Vygotsky: Russisch psycholoog van groot formaat
René van der Veer
In de psychologie worden Wundt, Pavlov, Watson, Freud en Piaget steevast tot de top tien
van psychologen gerekend. Hun denkbeelden zijn dan ook vele malen uiteengezet en deze
uiteenzettingen hebben geleid tot een soort standaardbeeld van de geschiedenis van de
psychologie. Tot voor kort zag het er niet naar uit dat dit standaardbeeld nog wezenlijke
wijzigingen zou ondergaan, maar de laatste jaren groeit de overtuiging dat het voornoemde
lijstje met ten minste één naam dient te worden aangevuld: Lev Semënovic Vygotsky. Deze
Russische onderzoeker, die leefde van 1896 tot 1934, stelde op originele wijze enkele van
de sleutelproblemen van de psychologie aan de orde.
Het aanleg-omgeving probleem is in de loop van de geschiedenis al vele malen aan de orde
gesteld. Veel oplossingen zijn gesuggereerd waarbij zich twee extreme standpunten laten
onderscheiden. De aanhangers van het rationalisme en nativisme zijn van mening dat alle
mentale processen in essentie in aanleg gegeven zijn. Bij een optimale omgeving ontplooien
deze processen zich vanzelf tot zijn hun volwassen vorm bereikt hebben. Het tweede
standpunt wordt vertolkt door de zogenaamde empiristen. Zij stellen dat alle mentale
processen in principe volledig door omgevingsfactoren bepaald worden. In deze opvatting
komt het kind als een onbeschreven blad ter wereld. Vandaag de dag gelden beide extreme
standpunten als onhoudbaar. Het zogenaamde tweelingonderzoek heeft hierbij een
belangrijke rol gespeeld. De meeste onderzoekers zeggen nu dat zowel erfelijkheid als
milieu een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een kind.
Al in de jaren 1920 probeerden onderzoekers via het tweelingonderzoek de bijdragen van
erfelijkheid en milieu met betrekking tot intelligentie in kaart te brengen. Vygotsky was om
diverse redenen niet tevreden over dit type onderzoek. Ten eerste was het debat naar zijn
idee vaak veel te globaal. Er werd bijvoorbeeld gesproken over de invloed van het milieu
zonder deze invloed te specificeren. Naar zijn mening wordt het milieu ten onrechte vaak als
een absolute en onveranderlijke factor gezien. Volgens hem hangt het milieu af van de
leeftijd en persoonlijkheid van het kind en kinderen selecteren actief bepaalde elementen uit
een situatie. In zekere zin creëren zij daarom hun eigen omgeving. De sociale omgeving
verandert dus ook wanneer het kind verandert. Ook heeft de kinderlijke ontwikkeling haar
eigen dynamiek waarbij elke periode in aanzienlijke mate door de voorafgaande periode
bepaald wordt.
Naast de opmerkingen over de invloed van aanleg en milieu heeft Vygotsky ook
opmerkingen gemaakt over de gevolgde aanpak bij het meten van mentale vermogens. Dit
gebeurde en gebeurt door middel van tests. Vygotsky en zijn medewerkers hebben zich
steeds uitgesproken voor een zeer genuanceerd, diagnostisch gebruik van mentale tests,.
De traditionele intelligentietest werd door hen beschouwd als een ‘’hopelijk atheoretisch en
ondoorzichtig middel’. Vygotsky stelde onder meer dat het meten van een zelfstandig
geleverde prestatie geen goede indruk geeft van de ontwikkelingsmogelijkheden van het
kind. Ook meende hij dat een IQ-score slechts als een momentopname in een complexe
ontwikkeling mag worden gezien en dat de intelligentietest slechts een score oplevert,
waarachter verschillende processen kunnen schuilgaan. Bovendien heeft Vygotsky
regelmatig naar voren gebracht dat het gebruik maken van intelligentietests vaak resulteert
in een uitsluitend negatieve karakterisering van het kind. Naar zijn mening moet de
normgerichte diagnostiek worden vervangen door een kwalitatieve diagnostiek, dus er moet
worden nagegaan wat een kind wél kan.
,De traditionele tests van de mentale ontwikkeling leveren een score op en via tweeling-
onderzoek kan men proberen de bijdragen van aanleg en milieu aan die score te schatten.
Vygotsky propageert echter een andere aanpak. Hij wil onderzoeken hoe bij een bepaald
psychisch proces aanleg- en milieufactoren in elkaar grijpen. Hierbij onderscheidt hij lagere
en hogere psychische processen. De lagere processen zijn in aanleg gegeven en zijn
passief van aard. Men kan hierbij aan eenvoudige reflexen denken, maar ook waarneming
en geheugen hebben aanvankelijk een passief karakter. Deze vermogens zijn het product
van een lange evolutie. Hogere processen, daarentegen, zijn het product van de menselijke
beschaving en hebben een actief karakter. Ze verlopen met behulp van de taal. Wat betreft
visuele waarneming geldt dan dat wanneer het kind de dingen die hij ziet kan benoemen,
deze deel uit gaan maken van een betekenisvol semantisch netwerk. De taal werpt dan een
logisch, systematisch net over de wereld. De betekenissen waarover een kind beschikt,
veranderen zijn waarneming. Zo zal de waarneming van het kind dus veranderen naarmate
zijn taal die van de volwassene meer benadert. Eenzelfde redenering valt op te zetten voor
de andere psychische functies. De aanvankelijk geringe capaciteit van het geheugen wordt
door het instrument van de taal bijvoorbeeld aanzienlijk vergroot door de te onthouden
voorwerpen te rangschikken in groepjes.
