Ontwikkelingspsychologie – H8: emotionele en sociale
ontwikkeling in de vroege kindertijd
1 Kernvragen
- Met welk kernconflict moeten kleuters omgaan?
- Hoe begrijpen en zien ze zichzelf?
- Hoe ontwikkelen ze zich verder op emotioneel vlak?
- Hoe zit het met hun vriendjes? Hoe ontwikkelen vriendschappen, maar ook agressie zich?
2 Erikson: initiatief tegenover schuld
Initiatief Schuld
De peuterleidster
Enthousiast fronste haar
om nieuwe takenwenkbrauwen
te proberen,toen
en Maaike haar jas streng
Overmatig uit deed. Normaal(ofgesproken
superego geweten)waren de
kleren van het meisje goed op elkaar afgestemd.
deel te nemen aan activiteiten met ‘peers’ Vandaag had ze echter een bloemetjesbroek
veroorzaakt te veel schuldgevoel. Ze aan met een t-
durven
shirt dat daar vreselijk bij vloekte. Ze droeg ook een geen gestreepte
dingenhaarband,
te proberen sokken met dieren
gevaar erop en
van initiatief
gestippelde laarzen. Haar moeder haalde enigszins gegeneerdals ouder te haar schouders op. “Maaike heeft zich
onderdrukken
vanochtend
Spel laat toehelemaal
nieuwezelf aangekleed”,uit
vaardigheden legde
te ze uit terwijlHoudt
ze de verband
leidster een
mettasoverdreven
met een extra paar schoenen
bedreigingen,
overhandigde, voor het geval dat de laarzen vervelend zouden gaan zitten.
proberen vb. afwas in speelgoedkeuken pas later kritiek, en straf door volwassenen
de reële situaties
Beeldt goed zichtbare beroepen uit in Niet durven experimenteren
fantasiespel
- Verschil tussen initiatief op deze leeftijd en autonomie tijdens de peuterfase. De autonomie
ging zich uiten in tegendraads zijn. Dit is niet zo aanwezig bij initiatief.
3 Zichzelf begrijpen
- Zelfconcept = geheel van kenmerken, vaardigheden, houdingen en waarden waarvan een
individu gelooft dat het omschrijft wie hij of zij is.
- Zelfconcept bij kleuters is zeer concreet
o Gebaseerd op observeerbare kenmerken
o 3,5 jaar: typische emoties / attitudes
o 4 jaar: als trekomschrijving (lief, behulpzaam,…) gegeven, dan correct bedoelingen
en emoties infereren. Ze begrijpen het als het wordt verteld voer iemand, maar: ze
passen het nog niet toe op zichzelf
- Sterker zelfconcept: sterkere tendens om rechten doen gelden op voorwerpen (‘Van mij!’)
Als ouder mag je dit wel een beetje in ere laten, omdat het een uiting is van zelfconcept of
zeggen: “ja het is van jou, maar misschien zou jij het ook leuk vinden als andere kinderen
delen?”
- Zelfwaarding = oordeel over onze eigen waarde en gevoelens die we daarbij hebben
o Globale inschatting
o Oordelen over verschillende aspecten van het zelf vb. op school, thuis, als vriend,…
- Eigen vaardigheid heel hoog schatten, moeilijkheid taak onderschatten. Een kleuter gaat
zichzelf vaak overschatten. Dit is omdat het onderscheid tussen het reële zelf en de gewenste
, zelf nog wordt gemengd, het onderscheid is niet altijd duidelijk voor hen. Opnieuw mag je dit
in ere laten omdat dit helpt bij het nemen van initiatief. Dat gaat vanzelf terug liggen.
4 Emotionele ontwikkeling
4.1 Begrijpen van emoties
- Begrijpen van emoties van anderen steeds accurater
- Emotionele zelfregulering neemt toe
- Meer zelfbewuste emoties (schaamte, schuld) als zelfconcept ontwikkelt
- Empathie, sympathie en prosociaal gedrag nemen toe
- Beter inzicht in emoties: sociaal refereren en actief spreken over emoties. Ze kunnen emoties
koppelen aan een:
o Oorzaak: “hij is blij omdat hij jarig is”
o Gevolgen: “Papa is kwaad en zal niet spelen”
- Indrukwekkend vermogen om gevoelens van anderen te interpreteren, voorspellen en
veranderen.
- Toch beperkingen in situaties met tegengestelde aanwijzingen vb. ze zien een ambigue prent
van een meisje die glimlacht met in haar hand een kapotte fiets. Dit klopt natuurlijk voor hen
niet en als ze dan moeten beschrijven wat ze zien gaan ze zich focussen op 1 element. Op
oudere leeftijd gaan ze er een verhaal aan toeschrijven die ambiguïteit verklaart
- Factoren die daartoe bijdragen (individuele verschillen):
o Veilige gehechtheid: in interactie met ouders meer emoties bespreken
o Andere kinderen: (socio- dramatisch) spel, interessante situatie om emoties te
begrijpen en er leren mee om te gaan.
4.2 Emotionele zelfregulatie
- Vermogen om expressie van emoties onder controle te houden. 3 strategieën:
o Private speech (zichzelf sussen, zichzelf overtuigen om een actie niet te doen)
o Blootstelling aan sensoriële input beperken (handen voor ogen leggen bij eng beeld)
o Van doel veranderen (als ze iets niet leuk vinden gaan ze iets anders doen bv.)
- Gevolg: minder emotionele uitbarstingen. Beïnvloedende factoren:
o Opvoeding (ouders): hoe wordt er geïnterrogeerd met de ouders, welke
emotieregulatie heeft de ouder zelf? model-leren
o Temperamen
o Maar wel veel (kinder)angsten vb. angst voor monsters, om naar school te gaan etc.
heel typisch en normaal: ze hebben meer levendige verbeelding en die grens
tussen wat is verbeelding en wat is echt daar loopt het nog stroef
4.3 Zelfbewuste emoties
- Komen vaker voor naargelang het zelf-concept beter ontwikkeld is
- 3 jaar: duidelijke band met zelf-evaluatie:
o Fierheid: positieve zelfwaarde
o Schaamte en schuld: negatieve zelfwaarde