GEZINSPEDAGOGIEK
1 Gezinspedagogiek: Vraagstelling & identiteit
1 HET GEZIN
“Een gezin is een huishouden met meer dan één generatie met een zorgafhankelijkheid. In een gezin is
er sprake van minstens één ouder en één kind. Gezinsrelaties zijn solidair en niet-vrijblijvend. Een
gezin kan verschillende vormen aannemen en men kan lid zijn van verschillende gezinnen.”
Gezin in demografisch onderzoek = huishouden
= één persoon die alleen leeft of twee/meer personen die al dan niet door familiebanden verbonden,
eenzelfde woning betrekken en samenleven
• Particulier huishouden versus collectief huishouden bv.: WZC, studentenhomes…
• Gebaseerd op geregistreerde en administratieve cijfers afkomstig van officiële databronnen
Maar… weerspiegelt dit de reële werkelijkheid?
bv.: partner die nog niet in gezin inwoont → cijfers geven aan dat dit geen gezin is/geen relatie is
Andere mogelijke definities
Levine (1990)
• Gezin > vroegere wettelijke, biologische en economische kader
• Subjectief fenomeen
• Kenmerk: solidariteitsrelaties tussen individuen met persoonlijke bindingen en reciprociteit
= brede definitie: gezin bestaat niet noodzakelijk uit ouder en kind
In wetenschappelijk onderzoek: family = samenlevingsvorm van enkele mensen bv.: vriendengroep
→ contextbepaald: de omschrijving van het gezin is afhankelijk van wat men onderzoekt
Eenduidige definitie ‘gezin’ = moeilijk
Oorzaak: maatschappelijke veranderingen
• Loskoppeling partnerschap en huwelijk
• Loskoppeling partnerschap en ouderschap
• Bloedband ouder en kind niet noodzakelijk
• Diversiteit aan gezinnen: veranderingen in samenstelling en grootte
Gezinssamenstelling in Vlaanderen: Gezinsenquête 2021
• Enquête over subjectieve gezinssamenstelling
• 3.323 gezinnen uit Vlaanderen of Brussel
• Minstens één kind jonger dan 25 jaar
‘Wie behoort volgens u tot uw gezin?’ 1/10 noemt personen die niet op dezelfde plaats wonen
bv.: kotstudent, partner verblijft officieel ergens anders…
Gezin als diversiteit in samenlevingsvormen
= verband waar mensen met elkaar samenleven en voor de buitenwereld als zodanig herkenbaar zijn
• Breed spectrum aan gezinnen bv.: kerngezin, eenoudergezin, cohousing…
• Breed spectrum aan soorten ouder bv.: biologisch, pleeg, bonus, donor, BOM…
1
,2 DE GEZINSPEDAGOGIEK IN RELATIE TOT DE ALGEMENE PEDAGOGIEK
Gezinspedagogiek = wetenschappelijke studie van opvoeding in gezinssituaties
Opvoeding = het creëren van een relationele en materiële omgeving door opvoeders met het oog op
het welzijn en het volwassen worden van de opvoedeling
• Ouder-kind relatie
• Opvoedingsvraag en opvoedingsaanbod
• Parenting/parenting practices
• Opvoeding omvat socialiseren = kinderen opvoeden tot leden van de samenleving; waarden,
normen, gedragsregels bijbrengen
Veronderstellingen (gezins) opvoeding…
… is essentieel voor het welzijn en opgroeien van het kind
… ouderfiguren stemmen hun handelen af op het welzijn en opgroeien van het kind
2.1 RELATIE TOT DE ALGEMENE PEDAGOGIEK
Praxis (praktijk)
1. De mens moet zelf vorm en zin geven aan het bestaan (existentiële nood)
2. Deze vorm- en zingeving is steeds een relationeel gebeuren
3. De zingeving die een antwoord is op deze existentiële nood is nooit definitief
Toegepast op opvoeding
1. De mens moet opgevoed worden…
2. …zodanig dat hij/zij zelf tot een zingeving kan komen…
3. …waardoor hij het eigen handelen kan verantwoorden voor zichzelf en ten opzichte van anderen
2.2 DE GEZINSPEDAGOGIEK ALS WETENSCHAP
Gezinspedagogiek als gedragswetenschap
• Levensloopbenadering: ontwikkeling binnen sociale context
o Proximale omgeving bv.: ouders, broers/zussen, schoolcontext…
o Distale omgeving bv.: kinderopvangbeleid
• Wederkerigheid van opvoeding; ouder en kind beïnvloeden elkaar
• Beschrijving van processen, interacties en mechanismen van gezinsopvoeding
• Studie naar antecedenten en consequenties van opvoeding
= vooraf aan opvoeding = gevolgen van opvoeding
bv.: kenmerken van ouders bv.: autoritaire opvoeding
Gezinspedagogiek als wijsgerige reflectie
• Reflecties over belangen van het kind en verantwoordelijkheid van de ouders
• Betekent niet dat er normen opgelegd worden over wat een goede opvoeding zou moeten zijn
Relatie met andere wetenschappelijke disciplines: sociologie, economie, antropologie, psychologie…
2
,3 COMPONENTEN VAN OPVOEDING
3.1 HANDELINGSGERICHTE COMPONENT
A. Opvoedingsgedragingen
= acties van ouders om het gedrag van hun kind te reguleren of ondersteunen bv.: compliment
