INHOUDSOPGAVE RECHTSPSYCHOLOGIE
DEEL I. EEN KORTE INLEIDING IN DE (RECHTS)PSYCHOLOGIE…………………………………………………….1
1. Een schets van de (rechts)psychologie………………………………………………………………………….……1
1.1. De oorsprong en geschiedenis van voor het recht relevante psychologie…………………………………..….1
1.2. Rechtspsychologie als één van de verschillende op het recht toegepaste en voor het recht relevante
psychologische disciplines………………………………………………………………………...……………….. 3
1.3. De doelstellingen en reikwijdte van de rechtspsychologie……………………………………………………….5
1.4. De context en doorwerking van het rechtspsychologische onderzoek…………………………...……………..5
2. De binnen de (rechts)psychologie gehanteerde methoden en technieken van onderzoek…………………..7
2.1. De rechtspsychologie als empirische wetenschap…………………………………………………………..…….7
2.2. De rechtspsychologie: een overwegend kwantitatief experimentele traditie…………………..………………..7
2.3. Beperkingen van het bestaande rechtspsychologische onderzoek…………………………………...………..10
2.3.1. De ecologische validiteit van het academisch rechtspsychologisch onderzoek………………….……11
2.3.2. De beperkte scope en toepassing van de rechtspsychologie………………………………..…………..14
DEEL II. THE BIGGER PICTURE: HET BELANG VH VINDEN & TOEPASSEN V BEST PRACTICES………..…..16
3. De waarheidsvinding en procedurele rechtvaardigheid…………………………………….…………….……..16
4. Gerechtelijke dwalingen………………………………………………………………………………………….……17
4.1. Concept……………………………………………………………………………………………….……………. 17
4.2. Prevalentie wereldwijd……………………………………………………………………………….……………18
4.3. De afwezigheid van erkende onterechte veroordelingen in België…………………………………..…….…18
4.4. De oorzaken van gerechtelijke dwalingen……………………………………………………………….….…..19
4.5. Het voorkomen en herstellen van gerechtelijke dwalingen…………………………………….………….…..23
5. Het waarborgen van de procedurele rechten van de betrokkenen……………………………...………….….24
5.1. De relevantie van internationale en Europese mensenrechten……………………..……………….………..24
5.2. Het risico op een schending van het recht op een eerlijk proces…………………………….…………….…24
5.3. De impact op andere fundamentele rechten…………………………...…………………………………….…24
DEEL III. HET BEKOMEN VAN INFORMATIE VAN PARTIJEN BETROKKEN IN EEN PROCEDURE…………..25
6. Bij wijze van achtergrond: enkele basisprincipes m.b.t. waarneming & geheugen…………………..……25
6.1. De werking van het geheugen………………………………………..…………………………………………..25
6.2. Invloeden op het geheugen………………………………………………………..…………….………………. 27
6.2.1. Schema’s………………………………………………………………………………………..……..…...27
6.2.2. Suggestie………………………………………………………………..…………….……………...…….28
6.2.3. Sociale beïnvloeding……………………………………………………………..………...….……..……29
6.2.4. Vergeten……………………………………………………………………..……….……..…….......……30
6.3. Pseudoherinneringen……………………………………………………………………………..……….………32
6.4. Verdringing en hervonden herinneringen………………………………………………………………....…….32
6.5. Geheugenverlies voor een delict?.............................................................................................................34
6.5.1. Organische amnesie…………………...………………………………………………………………….34
6.5.2. Dissociatieve amnesie…………………………………………………………………………...………..35
6.5.3. Gesimuleerde amnesie…………………………………………………………………………..………..35
,7. Het onderzoeken en wegen van scenario’s en het belang van alibi’s………………………………..……….36
7.1. Alternatieve scenario’s………………………………………………………………………………..…………..36
7.2. Een alibi als het startpunt van een alternatief scenario…………………………………………….…...…….36
7.3. De beoordeling van de geloofwaardigheid en waarachtigheid van een alibi………………………………..37
7.3.1. De reconstructiefase……………………………………………………………………………...……….38
7.3.2. De validatiefase………………………………………………………………………..………….…...…..39
7.3.3. De beoordelingsfase……………………………………………………..……………..…...…………….39
