecht erkende buitenhuwelijkse relaties niet of behandelde ze zeer negatief: kinderen geboren
buiten het huwelijk waren onwettige kinderen en hadden nauwelijks rechten
Echtscheiding was alleen mogelijk onder zeer strikte voorwaarden en relaties tussen personen van hetzelfde
geslacht werden niet erkend
De man was nog steeds het hoofd van het gezin: door het huwelijk werd de vrouw handelingsonbekwaam
Afdeling 3. Ontwikkelingen vanaf tweede helft twintigste eeuw
§1 Het huwelijk tussen man en vrouw
1
,Vanaf de jaren 1970 is er een daling van het aantal nieuwe huwelijken en een stijging van het aantal
echtscheidingen
Het aantal personen dat ongehuwd samenwoont neemt toe
De stigmatisering van kinderen geboren buiten het huwelijk verdwijnt geleidelijk en holebi’s eisen gelijke
rechten
- 1987: kinderen krijgen gelijke rechten, ongeacht of ze binnen of buiten het huwelijk zijn geboren
- 1998: naast het huwelijk wordt de wettelijke samenwoning wettelijk geregeld
- 2003: het huwelijk wordt opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht
- 2006: adoptie door personen van hetzelfde geslacht is mogelijk
§2 Emancipatie van vrouwen en veranderende rolpatronen in het gezin
De arbeidsdeelname van vrouwen neemt toe, waardoor ze minder economisch afhankelijk worden: ze eisen
gelijke rechten
Vanaf 1958 wijzigde het huwelijk de handelingsbekwaamheid vd vrouw niet meer
Vanaf 1976 zijn de man en vrouw gelijkwaardige partners binnen het huwelijk: de vaderlijke macht werd
omgezet in ouderlijk gezag, dat beide ouders uitoefenen over hun kinderen
Vanaf 1995 wordt gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag de regel, ook als de ouders niet
samenleven
Vanaf 2014 wordt de verplichte patrilineaire naamsoverdracht aan kinderen afgeschaft
§3 Kinderen als kern van het gezin
Kinderen zijn geen voorwerp meer van ouderlijke macht: ze zijn volwaardige personen die beschermd
moeten worden maar die ook zelf inspraak moeten krijgen en participeren aan het rechtsleven
§4 Impact van medisch begeleide voortplanting op afstamming en ouderschap
Door nieuwe mogelijkheden op het vlak van medisch begeleide voortplanting zijn vaak derden betrokken in
het voortplantingsproces (bv donor, draagmoeder)
De juridische ouders zijn niet noodzakelijk de genetische ouders
§5 Nadruk op autonomie van het individu en zijn recht op zelfbepaling
Deze evolutie heeft een interne tendens en een externe tendens
Intern: het huwelijksvermogensrecht was een strak geregeld domein, met zeer beperkte ruimte voor
autonomie, maar door de wet van 1976 werd de wijzigbaarheid van het huwelijksvermogensstelsel
ingevoerd
De contractualisering van het huwelijksvermogensrecht nam toe, met het huwelijkscontract als instrument
voor vermogensplanning, vooral ter bescherming vd langstlevende echtgenote
Extern: oorspronkelijk werd de niet-huwelijkse samenwoning als ongeoorloofd en strijdig met de O.O. en de
goede zeden beschouwd, maar met de maatschappelijke aanvaarding vd samenwoning en het grote succes
ervan werd de behoefte sterker om een minimale regeling van rechten en verplichtingen uit te werken
(uiteindelijk in 1998)
De artikelen 1475-1479 oud BW voeren een zeer beperkt vermogensrechtelijk regime in voor wettelijke
samenwoners: contractuele autonomie blijft de regel
2
,Wettelijke samenwoning vereist een verklaring van wettelijke samenwoning: louter feitelijke samenwoning
leidt civielrechtelijk nooit tot de toepassing vd regels vd wettelijke samenwoning
§6 Toenemende internationale mobiliteit van individuen en families
Het internationaal privaatrecht (IPR) bepaalt in grensoverschrijdende situaties het bevoegde forum, het
toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen en akten
HOOFDSTUK 3. BRONNEN VAN HET PERSONEN-, FAMILIE- EN
RELATIEVERMOGENSRECHT
Afdeling 1. Nationale normen
§1 Burgerlijk Wetboek
Boek I oud BW omvat de regels inzake de burgerlijke stand, huwelijk, echtscheiding, afstamming, adoptie,
ouderlijk gezag en pleegzorg, minderjarigheid en voogdij, en beschermde meerderjarigen
Voor het huwelijksvermogensrecht zijn Boek 2 en 4 (nieuw) BW van toepassing
Voor de wettelijke samenwoning blijven artikels 1475-1479 oud BW echter nog van toepassing
§2 Gerechtelijk Wetboek
Voor het familieprocesrecht is het Ger. W. de belangrijkste bron
In 2014 is de bevoegdheid voor familiale geschillen geconcentreerd bij een gespecialiseerde rechtbank: de
familie- en jeugdrechtbank
De familie- en jeugdrechtbank is bevoegd voor alle geschillen opgesomd in artikel 572bis Ger. W.
