1. Bloed
1.1 morfologie van het bloed
• Samenstelling van bloed kunnen beschrijven
• Plasma samenstelling
• Uitzicht van bloedcellen kunnen beschrijven
• Begrijpen hoe de structuur en functie van bloedcellen samenhangen
• Uitleggen hoe bloedcellen gemaakt en afgebroken worden
1.1.1: inleiding: samenstelling van bloed
- 5-6 liter → 8% lichaamsgewicht / 75 ml/kg lichaamsgewicht
- rood
- Weekdelige samenstelling: plasma + bloedcellen
o Plasma = extracellulair vocht met mineralen en eiwitten = waterige oplossing van elektrolyten,
plasmaproteïnes, koolhydraten en lipide
▪ Water
▪ Elektrolyten (na, K, ca…)
▪ Eiwitten (7g/dl) → colloïd osmotische druk / oncotische druk = ongeveer 25 mm Hg
• Elektroforese: vorm, grootte, lading
• Albumine: 3,5-5,5 g/dl, aangemaakt in lever (lever cirrose, malnutritie → tekort)
• Globulines: alpha-globuline, alpha1-globuline, bèta globuline (coagulatie),gamma
eiwitten (immuunrespons), fibrinogeen..
▪ Koolhydraten
▪ lipiden
o Bloedcellen (gesuspendeerd in plasma
▪ Rode bloedcellen = erytrocyten
▪ Witte bloedcellen = leukocyten
• granulocyten (neutrofielen, basofielen, eosinofiele)
• monocyten, lymfocyten
▪ Bloedplaatjes = trombocyten
1
,- bloeduitstrijkje + may grunwald giesma kleuring
- Plasma: bloedstaal + antistolling bv EDTA, heparine, citraat)
- Serum: bloedstaal na klontvorming, geen fibrinogeen of stollingsfactoren, wel nog albumine, antlichamen en
andere proteïnen
o Eindproduct stolling = splitsing fibrinogeen in fibrine monomeren → fibrine polymeer
▪ Witte bloedcellen, bloedplaatjes en wat plasma gevangen
▪ Bloed verlaat lichaam → stolt
▪ Bij afname bloed → anticoagulantia (ethyleendiaminetetraazijnzuur (EDTA), citraat, heparine) in
buisjes
- Hematocriet = maat voor concentratie van RBC en niet voor het totale aantal
o Anemie: zeer lage hematocriet
o Polycythemie = zeer hoge hematocriet → bloed met hoge viscositeit → meer risico’s op hart- en
vaatziekten
1.1.2 het beenmerg
1.1.2.1 morfologie van het beenmerg
Aanmaak RBC = hematopoëse
• Ontstaan embryonaal in dooierzaak
• Foetaal: in lever en milt
• Postnataal: in rode beenmerg in botten
Beenmerg:
• Rood, actief, hematogeen beenmerg
o Rood door aanwezigheid grote hoeveelheden erytrocyten en precursoren
• Inactief, geel beenmerg
o Rijk aan vetcellen
2
,Neonaat: al het beenmerg actief → gaat progressief over naar geel beenmerg
Volwassene: enkel nog in axiale beenderen rood beenmerg (sternum, wervels, ribben, clavicula, bekken, schedel,
proximale humerus en femur)
Geel en rood beenweefsel opgebouwd uit reticulair bindweefsel, andere opvulling (geen alles of niets onderscheid)
Beenmerg:
• Sterk bevloeid
• Hoe ouder hoe meer en grotere lipocyten
•
Rood beenmerg:
• Nesten van voorstadia bloedcellen (rode reeks, granulocyten, megakaryocyten = voorloper plaatjes)
→ in mazen reticulair bindweefsel (hematopoietische eilandjes)
• Macrofagen
• Lymfocyten en plasmacellen
o Aangevoerd vanuit secundaire lymfoide organen
o Verblijven slechts transiënt in beenmerg
• In erytrocytaire reeks
o al vroeg kernpycnose (verdikken of concentreren van kern)
→ goed herkenbaar aan grote massa donkere kernen
• Granulocytaire haarden
o Verdichting chromatine pas in rijpe cel → lichter van kleur
• Grote hoeveelheid capillairen met een endotheelbekleding
• Voldoende gerijpte bloedcellen: actief van reticulaire beenmerg → sinusoïden (wringen tussen
endotheelcellen) → uitgerijpte bloedcellen komen in bloedvat terecht
(Sinusoïden / sinusoïden capillairen = grote capillairen, opgebouwd uit enkele laag endotheel)
Geel beenmerg:
• Vetcellen domineren
• Beetje hematopoëse
• Verhoogde nood aan hematopoëse: kan terug overgaan naar rood beenmerg (innesteling hematpoietische
stamcellen vanuit het bloed)
3
, 1.1.2.2 bloedcelvorming in het beenmerg: hematopoëse
Hematpoietische stamcel kan door celdeling:
• Vermenigvuldigen naar een nieuwe stamcel OF
• Differentiëren tot een specifieke voorlopercel
Afh van hormoonachtige stoffen groeit een stamcel uit tot
• RBC / erythrocyten
• Witte bloedcellen = leukocyten
o Lymfocyten
o Monocyten
o Granulocyten
• Bloedplaatjes = trombocyten
4