H7

Portaal: praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs
H5+6

Portaal: praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs
Alles voor dit studieboek (237)
Geschreven voor
Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Verkorte Pabo
Nederlands 1
Alle documenten voor dit vak (1)
1
beoordeling
Door: mayravanderzwaag • 2 jaar geleden
Verkoper
Volgen
ClaudiaW
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Portaal samenvatting hoofdstuk
2, 7 & 9
Hoofdstuk 2
2.1 wat is taal?
Taalonderwijs: leerlingen leren lezen en schrijven en ze leren beter spreken en luisteren.
Je hebt dus 4 vaardigheden: luisteren, spreken, schrijven en lezen. Deze kun je uit elkaar houden:
- Het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal.
- Het onderscheid tussen receptieve en productieve taal
Receptief: betekenis geven aan klanken en tekens, (ontvangend). Luisteren + lezen
Productief: produceren van spraakklanken en tekens. Schrijven en spreken.
Geletterdheid: is de vaardigheid in het lezen en schrijven. Onderscheid in:
- Ontluikende geletterdheid: 0-4 jaar, ontdekken dat er geschreven taal bestaat.
- Beginnende geletterdheid: groep 1/2/3, ontdekken van alfabet en verband tussen gesproken
en geschreven taal. Leren eenvoudige woorden te verklanken, hechten een betekenis en
schrijven de eerste woorden.
- Gevorderde geletterdheid: groep 4-8. Sneller woorden herkennen, makkelijker lezen.
Automatisch proces. Ontwikkeling van eigen smaak en kunnen gedachten en gevoelens beter
omzetten in taal.
Ook kunnen omgaan met info die niet alleen in teksten aanwezig is, maar visueel of een combi,
valt onder geletterdheid.
Taal: een complex systeem van tekens en regels waarmee mensen betekenissen met elkaar
uitwisselen met verschillende functies. Drie elementen komen hierin terug:
- Verschillende functies
Communicatieve functie (contact houden)
Conceptualiserende functie (greep hoe de wereld in elkaar zit)
Expressieve functie (jezelf uitdrukken).
- Taal heeft betekenis
- Taal heeft een systeem.
2.2 Functies van taal
Taal als communicatiemiddel
- Er is sprake van een zender, een ontvanger en een boodschap. Dit vindt altijd plaats in een
context.
- Wanneer dit stap voor stap verloopt (bijv. In een schriftelijke boodschap of bij een
monoloog) is dit lineair.
- In een dialoog ben je continu zender en ontvanger en loopt dit nog wel eens door elkaar
heen. Dan is het meer recursief.
Effectief schriftelijk taalgebruik is:
- Duidelijk (betekenis en bedoeling zijn te achterhalen zonder extra uitleg)
, - Efficiënt (niet meer woorden gebruiken dan nodig is)
- Gepast (afgestemd op de doelgroep)
- Aantrekkelijk (in vormgeving en formulering)
- Correct (grammaticaal en inhoudelijk)
Principes voor mondelinge communicatie:
- Je kunt niet níét communiceren
- Iedere communicatie-uiting heeft een inhoudsaspect (welke woorden we gebruiken) en een
betrekkingsaspect (de manier waarop en lichaamstaal)
- Ieder heeft zijn eigen waarheid
- Mensen communiceren verbaal, maar vooral non-verbaal
- De macht is in gesprekken meestal niet gelijkwaardig verdeeld
Een boodschap bevat verschillende aspecten:
- Zakelijk aspect: de boodschap heeft altijd een bepaalde inhoud
- Expressieve aspect: de boodschap vertelt iets over de persoonlijkheid van de zender
- Relationele aspect: de boodschap geeft (meestal impliciet) aan hoe de zender de ontvanger
ziet
- Appellerende aspect: met de boodschap doet de zender een appel op de ontvanger om zo
invloed uit te oefenen.
Conceptuele functie van taal: taal geeft ons woorden die verwijzen naar concepten uit de
werkelijkheid. Hoe meer concepten je kent, des te meer je begrijpt.
Taal als expressiemiddel: vraagt veel van je taalgevoel en taalkennis. Iemand kan je herkennen aan
zijn of haar expressie.