7.4. Enkele kanttekeningen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van alibi’s……………..……………42
7.4.1. De beoordeling van alibi’s in het licht van verschillende rechtssystemen……………..…….………43
7.4.2. De beoordeling van alibi’s door verschillende doelgroepen…………………………………………..43
8. Het (ver)horen van betrokkenen…………………………………………………………..……………….…………44
8.1. De centrale rol van verklaringen in procedures………………………………………………..……….……….44
8.2. Verschillende verhoorstijlen en hun impact…………………………………………………..……..…………..44
8.2.1. Verschillende soorten vragen en basiscommunicatie………………………………….………………44
8.2.2. De beschuldigende & informatieverzamelende verhoorstijl……………………………………..….....48
8.2.3. De Mendez Principles: oorsprong, uitgangspunten en principes………………………………..….....49
8.2.4. Specifieke verhoorprotocollen………………………………………………………….….…………….. 49
8.3. De noodzaak van toegenomen op best practices gebaseerde training en opleiding………………………..51
8.3.1. Het belang v investigative interviewing in het licht vd bescherming v fundamentele rechten……….51
8.3.2. Hindernissen bij de adequate implementatie van procedurele waarborgen in het kader van het
verhoor: drie toepassingen……………………………………………………….……………………….51
8.3.2.1. De complexiteit van het begrijpen van juridische begrippen en informatie…………….…….52
8.3.2.2. Het optreden van de raadsman: van een passieve, naar actieve en gepaste rol……………53
8.3.2.3. De inschatting van een geïnformeerde en weloverwogen afstand…………………..…….…54
8.3.3. Evidence based opleidingen in België: twee illustraties…………………………………….……..……54
8.3.3.1. Bijkomende opleiding voor strafrechtsadvocaten………………………………….….……….55
8.3.3.2. Investigative interviewing voor reguliere politiediensten, bijzondere inspectiediensten en
magistraten…………………………………………………………………………..…..………..55
9. Kwetsbare personen……………………………………………………………………………………..……...……..57
9.1. Kwetsbaarheid en kwetsbare personen: what’s in a name?.......................................................................57
9.1.1. Kwetsbaarheid in de rechtspraak van het EHRM…………………………………………………...…..57
9.1.2. Kwetsbaarheid in EU-instrumenten……………………………………………………..……..………..59
9.1.3. Kwetsbaarheid in academisch onderzoek………………………………………………………………60
9.1.4. Enkele reflecties m.b.t. de juridische en academische aandacht voor kwetsbaarheid….…………..62
9.2. De kwetsbaarheid van verdachten……………………………………………………………………………….62
9.2.1. Naar een omvattende omschrijving van de kwetsbaarheid van verdachten…………………………63
9.2.1.1. De uitoefening van de procedurele rechten als centrale problematiek…………………….63
9.2.1.2. Het interactieve en dynamische karakter van kwetsbaarheid……………...……………….63
9.2.1.3. Situationele risicofactoren……………………………………………….……………………..64
9.2.1.4. Individuele risicofactoren………………………………………………..…………………….. 65
9.2.2. Specifieke waarborgen voor kwetsbare verdachten………………………...…………………………65
9.2.2.1. Aandacht voor specifieke behoeften bij de implementatie van regelgeving………...……..66
9.2.2.2. De onverwijlde vaststelling van kwetsbaarheid……………………………..………………..66
9.2.2.3. Het recht op informatie: aangepaste bewoordingen…………………………..……………..66
9.2.2.4. Het recht op toegang tot een raadsman: geen afstand………………………………………66
9.2.2.5. De opname van het verhoor………………………………………………...………………….66
9.2.2.6. De bijstand door een geschikte volwassene / vertrouwenspersoon………………………..67
9.2.3. Uitdagingen bij de vaststelling van kwetsbaarheid…………………….……………………………….67
9.2.3.1. Verantwoordelijkheden van de betrokken actoren…………….…………………………….67
, 9.2.3.2. Het risico op onderschatting……………………………………………………………………67
9.2.3.3. De meerwaarde en beperkingen van bestaande tools, opleiding en training………...……68
9.3. Kwetsbare getuigen en slachtoffers………………………………………………………………...……………68
