1
DEEL I HET FENOMEEN RECHT
HO I. HET BEGRIP RECHT
Inleiding (1-12)
Het begrip recht
geen samenleving zonder recht, recht is mensenwerk
Doel: mens, in zijn mens zijn en in samenleven met anderen, te ondersteunen, richting
te geven en zelf, om een moreel begrip te gebruiken, te verbeteren
Recht is beleidsinstrument
Deductief = algemene regels en daaruit recht afgeleid en toepasselijk gemaakt op
concrete gevallen
Belgische rechtsstelstel tegenovergestelde bewegingen: sterk geboden dr nationaal
recht, mr meer en meer regels uit internationale verdragen of die het werk zijn v
supranationale verdragen of organen die dr internationale verdragen w opgericht
Supranationale = rechtstreekse regelgevende bevoegdheid
België = regionaal of communautaire rechtsstelsels ( door geven aandeelstaten)
Recht is normensysteem dat opgelegd w dr overheid en dat gehandhaafd w dr overheid
en zal zo nodig, sancties kunnen opleggen in allerlei vormen.
Hinderpaal def = verscheidenheid aan verschijningsvormingen v rechtstelsels en -regels
doorheen de tijd en de ruimte ( verband met toestand mij of gemeensch waarbinnen
vorm krijgt = materiële bron)
Functies
• Regulerende = regulering v menselijke verhoudingen
• Symbolische
• Pacificerende
• Rechtsbeschermende
Recht als geheel van bindende regels (13-30)
om bindend te zijn,
Geldig zijn
1. Op geldige wijze ontstaan (rechtsvoorschriften volgen, gesloten systeem)
2. Niet alle rechtsregels in rechtsstelsel hebben zelfde waarde: lagere normen mogen
hogen niet tegenspreken
3. Bevoegdheidsregels & procedureregels
Effectief zijn
1. Morele effectiviteit of rechtsbewustzijn: rechtsregel die overeenstemt met
algemene verwachting v samenleving =>hoe dieper aanvaarding / bewust zijn & hoe
sterker bindende kracht
noodzakelijkheidskarakter v d regel
2. Materiële effectiviteit = rechtsregel leidt tot intreden v rechtsgevolgen
onmiddellijk = wnr rechtssubj spontaan regel toepassen & zelf instaat vr feitelijke
uitvoering gevolgen
middelijke = overheidsorganen zorgen vr plaats vinden rechtsgevolgen dmv
procedures
, 2
Juridische politiek
ALGEMEEN GELDENDE REGELS = Regels die vr elk rechtssubject gelden
• Algemene gebodsbepalingen = stellen gedrag verplicht ( kan zowel neg als pos)
bv verkeersregels ( u moet zich hieraan houden), aangifte doen v kind, 422 bis
strafwetboek (neg geformuleerd)
• Algemene verbodsbepalingen = je mag niet
• Verlofbepalingen = je kan iets doen, recht laat u toe iets te doen, mogelijkheid om
bepaalde handeling te stellen
• Belovende regels = regels die iets beloven bv recht op arbeid (iedereen die wil werken,
die kan werken) GEBREK AAN DIRECTE WERKING!!
REGELS TOEPASBAAR NA KEUZE
• Veel regels gelden wnr in bep situatie een bep keuze is gemaakt en een bep activiteit
wenst te ontplooien
• Recht moeit zich niet met keuze, mr verbindt er rechtsgevolgen aan
bv huwelijk, adoptie
WILSAANVULLENDE OF SUPPLETIEVE REGELS
• regels die wil aanvullen v rechtssubject, v d partijen
regels die mr gelden als de betrokken niet anders beslissen
bv bouwgrond: ge doet u zin, eerste kans gehad vr wil uiten , mr niet gedaan
deze regels gemaakt, wel bindend mr alleen als u eerst niet anders besloten hebt
TECHNISCHE REGELS
• betrekking op aspecten v recht zoals procedures, termijnen, akten,..
Recht en de maatschappelijke orde (31-33 en 39)
• waarom recht nodig?
Vwde vr handhaven maatschappelijke orde => geen recht zonder samenleving, geen
samenleving zonder recht (maatschappelijke verschijnsel)
we anders niet kunnen samenleven, samenleving gebaseerd op bindende afspraken dr
mensen die ons vertegenwoordigen
Staat = organisatievorm samenleving met noodzakelijk gezag vr rechtszekerheid (zeer
moeilijke staat! wie bevoegd vr wat?)
Welvaartstaat: recht meer als instrument gebruikt v sturing en beleid & minder maatsch
n en orde handhaven => KRITIEK: te sterk nadruk op recht als middel eerder dan uiting v
algemeen aanvaardbare gedragsregel
Recht= product v heersende ideologische opvattingen
In vraag stellen: tot standkoming recht gaat burger voorbij, directe democratie???