geven, verwachtingen uitleggen, kind slaan…
B. Opvoedingsdimensies bv.: warmte, controle…
= construct dat meerdere, gelijkaardige opvoedingsgedragingen omvat binnen een continuüm
Veel gebruikte opvoedingsdimensies in de literatuur:
• Gedragscontrole = gedrag van kinderen te reguleren
• Psychologische controle = psychologische/emotionele ontwikkeling van kind onder druk zetten
• Autonomie-ondersteuning = aanmoedigen van initiatief en vrijwillig functioneren van kind
• Warmte = affectieve kwaliteit van ouder-kind relatie
• Responsiviteit = gepast reageren van de opvoeder op gedrag en emoties van kinderen
Ondersteuning of warmte: unidimensioneel construct
Controle: meerdere vormen Restrictieve versus sturende controle (Baumrind)
Psychologische versus gedragscontrole (Barber)
Janssens et al. (2015): evidentie voor model van opvoeding met vijf dimensies bijlage 1
1 support/warmth construct met meerdere deelaspecten die statistisch samenhangen
4 onafhankelijke controle constructen
C. Opvoedingsstijlen
= emotionele context waarin meer specifieke ouderlijke gedragingen betekenis krijgen (definitie 1)
= specifieke configuratie van afzonderlijke dimensies of aspecten in de opvoeding (definitie 2)
• Opvoedingsdimensies: restrictieve en sturende controle
Diana Baumrind
• Opvoedingsstijlen: autoritaire, autoritatief en permissief
Maccoby & • Opvoedingsdimensies: responsiviteit en controle
Martin • Opvoedingsstijlen: autoritaire, autoritatief, permissief en onverschillig
Voor- en nadelen van opvoedingsdimensies en -stijlen in onderzoek en praktijk
✓ Onderzoek: genuanceerd beeld van opvoeding in relatie tot bv: gedrag kind
Dimensies
✓ Diagnostiek/interventies: concrete en werkbare constructen/precieze beschrijvingen
Onderzoek: uni- of multidimensionaliteit?
Is een opvoedingsdimensie bipolair bv.: controle versus autonomie-ondersteuning?
• Onderzoek: reductie van groot aantal mogelijke opvoedingsvariabelen
Stijlen
Onderzoek: betekenis- en handelings-component zijn verweven→ validiteit?
Typologie: breed label/etiket; weinig nuance + sterke vereenvoudiging realiteit
3.2 DE BETEKENISCOMPONENT
= subjectieve beleving van een ouder (opvoeder)
Verschillende aspecten in nauwe wisselwerking:
• Affectief: gevoelens, emoties
• Cognitief: voorstellingen, verwachtingen, attitudes, waarden, kennis over opvoeden
• Conatief: doelen die nagestreefd worden 3
, 2 Theoretische modellen en onderzoeksbenaderingen
1 OPVOEDEN ALS TRANSACTIONEEL PROCES BINNEN DE RUIMERE CONTEXT
Gezinsopvoeding en gezinsrelaties zijn complex; nood aan erkenning van…
• Wederkerigheid in relaties: ouder → kind
• Het temporeel aspect
• De impact van de ruimere context buiten het gezin
Definities van opvoeding die hiermee rekening houden:
A. Rutter: Parenting is een dyadische relatie die deel uitmaakt van een bredere sociale context
B. Lerner: Parenting is een biologisch én sociaal proces; het omvat bidirectionele relaties tussen
verschillende generaties. Diversiteit is een sleutelkenmerk t.g.v. temporele en culturele variatie.
Social-mold-traditie = eenrichtingsverkeer; ouders oefenen invloed uit/vormen het kind (tabula rasa)
Bidirectioneel model = wederkerige interacties tussen ouder en kind
Transactioneel model = langdurige bidirectionele wisselwerkingen tussen ouder en kind
→ bidirectioneel over de tijd heen
Gezinsopvoeding verwijst naar de transactionele wisselwerking tussen ouders en kinderen, waarbij
doorheen die interacties betekenissen geconstrueerd worden
Ecologische modellen bv.: Belsky; Lerner; Bronfenbrenner
• Gaan uit van relaties tussen mensen en hun omgeving
• Geven zicht op risico- en protectieve factoren voor de opvoeding
1.1 BELSKY (1984): DETERMINANTEN VAN OUDERLIJK HANDELEN
Wat beïnvloed ouderlijk handelen? Bijlage 2
Kenmerken
• Heuristisch model: werkmiddel om hypothese te formuleren binnen onderzoek
• Opvoedingsgedrag wordt door verschillende factoren bepaald → zie bijlage!
• Opvoeding als buffered system/bufferhiërarchie = protectieve factor kan risicofactor bufferen
• Hiërarchie binnen de factoren:
1. Persoonlijkheid van de ouder
2. Partnerrelatie
3. Sociale steun Volgorde van factoren die opvoedingsgedrag beïnvloeden
4. Job
5. Kindkenmerken
Opvallend/mogelijke kritiek: kindkenmerken op de 5e plaats gaat in tegen het idee van bidirectionaliteit
→ opvoedingsgedrag bepaalt wel de ontwikkeling van de kind, maar omgekeerd lijkt er geen invloed
4