9.3.1. Minderjarigen………………………………………………………………………………………..……. 69
9.3.2. Kwetsbare meerderjarige slachtoffers en getuigen……………………………………..……………..69
9.3.3. Specifieke waarborgen voor kwetsbare getuigen en slachtoffers……………………………………70
9.3.3.1. Het vermijden van secundaire victimisatie…………………………………...……………….70
9.3.3.2. Het verloop van het verhoor………………………………………………………..…………..70
9.3.3.3. De bijstand tijdens het verhoor……………………………………………..………………….70
9.3.3.4. De opname van het verhoor……………………………………………………………………70
9.3.3.5. De persoonlijke verschijning ter terechtzitting………………………………………………..71
9.4. Enkele reflecties bij de waarborgen voor kwetsbare personen in de Belgische context……….……………71
10. Op zoek naar de waarheid: leugendetectie………………………………………………………..….…………….72
10.1. Concepten……………………………………………………………………….………….…..…………… …..72
10.1.1. Leugens, waarheden en waarachtigheden………………………………….……………………….72
10.1.2. Verschillende leugendetectietechnieken…………………………………………… ……………….72
10.2. Fysiologische technieken: de polygraaf………………………………………………..……….……………..73
10.2.1. Algemene uitgangspunten: de polygraaf als omstreden instrument…………..…..………………73
10.2.2. De tijdens de polygraaftest gehanteerde vraagtechnieken………………….……………………..73
10.2.2.1. De controlevraagtechniek………………………………………….……………………….73
10.2.2.2. De geheugendetectietest……………………………………………..………………… …74
10.2.3. De accuraatheid van de polygraaftest…………………………..……………………………………75
10.2.4. Het gebruik van de polygraaf in België……………………………………….……….…..………….77
10.3. Verbale leugendetectiesignalen……………………………………………………………………..………… 78
10.3.1. Verschillende verbale leugendetectietechnieken………………………………….….………… ….78
10.3.2. De accuraatheid van de verschillende verbale leugendetectietechnieken………………….…….79
10.4. Een bijzondere vorm van ‘misleiding’ als obstakel van leugendetectie: malingering………….…………..80
10.4.1. Het concept: veinzen en overdrijven……………………………………………….………...……….81
10.4.2. Motieven voor malingering……………………………………….…………….…….………………..82
10.4.3. Het simuleren van een stoornis………………………………………….…………………………….83
10.4.4. Het detecteren van malingering……………………………….………………………………………83
10.4.4.1. Observatie……………………………………….…………………...………………………83
10.4.4.2. Atypische kenmerken………………………………………..………..…………………….83
10.4.4.3. Collaterale informatie……………………………………..…………..…………………….84
10.4.4.4. Speciale tests………………………………………………….………….…………………84
11. Het identificeren van daders: ooggetuigenherkenningen…………………………………….…………………86
11.1. Meervoudige confrontaties / lineup procedures……………………………….………...…………………….86
11.2. Verschillende procedures………………………………………………………………………………… …….87
11.2.1. Opsporingsdoeleinden vs. bewijsdoeleinden……………………………………….………………. 87
11.2.2. De lineup vs. show-up…………………………………………………………………………….…….87
11.2.3. De sequentiële vs. simultane lineup…………………………………..………..….………………….88
11.2.4. De foto- vs. video- vs. live-lineup……………………………………………….……………………..89
11.3. De in acht te nemen variabelen om de kwaliteit ve lineup en de uitkomst ervan te beoordelen…………...89
11.3.1. Schattingsvariabelen………………………………………………………………..………………….89
11.3.2. Systeemvariabelen……………………………………………………………………….…...………..92
11.3.3. Vertrouwen en postidentificatiefeedback……………………………………….…………………….95
12. Het bekomen en beoordelen b informatie in enkele specifieke niet-strafrechtelijke contexten…………..96
12.1. Familierecht: echtelijke geschillen en echtscheidingsprocedures…………………………………….….….96
12.1.1. De waarneming en het geheugen van minderjarigen…………………………………………..……96
, 12.1.2. Beïnvloeding van minderjarigen…………………………………………………………..…….…….97
12.1.2.1. Externe beïnvloeding……………………………………………………………..…………98
12.1.2.2. Beïnvloeding in het kader van de juridische procedure………………………….…..…..99