Recht en gezag (41-49)
Binding recht & gezag: onderzocht vanuit 2 standpunten
1. Probleem vh uitvaardigen vd regels
, 3
moderne samenleving: dr rechtsvormende organen vd gemeensch, die dr
gemeensch zelf, via vrije verkiezingen, w aangesteld ( = de Staat = wetgevende
macht, ook lagere rechtsgemeenschappen
recht kan ook onstaat uit constante g vd gemeensch => gewoonterechtsregels
(Staat)
paralegale normen = regels v bep groepen / beroepen die over zekere autonomie
beschikken
2. Wie staat in vr naleving rechtsregels?
Uitvoerende macht = regering
toepassen in rechtbanken = rechterlijke macht
Kenm Staat = Soevereniteit
plaatst staat aan top v hierarchie
slechts bruikbaar in zin v onafh binnen bep sfeer, dwz macht tegenover onderdanen niet
ontleent aan andere mij & in uitoefening niet onderworpen is aan andere mij
Taken Staat
1. Sociologisch: ordehandhaving nr binnen, beveiliging nr buiten, bevordering
economische welvaart en sociale vrede
2. Juridisch
Wetgevend = opstellen wetten in materiele betekenis vh woord
Bestuurlijk = uitvoering wetten, impliceren overheidsdaad die nodig is vr
praktische regeling vh maatsch leven
Rechstsprekend = toepassing wet verzekeren
• Naleving rechtsregel
Onmiddellijk: rechthorige leeft spontaan regel na
Middelijk: naleving gebeurt dr bestaan v sancties
Sancties (belangrijk element v recht, mr niet noodzakelijk): nietigheid v handeling,
werkstraf, individueel moreel of patrimoniaal treffen, individu in zijn persoon aantasten
HO II0. INDELINGEN V H RECHT
Rechtstakken – Publiek recht en privaat recht (71-73)
1. Publiek recht
doel= algemene belangen v land, natie waarborgen (organistaie staat,
belasting heffen,..)
karakter: dwingend
subjecten: verticaal staat vs burger
bv staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, strafprcesrecht, fiscaal recht
2. privaat recht
doel private belangen burger bv huwelij, huurovereenkomst
karakter: vaak suppletief recht
Subjecten: horizontaal burger vs burger
bv burgerlijk recht, venootschapsrecht, handelsrecht
, 4
3. NIET STRIKT GESCHEIDEN (sociale welvaartsstaat, privaat is stukske publiek
geworden)
Nationaal recht en internationaal recht
• Nationaal recht = recht v e land binnen eigen grondgebied, recht geldt vr
personen binnen land
Belg nr amerika is niet mr onderworpen. Amerikaan in belgie geldt wel.
• klassieke internationaal recht = verdragen(volkenrecht)= afspraken tssn
autonome staten die verdrag met elkaar sluiten. Bv Erasmus, ontwikkelingshulp
• Europees recht
Objectief recht en subjectief recht (52-64)!!!
• Objectief recht = alle recht dat op een bepaald moment in ons land bestaat, het
recht zoals het bestaat
• Subjectief recht = kijken nr recht vanuit subject ( persoon) = het recht v e
rechtssubject om op basis van hun eigen belangen bepaalde juridische
verplichting die afgeleid is uit een regel v h objectieve recht rechtstreeks af te
dwingen v e derde d m v een rechtsvordering.
Bron = objectief recht
U eigen belang == niet iemand anders die dit doet vr jou
Rechtsvordering= eis instellen bij de bevoegde rechter ( 1 feit kan zorgen vr
meerdere rv’en)
Onmiddellijk (zonder tussenkomt ander persoon) of middelijk bekomen
Tenietgaan: recht overdragen of verdwijnen dr bv verjaring
Absolute vs relatieve
Absoluut: kan je afdwingen v iedereen bv eigendomsrecht als eigenaar
absolute macht, dus u bepaalt wat er mee gebeurd
Relatieve: alleen mr tegenover bepaalde mensen bv huurcontract
( verhuurder-huurder)
Politiek vs burgerlijke
Pol: rechten die u en ik heeft ten aanzien v d overheid , gij dwingt recht af
v overheid bv recht om te kiezen, verkozen te worden, recht v vrije
meningsuiting (Belgisch grondgebied en in bepaalde gevallen lid EU)
Burgerlijk: rechten die je afdwingt ten aanzien v je mede burger
(Belgische grondgebied)
1. persoonlijkheidsrechten en familierechten = zelfde kenm EXAMEN!!
Rechten die v extra-patrimoniale aard dwz gaat niet over
vermogen, kunt niet in geld uitdrukken.
Rechten eindigen bij overlijden
recht kan je niet verkopen of overdragen
Pers rechten: rechten die je als persoon hebt
Fam: plaats als persoon in fam bv afstammingen, rechten en
plichten als ouders, voogdij, huwelijk