Zoë Haghebaert
1Ba FAR Algemene Dierkunde
Inleiding
Biologie: de studie van levende wezens
Levende wezens zijn opgebouwd uit cellen (= cellulair) wanneer ze meercellig zijn worden de
cellagen meestal hiërarchisch georganiseerd (= weefsels)
Cellen bevatten genetisch materiaal (DNA,RNA) voor reproductie.
Levende wezens zijn verwant aan elkaar via het proces van evolutie, ze worden gekenmerkt door
metabolisme: het vermogen om vanuit stoffen uit de omgeving opgenomen nieuwe biologische
molecules aan te maken. Ook worden ze gekenmerkt door homeostasis: vermogen om interne
milieu constant en in evenwicht te houden, dit vereist energie die in één of andere vorm uit de
omgeving wordt opgenomen.
Kenmerken van levende wezens:
★ Cellulair (één- of meercellig → hiërarchisch georganiseerd)
★ bevatten genetische informatie: deze gebruiken ze om zichzelf te reproduceren
(voortplanting & ontwikkeling)
★ aan elkaar gerelateerd door proces van evolutie
★ molecules uit omgeving opnemen → omzetten in nieuwe biologische molecules
(metabolisme)
★ hun interne milieu reguleren (homeostasis)
★ energie opnemen uit omgeving en gebruiken (homeostasis, ontwikkeling & groei)
Dieren
Levende organismen kunnen worden opgedeeld in drie grote ‘domeinen’, die verder worden
opgesplitst in ‘rijken’.
Prokaryoten: geen celkern, zeer eenvoudige cellulaire structuur; eenvoudigste en primitiefste,
onafhankelijk levende organismen, microscopisch klein.
2.Archaebacteria/Archaea (domein): meeste zijn anaëroob (deze organismen gebruiken geen
zuurstof om energie op te wekken, ze gebruiken gisting) sommige aëroob, soms autotroof(dus
fotosynthese!)
3.Eubacteria/Bacteria (domein): fototroof/chemotroof/heterotroof, beweeglijk/onbeweeglijk,
meestal unicellulair, soms multicellulair, vrijwel allemaal ubiquist1
3.Eukaryoten (domein): volledige celbouw
● Regnum Protista (eencelligen): omvat alle unicellulair (soms kolonievormende) eukaryote
organismen, meestal microscopisch klein, ‘basisgroep’.
-Algae: foto-autotroof
-Protozoa: heterotroof
● Regnum Fungi (zwammen): heterotroof, nemen organische bestanddelen op vanuit hun
milieu, meestal dood organisch materiaal, soms levend.
● Regnum Plantae (planten): foto-autotroof, stijve celwanden, kunnen zich meestal niet
autonoom verplaatsen, slaan koolhydraten meestal op als zetmeel.
1
aangetroffen.
Een ubiquist is een plant- of diersoort die in zeer veel uiteenlopende biotopen kan worden
, Zoë Haghebaert
1Ba FAR Algemene Dierkunde
● Regnum Animalia (dieren): eukaryote, multicellulaire, heterotrofe organismen, slaan
koolhydraten meestal op als glycogeen, geen celwand > gespecialiseerde intercellulaire
verbindingen zijn mogelijk, kunnen zich meestal autonoom voortbewegen dmv spiercellen en
zenuwcellen, meestal seksuele voortplanting.
Levend organismen of niet?
Er zijn enkele ‘organismen’ waarvan nog niet duidelijk is of ze tot de levende organismen gerekend
moeten worden.
• Virussen: zeer kleine en eenvoudige organismen (zijn dus geen cellen!), opgebouwd uit een
genoom met een eiwitmantel daarrond (dubbele/enkele DNA/RNA-streng > DNA-virussen en
RNA-virussen), kunnen zich enkel in een gastheer voortplanten, geen eigen ribosomen, hechten zich
aan een gastheercel en brengen dan hun eigen genetisch materiaal naar binnen doorheen het
celmembraan van de gastheercel > gastheercel produceert duplicaten van het virale genoom.
Een virus heeft een gastheercel nodig om zijn genetisch materiaal te kunnen voortplanten, hierdoor
trekt men in twijfel of virussen weldegelijk levende wezens zijn.
★ Viroïden: nog kleiner en eenvoudiger dan virussen, kleine cirkelvormige RNA-moleculen die
in plantencellen voorkomen, gebruiken het cellulaire apparaat om zichzelf te dupliceren.
★ Prions: eiwitten die bij verschillende diersoorten hersenaandoeningen veroorzaken (ook bij
mensen: Creutzfeld-Jacob), worden verspreid via voedsel, eigenlijk speciaal geplooide vorm
van een normaal eiwit, infectieus.
Morfologie/bouw
→ is de studie van vormen
Een verzameling morfologische en ontwikkelingsbiologische kenmerken van een
systematische groep (taxon).
Fysiologie
→ is de studie van de functies van de verschillende onderdelen die men in een dier kan
onderscheiden. Basisprocessen: voedselopnamen, zuurstofopname- en transport, uitscheiding,
osmoregulatie, voortbeweging, prikkelwaarneming- en overdracht en voortplanting.
Symmetrie
Dieren zijn radiaal symmetrisch (twee axen) of bilateraal symmetrisch (tweedelig, 1 axe).
Weefsel
Ecto-, endo- en mesoderm zijn de eerste weefsel waaruit zich later andere structuren vormen.
(embryonale ontwikkeling)
★ Diploblastische dieren hebben ecto- en endoderm
★ Triploblastische dieren zijn complexer en hebben ook een mesoderm tussen ecto- en
endoderm.
Endoderm: vormt later de ingewanden
Ectoderm: vormt later de buitenste lichaam
Mesoderm: vormt later de spieren