12.2. Asielprocedures……………………………………………………………………………………..……….… 100
12.2.1. Een complicerende context en omstandigheden…………………………………………………..100
12.2.2. Culturele verschillen…………………………………………………………………………..………100
12.2.3. De rol en het belang van de tolk……….……………………………………………….…………….101
12.2.4. De beoordeling van de geloofwaardigheid van verklaringen………………………...……………102
12.3. Conflicten met betrekking tot het merkenrecht……………………………………………….………….…..104
12.3.1. Verwarring en misleiding……………………………………………………..……………………….105
12.3.2. Het meten en beoordelen van verwarring en misleidende informatie…………….………………105
DEEL IV. JURIDISCHE BESLUITVORMING & TOTSTANDKOMING EN PREVENTIE V BIAS & FOUTEN…...111
13. De psychologie over hoe mensen denken en beslissingen nemen……………………………….…………111
13.1. Beslissingen in het dagelijks leven……………………………………………………..……..….…………..111
13.2. Rechterlijke en jurybesluitvorming…………………………………………………………..………………..113
14. Bias bij (juridische) besluitvorming……………………………………………………………………..………….118
14.1. Heuristieken…………………………………………………………………………….…...…………………..118
14.2. Attributie………………………………………………………………………………………………………….119
14.2.1. Het belang van schema’s……………………………………………………………….…………….120
14.2.2. De drang naar het vinden van oorzaken…………………………………………………………….120
14.2.3. Attributiefouten………………………………………………………………………………..……….122
14.2.3.1. De fundamentele attributiefout…………………………………….……….….…………123
14.2.3.2. De rol van nieuwe informatie……………………………………………………..………123
14.2.3.3. Stereotypering………………………………………………… ….………….…..……….124
14.2.3.4. Het geloof in een just world………………………………………………...……………..124
14.3. Enkele specifieke biases onder de loep…………………………………………………………..………..…125
14.3.1. Tunnelvisie en aanverwante biases…………………………………………...…………………….126
14.3.2. Specifieke toepassingen…………………………………………………………..………………….128
14.3.2.1. Guilt en lie biases in strafprocedures……………………………………………………..129
14.3.2.2. Besluitvorming en bewijswaardering in civiele zaken…………………………………..131
14.3.2.3. Besluitvorming in het kader van arbeids- en huurgeschillen: raciale bias……….…....132
14.4. De invloed van psychologische mechanismen op de rechterlijke straftoemeting………………………...134
14.5. Enkele bijkomende obstakels bij juridische besluitvorming……………………………………………...….136
14.5.1. De kwaliteit van het dossier………………………………………………………………..…….…...137
14.5.2. De beoordeling van de validiteit van verklaringen door rechters………………………………….138
14.5.3. Het potentieel en de risico’s van recente(re) ontwikkelingen………………………………….…..139
14.5.3.1. Guilty pleaprocedures en the disappearing trial………………………………………...139
14.5.3.2. Remote justice en technologische vooruitgang………………………...……………….145
15. De rol van deskundigen……………………………………………………………………………………………….147
15.1. De rol en meerwaarde van deskundigenexpertise…………………………………………………………..147
15.2. Bias bij de besluitvorming door experts…………………………………………………..……….…..………147
15.3. De preventie van ondeugdelijke praktijken en bias…………………………………….…..………………..151
15.3.1. Dubbelblindprocedures……………………………………………………………..……..………….151
15.3.2. Het nationaal register voor gerechtsdeskundigen………………………………………….………153
15.3.3. Richtlijnen voor het deskundigenonderzoek en deskundigenrapport……………………….…....154
VOORBEELDEXAMENVRAGEN…………………………………………………………...………………………..…...157
,RECHTSPSYCHOLOGIE
DEEL I : EEN KORTE INLEIDING IN DE (RECHTS)PSYCHOLOGIE
1. EEN SCHETS VD (RECHTS)PSYCHOLOGIE
1.1 DE OORSPRONG EN GESCHIEDENIS V VR HET RECHT RELEVANTE PSYCHOLOGIE
experiment tas gestolen
niet nieuw – door William Stern uitgevoerd
deed vaak experimentjes in de collegezaal
herinneringen testen, bv. ruzie die zich afspeelde vooraan in de aula
is er invloed v hoelang het zich voordeed? Hoe lang geleden? Hoeveel licht? Hoever je zat?