Andere functies die taal nog heeft zijn:
- Poëtische functie (uitdrukken van schoonheid van taal)
- Metalinguïstische functie (spreken over taal)
- Conatieve functie (via taal de ander aanspreken en tot handelen aanzetten)
2.3 Betekenis van taal
Semantisch aspect – taal gaat ergens over, heeft een betekenis en verwijst naar een werkelijkheid die
buiten de taal ligt. Het is de leer van de betekenis.
Een woord is als het ware een concept met labels. Van een stoel weet je altijd wat er wordt bedoeld,
maar ‘vrijheid’ is een veel breder begrip.
Het verwijzen van woorden kan concreet gebeuren waarbij je je zintuigen kan gebruiken om het
concept te zien/horen/ruiken/proeven/voelen.
Het verwijzen van woorden kan abstract gebeuren waarbij je de zintuigelijke ervaring niet direct
hebt. Dit is voor kinderen moeilijker te leren, je kan geen plaatje laten zien.
Woorden hebben een letterlijke betekenis, waarbij je precies zegt wat je bedoelt.
Woorden hebben een figuurlijke betekenis, waarbij je het moet beschouwen als beeldspraak.
Denotatie is de formele betekenis van een woord, die staat in een woordenboek
Connotatie is de persoonlijke gevoelswaarde die iemand heeft bij een woord.
Fiets en rijwiel is hetzelfde, maar je hebt bij beide een ander gevoel.
, Wanneer je verwijst naar iets, moet de ontvanger wel weten waarnaar, dit kan op verschillende
manieren:
- Het kan worden afgeleid uit de context
- Het is in de situatie al eerder genoemd het antecedent moet duidelijk zijn (datgene waar
naar verwezen wordt)
Lexicale woorden: woorden met een eigen betekenis, niet afhankelijk van een context (zoals fiets,
lopen, stoel)
Polysemie: hetzelfde woord hebben in verschillende context een andere betekenis. Het verwijst wel
naar 1 algemeen betekenis, maar geeft daaraan steeds een andere nuance.
Houdt je kop & kop en schotel.
Homonymie: woorden met dezelfde klank en schriftelijke wijze, maar met een andere betekenis.
Bank om op te zitten en een bank als ING.
Synoniemen: woorden die dezelfde betekenis hebben, maar andere klank (fiets, rijwiel)
Antoniemen: woorden zijn elkaars tegengestelde (binnen/buiten, jong/oud)
Hyperoniem: koepelwoord dat een verzameling woorden aanduidt (meubels)
Hyponiem: een onderdeel van deze verzameling (stoel, bank, tafel).
Vaktaalwoorden: vaktaal die in vaklessen worden gebruikt, laagfrequente inhoudswoorden. Vulkaan,
magma etc.
Schooltaalwoorden: worden specifiek in onderwijssituaties gebruikt. Zoals oorzaak/gevolg,
voegwoorden. Vooral schriftelijk
Signaalwoorden: woorden die de lezer informatie verschaffen over de taal- en denkrelaties in een
tekst.
Verbanden tussen taal en werkelijkheid aanduiden (morgen, tussentijds)
Die bepaalde redeneringen ondersteunen (belangrijk, daadwerkelijk)
Die verbanden tussen zinnen en alinea’s aanduiden (desondanks, immers, maar)
2.4 Systeem
Foneem/spraakklank: de kleinste eenheid van spreken/luisteren.
Voordracht/gesprek: grootste eenheid van spreken/luisteren.
Grafeem/letter: de kleinste eenheid van lezen/schrijven.
Geschreven tekst: grootste eenheid lezen/schrijven.
Foneem is een verzameling klanken die allemaal dezelfde betekenis onderscheidende functie
hebben. Aa, ee. Het zorgt voor een betekenisverschil tussen woorden. Bier en Biet, de ‘r’ en ‘t’ zijn
fonemen en zorgt voor betekenisverschil.
Fonemen kunnen onderscheiden worden in:
- Klinkers (vocalen)
- Tweeklanken (diftongen)
- Medeklinkers (consonanten)
Morfologie houdt zich bezig met woordstructuur en vorming. Er zijn 10 woordsoorten:
Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, telwoord, werkwoord, voorzetsel, lidwoord,
voornaamwoord, bijwoord, voegwoord, tussenwerpsel.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ClaudiaW. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,69. Je zit daarna nergens aan vast.