Orthopedagogiek: leerstoornissen
Inhoudsopgave
1. LEERPROBLEMEN.......................................................................................................................................... 2
1.1. DEFINITIE LEERSTOORNIS .................................................................................................................................... 2
1.2. CLASSIFICATIE .................................................................................................................................................. 4
1.3. PREVALENTIE EN COMORBIDITEIT ......................................................................................................................... 6
1.4. OORZAKEN ...................................................................................................................................................... 7
2. LEESPROBLEMEN .......................................................................................................................................... 9
2.1. HET LEESPROCES............................................................................................................................................... 9
2.2. COGNITIEVE OORZAKEN ................................................................................................................................... 13
2.3. DIAGNOSTIEK................................................................................................................................................. 15
2.4. TAAKGERICHTE LEERHULP ................................................................................................................................. 20
3. SPELPROBLEMEN ........................................................................................................................................ 25
3.1. SPELLING VAN HET NEDERLANDS ....................................................................................................................... 25
3.2. SPELLINGMODELLEN ........................................................................................................................................ 26
3.3. DIAGNOSTIEK................................................................................................................................................. 28
3.4. TAAKGERICHTE LEERHULP ................................................................................................................................. 32
4. REKENPROBLEMEN..................................................................................................................................... 34
4.1. REKENMODELLEN ........................................................................................................................................... 34
4.2. COGNITIEVE OORZAKEN ................................................................................................................................... 40
4.3. DIAGNOSTIEK................................................................................................................................................. 40
4.4. TAAKGERICHTE LEERHULP ................................................................................................................................. 44
5. ORTHOPEDAGOGISCH PERSPECTIEF ........................................................................................................... 46
5.1. LEERPROBLEMEN ALS OPVOEDINGSPROBLEMEN .................................................................................................... 46
5.2. IMPACT ........................................................................................................................................................ 47
5.3. PREVENTIE .................................................................................................................................................... 51
6. DIAGNOSTIEK ............................................................................................................................................. 53
6.1. SIGNALERING VAN LEERPROBLEMEN ................................................................................................................... 53
6.2. AANMELDING, INTAKE EN HYPOTHESEVORMING.................................................................................................... 56
6.3. IDENTIFICATIE EN CLASSIFICATIE ......................................................................................................................... 56
6.4. DIAGNOSTISCHE PROTOCOLLEN ......................................................................................................................... 61
7. BEHANDELING ............................................................................................................................................ 63
7.1. INTERVENTIE BIJ LEERPROBLEMEN ...................................................................................................................... 63
7.2. ORTHODIDACTISCH HANDELINGSPLAN................................................................................................................. 63
7.3. AANPAK VAN LEERPROBLEMEN .......................................................................................................................... 66
1
,1. Leerproblemen
1.1. Definitie leerstoornis
• Leerprobleem
o problemen die personen ondervinden bij het leren van cognitieve schoolse
vaardigheden: lezen, spellen, rekenen
o DUS ADHD, dyspraxie (motorische stoornis), dysfasie (taalstoornis) … ≠
leerproblemen/-stoornissen
o leren ≠ vacuüm
− omgeving belangrijke invloed: meer/minder of andere kansen
▪ brede leeromgeving: informeel leren, leefomgeving, gezin, SES,
opvoedingsstijl, werelddeel
▪ enge leeromgeving: formele onderwijscontext, leerkracht (ervaren? net
afgestudeerd? in een goede bui?
vak dat die graag geeft? klasgroep
waarmee die goed om kan?)
− individu
▪ algemene mogelijkheden: ruimer
dan lezen/spellen/rekenen,
intelligentie, mentale gezondheid,
zicht/gehoorproblemen,
anderstaligheid
▪ specifieke mogelijkheden:
hersendelen gelinkt aan lezen/spellen/rekenen, cognitieve vaardigheden die je
nodig hebt voor lezen/spellen/rekenen = primair leerprobleem = leerstoornis
− alles wat niet wordt veroorzaakt door specifieke mogelijkheden = secundair
leerprobleem
▪ niet minderwaardig! kan even moeilijk behandelbaar en even ernstig zijn
▪ onderscheid is belangrijk voor verschil in behandeling
• Criteria
o vroeger: discrepantiecriterium
− onverwachte discrepantie tussen potentieel/verwacht en actueel succes
− definitie van potentieel schoolsucces en onverwacht onderpresteren??