WILLIAM STERN
Duitse man dus r psy heeft Duitse roots – Stern deed wel meeste v zijn onderzoek in USA
daarom zijn er veel mensen die foutief denken dat v USA komt, mr is v DUI, Stern is in WOII nr USA getrokken
1 v zijn meest bekende onderzoeken = Mock crime onderzoek : in scene gezet misdrijf & checken wat studenten
nog wisten (met allerlei variaties & varianten daar op)
= heel invloedrijk, heel veel nieuwe inzichten met zich meegebracht
= onderzoekstraditie zo vd grond gekomen
Stern paste alle kennis ook toe in concrete zaken in de mate vh mogelijke (hij was getuige-deskundige in de
rbank) → kennis & expertise dus in concrete zaken in de rbank inzetten als deskundige
bv. advies verlenen over waarschijnlijkheid dat getuigenverklaring klopt
rechter ondersteunen vanuit psychologisch oogpunt bij het maken ve inschatting vd waarschijnlijkheid
= zeer invloedrijk, w 1 vd grondleggers vd rechtspsychologie genoemd
HUGO MUNSTERBERG
w ook beschouwd als grondlegger r psy in USA
heeft vooral zz zo geproclameerd (zelf willen claimen grondlegger) mr nt juist, Stern was hem voor
in zijn boek heel vaak inzichten Stern gebruikt, mr nt nr verwezen (plagiaat)
→ heel veel mensen dachten dus dat zijn inzichten waren = foutief
toon waarop hij tewerk ging = problematisch
‘die domme juristen weten nt wat ze aan het doen zijn, ze zijn helemaal nt goed in het beoordelen v situaties →
psychologen kunnen dat veel beter, zij zijn niets waard, ik zal het hen eens leren’
heel denigrerend nr juristen toe, daardoor hele periode in de USA de psychologie toegepast op het recht beetje
in het verdomhoekje is beland
1
,inzichten negatief en niet constructief dus gn bereidwilligheid iets met die inzichten te doen
i.p.v. legal psychology of psychology and law was het een periode v ‘psychology against the law’ = spijtig, want
de domeinen kunnen elkaar wel versterken
focus lag vooral op de feilbaarheid vh geheugen v getuigen & hun verklaringen
→ perfecte waarneming / geheugen bestaat niet
grootste brok aan rechtspsychologisch onderzoek toen was alles rond geheugen = grootste basis
geheugen, getuigenverklaring & wat is de waarde daarvan
werkt dit eigenlijk goed? Psychologie & recht? Geslaagd & gelukkig huwelijk?