Een van de hoofdlijnen van Vygotsky’s werk is hoe kinderen zich de taal eigen maken en op
welke wijze dit hun mentale functioneren beïnvloedt. Hierbij probeert hij te laten zien dat de
taal niet alleen elke mentale functie op een hoger plan tilt, maar dat zij ook een rol speelt bij
het ontstaan van een systeem van psychische processen. Visuele waarneming, aandacht en
geheugen raken door de taal getransformeerd en met elkaar verbonden. Bovendien krijgt
het kind door de taal veel meer controle over het eigen psychisch functioneren. Het
onderscheidt met woorden bepaalde zaken uit de omgeving en reageert niet meer passief
op bepaalde visuele prikkels. Het benoemt actief voorwerpen ten behoeve van de
geheugenfunctie en brengt het herinneren daarmee onder controle. Dit aspect leidt Vygotsky
ertoe aan de taal een emanciperende functie toe te kennen. Het kind is niet meer slaaf van
de omgevingsindrukken, maar een actief handelend wezentje dat zelf de omgeving mede
structureert.
Dat een kind zich culturele instrumenten eigen maakt en daarmee zijn lagere psychische
processen transformeert tot hogere psychische processen betekent niet dat deze lagere,
natuurlijke processen geen rol meer spelen in het menselijk functioneren, maar wel dat deze
rol van ondergeschikt belang wordt. Intelligent functioneren wordt naar de mening van
Vygotsky grotendeels bepaald door de mate waarin een kind zich culturele instrumenten
eigen maakt. Dit impliceert dat bij Vygotsky’s theorie het zwaartepunt meer op de omgeving
dan op de aanleg ligt. Hier is echter veel kritiek op geweest. Men kan zich bijvoorbeeld
afvragen hoe individuele verschillen in Vygotsky’s optiek tot stand komen. Zijn theorie
voorziet bijvoorbeeld niet in aangeboren verschillen in het zich eigen maken van culturele
instrumenten. Constateert men bijvoorbeeld dat een kind zich geestelijk onbevredigend
ontwikkelt, dan zoekt de aanhanger van Vygotsky allereerst naar niet optimale
omgevingsvoorwaarden uit heden of verleden van het kind. Natuurlijk erkent men dat er bij
kinderen aangeboren defecten in lagere processen kunnen bestaan, maar vaak acht men
het mogelijk deze te compenseren door de aanbieding van aangepaste culturele
instrumenten. Overigens was Vygotsky niet in de eerste plaats in individuele verschillen
geïnteresseerd. Het accent lag in zijn tijd en de maatschappij waarin hij werkte vooral op het
stimuleren van de mentale ontwikkeling van alle kinderen.
, When interventions harm: Peer groups and problem behavior
Thomas J. Dishion, Joan McCord & François Poulin
Adolescent problem behavior is a concern for educational, mental health, and juvenile
corrections agencies, each of which provides a range of intervention strategies designed to
reduce such behavior, or at least support alternative positive behaviors. The intervention
philosophy, ideology, and strategies vary widely, but science can contribute to the
understanding of which intervention strategies help, which are benign, and which actually
have negative effects on youth (i.e., iatrogenic effects). It would seem that a priority of
science would be to study and understand those interventions with negative effects and to
cull them from the social policy armamentarium in the effort to improve the outcomes for
children and families in communities.
Longitudinal studies on the development of adolescent problem behavior provide compelling
evidence that such behavior is embedded within the peer group. Contrary to historical
assumptions about the beneficial effects of friendships on children’s social development,
adolescence is also a time when such relationships can undermine healthy development.
Deviant friendships have a subtle but powerful influence on escalations in problem behavior
during adolescence.
The Adolescent Transitions Program (ATP) study was designed to test a theoretical model of
adolescent problem behavior. Two developmental processes (parent and peer influences)
were systematically targeted in the intervention trial. The parent focus component
emphasizes parenting skills shown to be effective in reducing problem behavior and
increasing peer support for prosocial behavior. The teen focus component emphasizes
prosocial goals and self-regulation, using peer reinforcement as one means to promote
completion of home exercises, as well as compliance with session activities. High-risk youth
and their families were assigned to one of four intervention conditions: (a) parent focus only;
(b) teen focus only; (c) both parent and teen focus; and (d) an attention placebo group,
referred to as self-directed change.
The researchers hypothesized that the optimal intervention would be the combined
condition, involving both the parent and teen focus curriculums. Consistent with this
hypothesis, many of the short-term effects were quite positive. Unfortunately, more complete
long-term analysis revealed that negative effects were associated with the teen focus
curriculum. One year following the families’ involvement in the ATP study, increases in
tobacco use and teacher reports of externalizing behavior were found to be reliably higher
for the teen focus groups, compared with problem behavior within the control conditions. The
effect sizes were strong enough to undermine the short-term positive gains of the parent
focus intervention. The combined parent and teen focus intervention programs did not
reduce risk for substance use and delinquency, as hypothesized. Three-year follow-up
assessments suggest that the iatrogenic effects of the teen focus conditions persisted for
tobacco use and delinquency. Random assignment to teen focus, regardless of the
accompanying intervention with parents, was associated with long-term increases in tobacco
use. Additional analyses revealed that older (i.e., postpubertal) youth, with the highest initial
level of problem behavior, were most susceptible to the iatrogenic effect.
The Cambridge-Somerville Youth Study (CSYS) used a comprehensive approach to crime
prevention, based on knowledge that high-risk children lacked affectionate guidance.
Particular attention was given to assuring that the intervention and control boys were
equivalent on all known correlates of delinquent behavior. The matching variables included
intelligence, age, source of referral, neighborhood crime ratings, home stability, quality of
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ahuisman00. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.