Entreprises
U16 = Types d’entreprises 1
Une entreprise een onderneming
Produire Produceren, maken
Vendre Verkopen
Des biens et des services Goederen en diensten
Un but lucratif Winstoogmerk
Une firme Een firma
Une exploitation (agricole, minière) Een boerderij, mijnbouw
Une compagnie (d’assurances, d’aviation, de Een verzekeringsmaatschappij, luchtvaartmaatschappij,
navigation, de chemin de fer) scheepvaartmaatschappij, spoorwegmaatschappij
Une agence (de publicité, matrimoniale, de voyage, Een reclamebureau, datingbureau, reisbureau,
immobilière) makelaar
Des établissements Instellingen
Une unité de production Een productie-eenheid
Une usine Een fabriek
Une unité commerciale Een business unit
Une unité administrative Een administratieve unit
Une succursale Een tak
Une société Een vennootschap
La taille De maat
Le chiffre d’affaires De omzet
Les salariés De bezoldigingen
Les très petites entreprises De zeer kleine ondernemingen
Les petites entreprises De kleine ondernemingen
Les moyennes entreprises De middelgrote bedrijven
Les grandes entreprises De grote bedrijven
Les PME (petites et moyennes entreprises) KMO’s
Les entreprises géantes (< un géant de…) De reuzenbedrijven
Une entreprise locale Een lokaal bedrijf
Une (entreprise) multinationale Een multinational
Une formation professionnelle Een professionele opleiding
U17 = types d’entreprises 2
L’exploitation Agricole, une ferme Een boerderij
Cultiver Groeien
L’élevage Het veeteelt, kweek
Une entreprise industrielle Een industriële onderneming
Une entreprise automobile Een autobedrijf
Une entreprise agroalimentaire Een voedingsbedrijf
L’entreprise artisanale Het ambachtelijk bedrijf
L’artisan De vakman
Pour son proper compte Voor zijn eigen rekening
Un métier, un travail Een job
Manuel, avec les mains Met de handen, manueel
Un ouvrier qualifié Een gekwalificeerde arbeider
,Un apprenti = une personne en apprentissage, qui Un leerling, leerjongen
apprend le métier
Un plombier Een loodgieter
Un menuisier Een timmerman
Un tailleur Een kleermaker
L’entreprise commerciale Elle achète et vend des biens sans les transformer
Une épicerie Een kruidenier
Un supermarché Een supermarkt
Une entreprise familiale Een familiebedrijf
Une librairie Een boekhandel
L’entreprise de services, une entreprise de transport Een dienstenonderneming
Une entreprise publique Een publieke instelling
Rendre un service public Een openbare dienst verlenen
Une entreprise de transport public Een openbare vervoersmaatschappij
Une entreprise privée Een particuliere onderneming
Une entreprise individuelle Een eenmanszaak
S’associer Zich associëren
Une personne juridique Een rechtspersoon
Le siège social = l’adresse principale de la société Het hoofdkwartier, de hoofdzetel
Une société du droit japonais, allemand Een bedrijf onder de Duitse/Japanse wet
La forme De vorm
Une société anonyme (SA) Een naamloze vennootschap
Une société à responsabilité limitée (SARL) Een vennootschap met een beperkte aansprakelijkheid
Une société en nom collectif (SNC) Een partnership, vof (vennootschap onder firma)
Être nationalisée Achetée par l’Etat
Être privatisée Vendue par l’Etat
Des nationalisations De nationalisaties
Des privatisation De privatiseringen
U 18 = secteurs d’activité
Un secteur Een sector
Biotechnologie Een biotechnologie
Le laboratoire Het laboratorium
Pharmaceutique Farmaceutisch
Les secteurs d’activité De bedrijfssectoren
Agroalimentaire Voeding
Automobile Auto
Bancaire Banken
Immobilier Makelaar
Informatique Informatica
Textile Texiel
Pétrolier Brandstoffen
Le secteur de la distribution De distributiesector
Le secteur des télécommunications De telecommunicatie
Le secteur du tourisme De toerisme sector
Le secteur de l’hôtellerie De horeca
, Le secteur de la restaurations De sector van restaurants, cafés
Le secteur des médias De mediasector
Se porter bien Beter worden
En pleine croissance In volle groei
Des secteurs de croissance/ d’avenir/ porteurs Groeiende sectoren
Se porter mal Ziek zijn
Être en difficulté In de problemen zitten
Être en crise In crisis zitten
Les actifs Les gens qui travaillent
Le secteur primaire De primaire sector
Le secteur secondaire De secundaire sector
Le secteur tertiaire De tertiaire sector
U19 = culture d’entreprise 1
Un climat social = un esprit maison Een sociaal klimaat
Le temps de travail De werktijd
Être aménagé Worden omgezet
Des horaires de travail De werkschema’s
Des horaires variables Flextime
Pointer = enregistrer l’heure Intikken
La pointeuse Machine qui sert à pointer
L’emploi du temps (=planning) Planning
Être ponctuelle Punctueel zijn
La ponctualité De stiptheid
A l’heure prévue Op tijd
Arriver en retard Te laat komen
La discipline De discipline
Hebdomadaire De la semaine
Un tableau Een bord
La répartition des tâches De verdeling van taken
Être chargé Geladen, vol zijn
Le temps, c’est de l’argent – il n’y a pas une minute à Tijd is geld, er is geen tijd te verliezen
perdre
U20 = culture d’entreprise 2
La distance hiérarchique De machtsafstand
Les supérieurs/les directeurs De directeuren
Les subordonnés = les inférieurs De ondergeschikten
Les transports en commun Het openbaar vervoer
Les supérieurs hiérarchiques De supervisors
Distant Afgelegen
Accessible Toegankelijk
La hiérarchie De hiërarchie
Être plate Vlak zijn
Des échelons hiérarchiques Niveau
Disponible Beschikbaar