gn evidente verstandhouding → manier v kijken nr de wereld dr elk standpunt is heel anders, nt makkelijk te
verzoenen, wel complementair, mr nt evident, zeker wnnr het over hetzelfde domein gaat
clash tss de 2 dr de aard vd beide disciplines
Psy is per definitie zeer beschrijvende wtnsch : vooral beschrijven wat we hebben gezien
Gedrag wat zich al heeft voorgedaan beschrijven
Psychologie verzamelt heel veel data over hoe zaken in zijn werk gaan / hoe de realiteit in elkaar zit → probeert
dit zo goed mogelijk te bestuderen
recht is voorschrijvend : regels voorschrijven moo toekomstig gedrag / anticiperen op gedrag dat nog moet
komen, terwijl in psy gedrag dat al is geweest of zich op dat moment stelt proberen te bestuderen, zonder
interpretaties, gwn beschrijvend
dus descriptief (data) vs. prescriptief (regels) karakter
o.b.v. gedaan gedrag regels creëren → moeilijk, nt zeker dat gedrag ene persoon gedrag anderen voorspelt
hoe waarschijnlijk is het dat er zich iets zal voordoen
onzekerheid (waarschijnlijkheden) & onduidelijkheden vs. zekerheid & duidelijkheid
in psychologie heel veel onzekerheden (waarschijnlijkheden) : heel moeilijk te beoordelen, nooit helemaal zeker,
o.b.v. data inschatting / benadering proberen maken mr altijd foutenmarge
psycholoog in rbank kan hoogstens stellen ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’
→ kan nooit zeggen ‘met 100% zekerheid’
recht wel zekerheid & duidelijkheid : je streeft ook nr zekerheid en duidelijke regels die in alle omstandigheden
kunnen toegepast w
globale focus / groepsniveau vs. individuele gevallen
psychologisch onderzoek : data verwerken → altijd uitspraak op groepsniveau bv. gemiddelden inschatten
recht : individuele gevallen
psychologisch inzicht is in het recht vooral nuttig voor individuele gevallen terwijl psychologisch onderzoek
antwoorden biedt voor grote groepen maar het is heel moeilijk om deze informatie op individuele gevallen toe
te passen
2
,directional condition-probleem
heeft te maken met de richting vd uitspraken die we proberen te doen in beide disciplines
rechtpsychologie : proberen in te schatten wat de kans is dat specifieke situatie zich voordoet als een specifieke
situatie / stimulus er is → wat is de kans dat bepaalde persoon bepaald gedrag zal voordoen gegeven een
bepaalde stimulus
recht : omgekeerd, nadien redeneren, nadat situatie zich heeft voorgedaan, waarom gedrag?
Je hebt de uitkomst / het gedrag en je wil weten wat de kans is dat het gedrag veroorzaakt is dr een bepaalde
omstandigheid
= moeilijk te verenigen & bepaalde uitspraken over te kunnen doen
= maakt dat inzichten uit de psychologie nt altijd makkelijk toepasbaar zijn in individuele gevallen
1.2 RECHTSPSYCHOLOGIE ALS ÉÉN VD VERSCHILLENDE OP HET RECHT TOEGEPASTE EN VR
HET RECHT RELEVANTE PSYCHOLOGISCHE DISCIPLINES
er zijn verschillende disciplines binnen de psychologie (± 50) → paar relevante disciplines
er kan verwarring bestaan, mr nuttig het verschil te kennen want zullen nog voorbij komen in ons verdere leven
4 disciplines heel nauw verwant met elkaar, mr verwarring hoe ze zich tot elkaar verhouden
vooral onderscheid tss aantal disciplines v belang
- rechtspsychologie
- forensische psychologie
- criminologische psychologie
- (sociale psychologie)
dit vak heeft alles te maken met rechtspsychologie = psychologie toegepast op het recht / allerlei psychologische
inzichten m.b.t. het recht = ‘legal psychology’ of ‘psychology & law’ mr de grap is dat heel veel vd
rechtspsychologie in het Engels ‘forensic psychology’ w genoemd = verwarrend, want toch nt helemaal hetzelfde,
zeker nt in het Nederlands
als je internationaal handboek rechtspsychologie wil vinden zoek je wss ‘psychology and law’ of ‘legal
psychology’ → je zult nt veel vinden, je zou ‘forensic psychology’ moeten zoeken als je rechtspsychologische
onderwerpen wil = verwarrend
RECHTSPSYCHOLOGIE FORENSISCHE PSYCHOLOGIE CRIMINOLOGISCHE
PSYCHOLOGIE
gegrond in functieleer : kennis gegrond in klinische psychologie gegrond in ontwikkelingen vd
over waarneming, geheugen & over deviant (= afwijkend) gedrag algemene psychologie
beslissingsprocessen v individuen
hoofdzakelijk gesteund op geen nadruk op empirisch gesteund op theorieën &
empirisch onderzoek onderzoek empirisch onderzoek
3
, nadruk op experimenteel focus op individuele gevallen focus op groepsniveau
onderzoek
alle actoren, inclusief politiële & focus op daders & slachtoffers focus op daders
justitiële autoriteiten &
advocatuur
= internationaal zijn we het er over eens dat de disciplines inhoudelijk & in de praktijk op bovenstaande vlakken
v elkaar verschillen
er zijn algemene psychologische inzichten (= de algemene psychologie) en daaruit komen dan toegepaste
disciplines voort zoals arbeidspsychologie, rechtspsychologie, organisatiepsychologie ...