De wetgever beklemtoonde in 2014 het overleg tussen (ex)-partners: hij erkent de cruciale rol van dialoog
en bemiddeling om conflicten tussen scheidende of gescheiden partners te ontmijnen
Elke familierechtbank heeft dan ook een aparte “kamer voor minnelijke schikking”
Ook moet de griffier de partijen informeren over de mogelijkheden tot bemiddeling, verzoening en elke
andere vorm van minnelijke oplossing van conflicten, zodra de vordering is ingesteld (art 1253ter Ger. W.)
Artikel 1253ter Ger. W. bepaalt ook wanneer de partijen in persoon aanwezig moeten zijn
§3 Grondwet
Het familierecht wordt sterk beïnvloed door de toetsing door het GW Hof van familierechtelijke wetgeving
aan artikelen 10, 11 en 22 Gw
Afdeling 2. Internationale normen
§1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Artikel 8 EVRM (recht op bescherming van het privéleven en van het familie- en gezinsleven), artikel 12
EVRM (recht om te huwen en een gezin te stichten) en artikel 14 EVRM (discriminatieverbod) zijn hier de
belangrijkste bepalingen
Sinds het arrest Marckx (1979) wordt aanvaard dat het EVRM de motor kan zijn voor verandering van het
nationale familierecht
3
, Familierecht blijft in de eerste plaats nationaal recht en is sterk verbonden met de nationale cultuur en
tradities, maar toch zorgt de rechtspraak van het EHRM m.b.t. artikel 8 EVRM voor een zekere convergentie
in de evolutie van het familierecht in Europa
In beginsel is het daadwerkelijk bestaan van een nauwe persoonlijke relatie vereist om van gezinsleven te
kunnen spreken, maar uitzonderlijk kan er ook gezinsleven bestaan in gevallen waarin er zich nog geen
persoonlijke banden hebben kunnen vormen (bv tussen biologische vader en zijn buiten het huwelijk
geboren kind)
Artikel 8 EVRM beschermt het individu tegen arbitraire inmenging door de overheid in het privé- en
gezinsleven (negatieve verplichting) en vereist dat staten positieve actie ondernemen om ervoor te zorgen
dat de banden tussen gezinsleden zich kunnen ontwikkelen (positieve verplichting (bv arrest Marckx))
Het EVRM heeft ook invloed op de nationale rechtspraak: de rechter moet immers rechtstreeks werkende
verdragsbepalingen voorrang verlenen op daarmee strijdige nationale wetgeving
§2 Internationaal verdrag betreffende de rechten van het kind (IVRK)
Artikel 3 IVRK verdient bijzondere aandacht: het bepaalt dat het belang van het kind de eerste overweging
vormt bij elke beslissing die het kind aangaat
Artikel 22bis Gw vormt de omzetting in het Belgische recht van dit artikel
Het belang van het kind heeft een primordiaal karakter, maar geen absoluut karakter: het primordiaal
karakter betekent niet dat geen rekening mag worden gehouden met de belangen van andere betrokken
partijen
§3 Unierecht
Het Unierecht laat de bevoegdheid vd lidstaten inzake het personenrecht onverlet, maar toch heeft het een
grote impact gehad
Ten eerste is de Unie op grond van artikel 81 VWEU bevoegd om Europese wetgeving inzake
grensoverschrijdende familiezaken uit te vaardigen (familierechtelijk IPR)
Ten tweede moet elke lidstaat bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op vlak van het personenrecht het
Unierecht in acht nemen: lidstaten mogen geen inbreuk maken op de verdragsbepalingen inzake het
Unieburgerschap (art 21 VWEU) en het Handvest vd Grondrechten vd EU
DEEL 1. AFSTAMMING EN ADOPTIE
HOOFDSTUK 1. AFSTAMMING
Afdeling 1. Inleiding
Afstamming = de juridische band tussen een kind en zijn ouders, waaruit rechten en verplichtingen voor hen
beiden voortvloeien
De staat van een persoon = het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn rechtspositie
in de familie en de maatschappij bepalen en die hem onderscheiden van andere personen wat het bezit en
de uitoefening van bepaalde rechten betreft (art 6 oud BW)
De afstamming is dus een element vd staat van een persoon
4