KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN
INLEIDING
WAT IS KWALITATIEF ONDERZOEK?
Kwalitatief onderzoek gaat uit van de complexiteit van de realiteit, en gaat deze
dus niet reduceren tot gekwantificeerde factoren
interpretatief wat mensen doen en zeggen
de klassieke verklaring: niet correct/volledig
Meningen verschillen over:
- Ontologische en epistemologische grondslagen van het onderzoek geen
correct antwoord
- De rol en invulling van theorieën en concepten
- De keuze en het gebruik van methodologie
- De kracht en validiteit van het empirische bewijs
- De conclusies en implicaties die uit een analyse kunnen worden getrokken
WAAROM EPISTEMOLOGIE EN ONTOLOGIE
Ontologische vraag: wat is de realiteit?
Epistemologische vraag: hoe is kennis over de realiteit mogelijk? Hoe
weten we wat we weten?
- Abstract
Methodologische vraag: hoe kan een onderzoeker iets te weten komen
over wat hij denkt dat er te kennen valt?
- Praktisch
Deze paradigma’s zijn een manier van hoe we naar de werkelijkheid kijken,
brengt modellen en concepten samen
Onderzoekers maken altijd, expliciet of impliciet, ontologische en
epistemologische keuzes die hun methodologische keuzes onderbouwen
Ontologie epistemologie methodologie
Er is geen goede of slechte positie, wel inconsistentie in keuzes
Directional dependence model – Hay, 2002
Is de realiteit iets objectief of is het een construct van de sociale realiteit
POSITIVISME VS. INTERPRETIVISME
Positivisme Interpretivisme
Emile Durkheim – “erlaren” Max Weber – “verstehen”
Objectivisme Subjectivisme
Kwantitatief Kwalitatief,
Verklaren van wetmatigheden Begrijpen & betekenisgeving
Deductief: Inductief:
- Algemeen specifiek - Specifiek algemeen
- Theorie naar - Hypothese naar theorie
hypothese
Reductie, reduceert de wereld tot complex
wiskundige wetmatigheden
,Validiteit Betrouwbaarheid
Formuleren hypothesen en
empirisch testen
Sinds 1970 ontstonden nieuwe theorieën, waardoor de harde scheidingslijn
tussen de twee vervaagt:
Het positivisme:
- Ontologisch: de realiteit bestaat en is onderhevig aan natuurwetten
en mechanismen
- Reductionistisch (reduceert tot wiskunde) en deterministisch (geen
oog voor ontwikkeling wereld)
- Epistemologisch (dualistisch en objectivistisch): onderzoeker en
studieobject onafhankelijke entiteiten
- Methodologisch: formuleren van hypothesen en empirisch testen
= praktijk: kwantificerende methoden
Het postpositivisme: we zijn ons bewust van de omgang met de realiteit
doordat we zelf onze keuzes maken
- Ontologisch: realiteit is bestaat, maar is gedeeltelijk kenbaar door
impferfecte menselijke waarneming
- Epistemologisch: klassieke dualisme is niet houdbaar
- Methodologisch: nadruk op kritisch multiplisme
Critical theory: de realiteit bestaat, is echt maar die bestaat enkel omdat
het een verharde vorm is van de sociale afspraken onderling gemaakt
- Bv. de rol van de vrouw in onze maatschappij: het is een realiteit,
maar de reden is dat in het westen een bepaald construct is
ontstaan en deze zijn verhard in een realiteit verandering is niet
mogelijk
Constructivisme: de realiteit is een sociaal construct, de realiteit bestaat
(niet fictie), enkel omdat wij als groep deze construeren
- Ontologisch: objectieve realiteit bestaat niet, mentale constructies
- Epistemologisch: onderzoeker en object zijn verbonden
- Methodologisch: interactie tussen onderzoeker en object,
voortdurende interpretatie
DE ONTDEKKING VAN GROUNDED THEORY
Heeft vorm gegeven aan het kwalitatief onderzoek
Grounded theory = uitgebreide aandacht voor theorieconstructie op basis van
data, gecombineerd met grote gevoeligheid voor de procedurele kant van het
onderzoek
Uitgangspunt: de constructie van theorie
Gericht op het ontwikkelen van theorie gefundeerd ‘grounded’ in de
praktijk
- Wederkerige relatie tussen theorie, data en onderzoeksobject
- Theorie inductief afgeleid van de studie van het fenomeen zelf
, 4 eisen gesteld aan de gefundeerde theorie:
1 Gepastheid
- Trouwe weergave van het fenomeen uit realiteit
2 Begrijpelijkheid
- Eenvoudig begrijpen, niet complex
3 Generaliseerbaarheid
4 Controleerbaarheid
Focust niet op het testen van abstracte hypothesen, maar maakt wel gebruik van
strikte onderzoeksprocedures: codeerschema’s, interviewprotocollen, …
LES 2: ONDERZOEKSONTWERP I – THEORIE EN PROBLEEMSTELLING
WAT IS EEN ONDERZOEKSONTWERP?
Het is een plan van aanpak voor hoe je aan kennis komt
Voor je begint aan dataverzameling en data-analyse
Dwingt je om keuzes te maken
Blijft een iteratief proces (=het is een proces dat heen en weer gaat, niet
stap per stap)
Idee probleem onderzoeksvraag operationalisering data en analyse
Vragen zoals:
- Wat wil je weten?
- Kwantitatief of kwalitatief?
- Welke concepten, theorieën, hypothesen, …?
- Welke cases, respondenten…?
- Hoe wordt de data verzameld?
- Hoe wordt de data geanalyseerd?
WAT IS EEN PROBLEEMSTELLING?
Welk probleem in de literatuur wil je beschrijven, behandelen?
= tekst waarin onderzoeker zijn onderzoek aankondigt en voorstelt
Het is een geïntegreerd stuk tekst met daarin:
a) Een situering van het onderzoek domein
b) Een maatschappelijke en/of wetenschappelijke
verantwoording
c) Het onderzoeksdoel
d) onderzoeksvraag
e) Het conceptueel kader
A. ONDERZOEKSDOMEIN
Een onderzoeksvraag die de moeite is te onderzoeken 3 redenen om te kiezen
voor een onderzoeksvraag/Domein:
Intellectuele redenen, vanuit de wetenschap zelf
Praktische redenen, het doel dat de onderzoeker voor ogen heeft
Persoonlijke redenen
B. DE VERANTWOORDING VAN HET ONDERZOEK
Belangrijk om keuze te verantwoorden