rechtspsychologie, forensische psychologie & forensische psychologie = 3 toegepaste vormen v psychologie die
op elkaar lijken en dus met elkaar verward w, mr die toch ook wel wat verschillen hebben
forensische psychologie = gegrond in deviant gedrag, mr wat is deviant?
wat we als afwijkend aanzien is zeer cultuur- & tijdsgebonden
→ hoeft nt alleen crimineel te zijn, kan ook gaan over wat we psychologisch ‘normaal’ vinden bv. vanaf wnnr
spreken we over bepaalde mentale stoornissen (bv. vroeger werd ook andere geaardheid als deviant
bestempeld)
bv. in welke mate speelt mentale stoornis een rol bij mensen die crimineel gedrag stellen
in welke mate verhoogt het hebben ve mentale stoornis het risico crimineel gedrag te stellen
= vragen m.b.t. toerekeningsvatbaarheid vallen hier onder
= toepassing v bepaalde psychologische inzichten in een individueel geval
criminologische psychologie
ontleent vanuit verschillende psychologische inzichten, nt vast te pinnen op 1 discipline
discipline die heel erg focust op het groepsniveau
o.b.v. heel veel data studie maken & kenmerken zoeken (hoe typerend zijn die?)
bv. data moordenaars, waarom moorden zij?
waarom belanden mensen in criminaliteit?
nt omwille v 1 factor mr altijd combinatie v / interactie tss biologische, sociale & psychologische factoren
rechtspsychologie heel gefocust op empirisch onderzoek = onderzoek in de praktijk & het bestuderen vd
werkelijkheid bv. hoe reageren mensen als ze een misdrijf waarnemen?
= beschrijven wat de werkelijkheid is & die zo goed mogelijk proberen te benaderen
rechtspsychologie heeft breedste toepassingsgebied vd 3, want speelt op groepsniveau → uitspraken dekken
dus grote groep mensen ; iedereen in een justitiële context kan het vwp vormen v rechtspsychologisch onderzoek
in forensische psychologie is dat bv. helemaal nt het geval, daar ligt de nadruk op daders (bv. heel veel
toerekeningsvatbaarheidsvragen) – in ondergeschikte orde ook beetje focus op verklaringen & gedrag v
slachtoffers (bv. in welke mate er sprake kan zijn ve trauma bij een slachtoffer v seksueel misbruik & in welke
mate dit een impact heeft op diens verklaring = individueel)
bij criminologische psychologie ligt focus alleen maar op daders bv. voorspellen v recidieven
4
,1.3 DE DOELSTELLINGEN EN REIKWIJDTE VD RECHTSPSYCHOLOGIE
- bestuderen v allerhande menselijke processen
o gedrag onder ‘controle’ vh recht
o invloeden (welke & hoe) : bv. kledij, uiterlijk? – wat kunnen we doen om deze invloeden te beperken?
