Samenvatting van 15 pagina's over Module 4 van Leren in Maatschappelijk Betrokken Onderwijs. Bovendien vind je op het einde van dit document ook een beknopte samenvatting (3 pagina's) zodat je de essentie van de leerstof vlak voor het examen snel kan herhalen.
Inleiding
o Gelijkheid en vrijheid zijn twee centrale waarden van onze democratie, en bij uitbreiding, waarden binnen het
onderwijs.
Gelijkheid
2.1 Gelijkheid in vijf vragen
o Naast de efficiëntielogica (“geen talent laten verspillen”), of vanuit bekommernis voor de sociale cohesie van
de samenleving (“grote ongelijkheden kunnen de samenleving ontwrichten”), is gelijkheid ook een waarde die
op zich relevant is als een streven naar rechtvaardigheid en eerlijkheid.
o Vijf vragen over ongelijkheid:
WAT? – Wat willen we gelijk verdelen?
WIE? – Tussen wie willen we gelijkheid realiseren?
WANNEER? – Moeten leerlingen gelijk starten of gelijk eindigen in het onderwijs?
WAAROM? – Waarom is er überhaupt ongelijkheid in het onderwijs?
HOE? – Met welke maatregelen kunnen we gelijkheid in het onderwijs realiseren?
2.2 De wie- en wat-vraag: een overzicht van (on)gelijkheid
o WAT?
Wanneer we onderwijs zouden voorstellen als een systeem-model (CIPO model), dan kan
(on)gelijkheid gaan over alle vier de componenten:
1. Context
= De problematiek van kinderarmoede
2. Input
= De verdeling van financiële middelen
3. Proces
= Ongelijke behandeling van verschillende leerlingen
4. Output (!!!)
- op korte termijn: vb. leerprestaties/ academic achievement (zoals gemeten in
een gestandaardiseerde toets of een schooltoets)
- op middellange termijn: vb. het behaalde onderwijsniveau (attainment), zitten
blijven en schooluitval.
- op lange termijn: vb. overgang naar arbeidsmarkt
In het effectiviteitsonderzoek gaat de aandacht vooral naar ongelijkheid in de
leerprestaties (korte termijn). Deze vormen immers de basis van vele andere
uitkomsten.
, o WIE?
De wie-vraag heeft betrekking op verschillende groepen in de samenleving.
Onderwijsuitkomsten zijn immers niet gelijk verdeeld over verschillende sociale groepen.
Ongelijkheden doen zich voor tussen groepen die van elkaar verschillen op vlak van etniciteit,
sociaaleconomische status (SES), geslacht, taalachtergrond, enz.
Fig. 1: Leerprestaties van Vlaamse leerlingen volgens SES
Uitkomsten voor alle grafieken is zowel voor wiskunde als voor leesvaardigheid:
Leerprestaties van 15-jarige Vlaamse leerlingen weerspiegelen heel sterk hun SES.
Kinderen uit 25% meest welgestelde families scoren 100 punten meer op PISA testen dan kinderen uit 25%
armste families.
Vermits 1 jaar overeenkomt met 40 punten, kunnen we stellen dat leerlingen uit de 25% rijke families
ongeveer 3 jaar voorsprong hebben op leerlingen uit de 25% armste families.
Dezelfde PISA cijfers laten zien dat 40% van het armste kwartiel minimum een jaar vertraging heeft opgelopen
door zittenblijven, terwijl dat slechts 10% is voor het kwartiel van de rijkste leerlingen.
Fig. 2: Leerprestaties van leerlingen volgens migratieachtergrond
Autochtone leerlingen doen het beter po het vlak van wiskunde en leesvaardigheid dan leerlingen met een
migratieachtergrond.
We kunnen stellen dat autochtone leerlingen anderhalf tot twee jaar voorsprong hebben op leerlingen met
een migratieachtergrond.
Meer nog, internationale vergelijkingen leren ons dat bijna nergens in de wereld de kloof tussen autochtone
leerlingen en leerlingen met een migratieachtergrond zo groot is als in Vlaanderen.