▪ IQ-metingen als basis voor potentieel schoolsucces
▪ genormeerde toetsen voor effectief schoolsucces
− verschil tussen z-scores van schoolvorderingentoets en intelligentietest:
aanvaarde minimale discrepanties 1/1,5/2 SD’s (vrij subjectief bepaald per
onderzoeker)
2
, − andere manier om SD te bepalen: regressievergelijking (= variabele voorspellen
door een andere variabele obv hoe ze samenhangen)
▪ verschil tussen de ‘voorspelde’ score op de schoolvorderingentoets (obv IQ)
en de reële score
➢ ^SVT = a + b*IQ
➢ aanvaarde minimale discrepanties: 1/1,5/2 SD’s
▪
− kritiek
▪ IQ = statische maat leren = dynamisch
▪ correlatie tussen IQ en schools succes? veranderingen doorheen leven?
▪ te hoge psychometrische eisen (r gekend?)
▪ lage correlatie tussen IQ en schoolse vaardigheden
➢ max. .50 → 25% van variantie in schoolse vaardigheden verklaard
➢ percentage anders bij verschillende leeftijd en vaardigheden (lager bij
oudere mensen; hoger bij rekenen)
▪ (als enkelvoudig criterium onvoldoende)
→ wordt niet meer gebruikt vanwege te onbetrouwbaar
o achterstandscriterium
− duidelijke problemen bij het verwerven van een specifieke schoolse of cognitieve
vaardigheid (NB: sommige auteurs nemen in acht welke cognitieve vaardigheden
nodig zijn, bv. fonologische vaardigheid: klanken horen/onderscheiden/
manipuleren)
▪ adequate vergelijkingsgroep: dezelfde leeftijd en scholing
▪ probleem van de cut-off
➢ score < percentiel / ? [in VL vaak pc 10, maar enige
soepelheid vanwege bv. hoog- en laagbegaafdheid; DSM-5 stelt pc 7]
➢ z-score < -1 / -1,5 / -2?
− twee perspectieven
▪ beschrijvend (voorkeur in BE en NL)!
➢ ernstige achterstand bij de automatisering van specifieke
basisvaardigheden
➢ echt kijken naar het lezen/spellen/rekenen
▪ verklarend (voorkeur in Angelsaksische landen)
➢ aandacht voor cognitieve oorzaak van lezen/spellen/rekenen
➢ pas nuttig als er een perfecte correlatie is tussen de cognitieve
vaardigheid en de schoolse vaardigheid (en dat is niet zo)
o hardnekkigheidscriterium
− achterstand niet voldoende, want slechte dag / toets niet valide / andere oorzaken
(zie ook schema van leerproblemen)
3
, − problemen blijven bestaan ook wanneer voorzien wordt in adequate
remediërende instructie en oefening
▪ “Response to Instruction” (RTI) modellen
➢ vereist een adequate en systematische aanpak: van basisdidactiek, over
differentiatie, tot en met individuele leerhulp
➢ vereist meerdere betrouwbare metingen
▪ wanneer is een probleem onvoldoende vooruitgegaan?
➢ geen sprake van een duidelijke inhaalbeweging
➢ momenteel nog geen kwantitatief criterium (wanneer is het “ingehaald”?
hoeveel moet er ingehaald worden? sommige mensen zonder leerstoornis
vallen immers ook niet in het gemiddelde)
− fictieve testresultaten
▪ bestippelde lijn = testresultaten van fictief
kind: begint veel lager, maar komt dan
wel in het gemiddelde van de groene lijn
▪ 1: maakt individueel wel vooruitgang,
maar toch nog véél lager dan de
normgroep
▪ 2: wel vooruitgang, maar ook ten aanzien
van de normgroep vooruitgang =
inhaalbeweging
▪ 3: zeker geen inhaalbeweging, ten
aanzien van zichzelf zelfs niet veel beter, discrepantie met klasgroep wordt
enkel groter
o exclusiviteitscriterium
− andere oorzaken moeten uitgesloten worden
▪ enge interpretatie: als er andere problemen aanwezig zijn, is er geen sprake
van een leerstoornis (“normaliteitscriterium”: normaal gemiddelde totaal IQ)
▪ ruime interpretatie (voorkeur!): andere problemen mogen de vastgestelde
hardnekkige achterstand niet volledig verklaren
→ vaststellen van comorbiditeiten (problemen kunnen afzonderlijk bestaan,
correlatie blijkt niet supergroot)
− welke problemen?
▪ in de omgeving – in het individu (zie ook schema)
▪ verstandelijke beperkingen?
1.2. Classificatie
• Voorbeeld examenvraag: “Relateer de volgende definitie aan de definitie die wij in VL
hanteren”
• Beschrijvende indeling
o leesstoornis (dyslexie): “Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt
door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of
spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een
lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.” (Stichting Dyslexie
Nederland, 2016, p. 7)
4