wss nt op te lossen met juridische regeltjes
menselijk gedrag vanuit justitiële context bestuderen, vanuit alle mogelijke invalshoeken & in allerlei
mogelijke contexten
- sterke focus op tekortkomingen / valkuilen bij bewijsgaring & justitiële besluitvorming : kritiek uiten op
juristen (lijkt soms dat enkel gefocust w op wat er misloopt, terwijl er ook zaken zijn die wel goed gaan →
best dus kritiek zo constructief mogelijk weergeven mr dat is nt altijd zo makkelijk)
- doelstellingen
o informeren v juridische procedures & beslissingen
o best practices & te vermijden praktijken in kaart brengen
- brede focus
- vooral ontwikkeld op het domein vh straf(proces)recht (ook enkele toepassingen buiten het strafrecht, mr nt
zoveel – enkele teksten m.b.t. andere domeinen krijgen we extra want staan nt in boek)
o bewijsgaring
o besluitvorming
- maar ook andere rechtsdomeinen
- verschillende rollen vr rechtspsychologen
o wetenschappelijk onderzoek – descriptief, verklarend, evaluatief (hervorming)
o getuigendeskundigenexpertise
o adviserende rol (impact op beleid) → vooral in Engeland & Wales (in beperkte mate ook in Nederland)
1.4 DE CONTEXT EN DOORWERKING VH RECHTSPSYCHOLOGISCHE ONDERZOEK
1.4.1 DE RECHTSPSYCHOLOGIE IN ANGELSAKSISCHE & OVERWEGEND ACCUSATOIRE SYSTEMEN
rechtspsychologie = sterk empirisch v aard, mr hoe w aan het onderzoek vorm gegeven & welke conclusies
kunnen daaruit getrokken w (en welke niet)
rechtspsychologie heeft een Angelsaksische onderzoekstraditie (nt verwarren met Duitse roots)
= nt hetzelfde als hoe het hier verloopt
= als bv in USA zaken mis zijn met de guilty plea procedure wil dat nog nt zeggen dat er hier ook problemen zijn
met voorafgaande erkenning v schuld in BE
→ bij de interpretatie v alles wat aan bod zal komen is het v belang dit in je achterhoofd te houden
→ maakt nt dat resultaten nt bruikbaar zijn, gwn voorzichtig mee omgaan in BE context (bv. voorzichtig op vlak
v vertaalslag die we naar BE maken)
= verklaart waarom merendeel vh onderzoek nt v hier komt, meeste onderzoek is nu eenmaal in Angelsaksische
traditie gevoerd & ontwikkeld
5
, rechtspsychologisch onderzoek hier nog nt zo sterk ontwikkeld als in Angelsaksische traditie
beperkt onderzoek uit onze regionen (grootste brok in Nederland)
binnen Europa wel wat rechtspsychologen actief maar de grootste poot zit in de Angelsaksische traditie.
→ heeft invloed op het gebruik van de onderzoeksresultaten bij ons (andere cultuur, andere problemen, andere
accenten, andere procedures ...)
Angelsaksische onderzoekstraditie heeft te maken met de overwegend accusatoire procedure (staat vs. actieve
& autonome verdachte / beklaagde / beschuldigde ; rechter als onpartijdige scheidsrechter, nadruk op het debat
ter terechtzitting)
1.4.2 DE RECHTSPSYCHOLOGIE IN CONTINENTALE & OVERWEGEND INQUISITOIRE SYSTEMEN
rechtspsychologie is minder ontwikkeld in continentale landen, mr toegenomen wisselwerking
= impact op invulling vh gevoerde onderzoek & geldigheid vd onderzoeksbevindingen
heeft te maken met het feit dat politiële & justitiële autoriteiten actief betrokken zijn bij onderzoek en de partijen
een passievere rol hebben in het geding → heeft een impact op invulling van het gevoerde onderzoek (bv. veel
onderzoek over procedures die hier niet echt bestaan, zoals guilty pleas)
1.4.3 DE DOORWERKING VD RECHTSPSYCHOLOGIE IN DE BELGISCHE STRAFPROCEDURE
toegenomen wisselwerking tussen beide systemen (geen zuiver accusatoire of inquisitoire procedures meer) ook
zichtbaar in België
alle kennis die we hebben uit andere landen zijn ook hier relevant omdat die inzichten ook kunnen doorwerken
dus toegenomen belang van inzichten uit Angelsaksische landen voor continentale landen
mr in BE wel beperkte implementatie van de rechtspsychologie in de praktijk & beperkte invloed van de
rechtspsychologie op beleids(her)vorming / juridische procedures = is ook nt evident, interpretatie laat zich bv.
nt steeds in regeltjes vatten (bv. we hebben wel een artikel omtrent verhoor, mr daaruit blijkt niet hoe het
perfecte verhoor nu verloopt – je kunt wel aantal zaken uit afleiden die nt oke zouden zijn, mr hoe het dan precies
wel moet is niet duidelijk)
6