Fig. 3: Leerprestaties van Vlaamse leerlingen volgens hun thuistaal
Ook de thuistaal van leerlingen kan aanleiding geven tot ongelijkheid.
Nederlandstalige leerlingen presteren beter dan leerlingen die thuis een andere taal spreken.
Fig. 4: Leerprestaties van anderstalige leerlingen volgens taalgebruik met hun moeder
Anderstalige leerlingen presteren niet noodzakelijk slechter doordat ze een andere taal spreken.
Integendeel, het spreken van de herkomsttaal met de moeder, al dan niet in combinatie met Nederlands,
blijkt positief samen te hangen met de leeruitkomsten.
, 2.3 De wanneer-vraag: gelijke start of gelijke uitkomst?
o Twee visies:
Gelijke startkansen = Meritocratie
Gelijke uitkomsten = Egalitarisme
Meritocratie
o Meritocraten verdedigen dat leerlingen vooral met gelijke kansen moeten beginnen (input) en gelijk
moeten behandeld worden (proces).
Ontstaan als reactie op de elitaire visie waarbij de (sociale) afkomst bepalend werd geacht voor
sociale status die mensen konden verwerven.
Volgens de meritocratische visie dienen individuen beloond te worden op basis van hun verdiensten
door een hogere status op de sociale ladder en/of een hoger inkomen.
Ongelijke behandeling op basis van achtergrondkenmerken (rijk/arm, afkomst, …) is onaanvaardbaar
volgens de meritocratie. Een belangrijke strategie van de meritocratie is dan ook om de openlijke
vormen van discriminatie aan te pakken.
o Wat volgens de meritocraten wel een rol mag spelen, is de aanleg of capaciteit van een persoon.
Bij leerlingen gaat het dan over ‘talent’ of ‘intelligentie’.
Meritocraten vinden dat ‘alle talenten’ maximaal benut moeten worden. Hieruit volgt de visie dat
ongelijkheden enkel aangepakt dienen te worden als ze niet voortvloeien uit de verdiensten of
talenten van mensen. De meritocratie is dus een streven naar gelijke startkansen (voor gelijken).
In de praktijk zal men dan vooral pleiten om de drempels weg te werken die een gelijke participatie
van cognitief gelijkwaardige leerlingen verhinderen.
Vb: Als leerlingen hun studies niet kunnen betalen, moeten ze renteloos kunnen lenen zodat hun
sociaal-economische afkomt hun niet belemmert om te kunnen verder studeren.
Aangezien ongelijkheid op basis van biologische en genetische verschillen positief wordt beschouwd,
pleiten de voorstanders van de meritocratie dan ook voor een differentiële behandeling volgens de
talenten van de leerlingen.
Gevolg: Dit betekent dat segregatie van leerlingen in hiërarchische onderwijsvormen en curricula
(zoals ‘moeilijkere’ en ‘makkelijkere’ richtingen) welkom zijn in deze visie.
Vb: aso/kso/tso/bso) = watervalsysteem
Volgens meritocraten weerspiegelen deze onderwijsvormen louter de verschillende talenten van de
leerlingen, en is de sociale segregatie die hierdoor ontstaat eerder een bijkomstig verschijnsel
hiervan.
Egalitarisme
o Egalitaristen vinden de visie van de meritocraten ontoereikend: Het is niet alleen de bedoeling dat groepen
van leerlingen met gelijke kansen starten, het is ook de bedoeling dat verschillende groepen gelijk eindigen.
o Voor Egalitaristen zijn de verschillen in talenten nog geen reden om ons neer te leggen bij structurele
ongelijkheden. Het is immers geen verdienste om intelligent of getalenteerd geboren te zijn.
o Wat we volgens het Egalitarisme moeten nastreven is vooral gelijke opportuniteiten (equality of
opportunity), die verder gaan dan gelijke startkansen.
o Dit wordt ook sterk benadrukt in het werk van John Rawls.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ilsehabex. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.