Samenvatting instructiepsychologie- en
technologie
1. Leren
1.1.Inleiding
Essentiële taak onderwijsgevende: ontwerpen, realiseren en evalueren van
onderwijsleeromgevingen, dwz situaties die bij leerlingen of studenten de vereiste
leerprocessen kunnen uitlokken en op gang brengen om de beoogde leerresultaten te
bereiken
Leerresultaten: competenties die maatschappelijk als nastrevenswaardig en haalbaar
worden beschouwd
o De leerresultaten moeten na de stopzetting van de instructie niet verdwijnen
o Moeten ook efficiënt toegepast worden in situaties die afwijken van de oorspronkelijke
leersituatie
o Leerling is ook gemotiveerd om de geleerde kennis en vaardigheden spontaan en
passend te gebruiken en zelf nieuwe competenties uit te bouwen
Om de taak goed te volbrengen is een inzicht vereist van de leerprocessen en de wijze
waarop men dmv instructie deze processen kan beïnvloeden
o Voor een onderwijzende van belang te begrijpen hoe lerenden denken en leren, en deze
denk-en leerprocessen optimaal te kunnen ondersteunen
1.2.Visies op cognitie, leren en onderwijzen
Jaren 50: van associationisme/behavioristische benadering naar een cognitieve benadering
van menselijk gedrag
o Mens niet meer bekeken als een bundel reacties op prikkels uit de omgeving, maar als
een verwerker van info
1.2.1. Associatisme/ behaviorisme benadering
Vorige eeuw denken over leren en leerprocessen erg toegenomen
Leren: een blijvende verandering in gedrag als gevolg van een reactie van de lerende op
gebeurtenissen in zijn of haar omgeving
o Opvatting van behaviorisme: klemtoon op uitwendig/waarneembaar gedrag
Gedrag: reacties op prikkels uit omgeving
Geen bewuste denkactiviteit van het individu
Unitaristische of unieke-leerproces theorieen
S-R (stimulus-respons): een prikkel (S) ontlokt een reactie (R)
o Verklaard dmv leerprocessen
Leren: het aanbrengen van verbindingen tussen prikkels of stimuli in de omgeving en reacties
of responses van de lerende
Lerende zelf = black box
o Opbouw en interne mechanismen blijven buiten beschouwing
1
, o Men gaat ervan uit dat een leerproces zonder bewuste denkactiviteit van het individu
verloopt
o Theorieën worden ook unitaristische of unieke leerprocessen genoemd
2 soorten conditionering
o Klassieke conditionering: leren van voorwaardelijke reacties of responses. Gebeurt door
een prikkel herhaardelijk te laten voorkomen door een ongeconditioneerde prikkel.
Uiteindelijk zal er een automatische reactie plaatsvinden. De ongeconditioneerde prikkel
is een prikkel met een niet- aangeleerde, biologische negatieve of positieve relevantie.
Als de reactie ook toegepast wordt op gelijkende stimuli, dan spreekt men van
generalisatie. Er kan ook uitdoving plaatsvinden als de geconditioneerde stimulus niet
gevolgd wordt door de ongeconditioneerde stimulus.
o Operante conditionering: nieuwe S-R- reacties worden gevormd doordat gedrag beloond
of gestraft wordt (skinner skinnerbox en Thorndike)
Thorndike heeft de behavioristische psychologie verder uitgebreid naar het schoolse leren
o Law of exercise: we leren door te doen, als we niets doen, vergeten we. S-R-connecties
worden versterkt als we dingen doen en ze verzwakken als er niets mee gedaan wordt
o Law of effect: als de reactie een connectie is dat gevolgd wordt door een bekrachtiging,
wordt de connectie versterkt. Als het wordt gevolgd door een straf, dan neemt de
sterkte van de connectie af
dit leidde tot:
o duidelijk en gedragsmatige omschrijving van doelen
o opsplitsing in deelvaardigheden
o bekrachtiging van correcte antwoorden
o herhaaldelijk aanbieden van leermateriaal
o aanbrengen van variatie in taakmateriaal en omgeving
Behaviorisme was lang de populairste stroming (vooral in USA) tot de jaren 70
Blijft nu wel nog steeds toegepast eventueel in samenhang met andere inzichten uit nieuwe
stromingen
o Vb: cognitieve gedragstherapie, connectionisme…
Stroming heeft de praktijk van opvoeding en school sterk beïnvloed
o Invloed vinden we terug in leeromgevingen, curricula en evaluatievormen die toegespitst
zijn op routinematige vaardigheden en automatiseren
o Basisidee geprogrammeerde instructie en de behavioural objectives movement: leraren
moeten zich in hun didactisch handelen moeten laten leiden door doelstellingen die
geformuleerd zijn in termen van concrete, zichtbare gedragingen
In Europa waren de gestaltpsychologie, de theorie van Piaget en de socioculturele theorie
van Vygotsky meer succesvol
2
, o Gelijkenissen tussen theorieën: tegenovergestelde van de behavioristische theorie
omdat deze theorie enkel waarneembaar gedrag als object beschouwde. Ze gingen er
ook niet van uit dat een organisme leert van dingen buitenaf, maar een mens ontdekt
actief de wereld om zich heen.
1.2.2. Cognitieve benadering
Meer onderzoek naar het onderzoeken van waarneembaar gedrag om zo mentale processen
en structuren te achterhalen, aandacht voor interne en mentale processen
o Mens = verwerker van symbolische info
Kerngedachte gestaltpsychologie: het geheugen is een georganiseerd systeem dat is
opgebouwd uit betekenisvolle associaties en dat denken en probleemoplossen doelgerichte
zoekprocessen zijn
Door het gebruik maken van nieuwe technieken geschiedde de analyse en beschrijving van
de interne processen en structuren binnen de informatieverwerkingstheorie op een meer
precieze wijze dan in andere stromingen het geval was
In de jaren 70 was deze theorie doorgedrongen tot allerlei domeinen van de psychologie
Cognitieve benadering is een ruime categorie waartoe de informatieverwerkingstheorie en
andere theorieën behoren
Geheugen speelt een grote rol in het opnemen, vasthouden en verwerken van info
(informatieverwerkend model)
o Zintuigelijk geheugen: verlenging van de zintuigen, grote opslagcapaciteit, maar info kan
maar kort bewaard worden (3 tal seconden) en gaat verloren als het niet snel
doorgestuurd wordt naar de volgende component
o Kortetermijngeheugen: korte tijd bewaren van info (1 tot 30 min), tijdelijke opslagplaats
voor taakrelevante info (houdt recente info en gebeurtenissen vast), kan zonder trucjes
gemiddeld 7 elementen onthouden, items moeten herhaald worden om niet verloren te
gaan
o Langetermijngeheugen: info komt hier door herhaling in KTG, onbeperkte capaciteit van
hoeveelheid en duur, 2 soorten:
- Declaratief geheugen: kennis is expliciet aanwezig, we kunnen het oproepen in
ons bewustzijn, 2 subvormen; semantisch geheugen (opslaan van begrippen,
relaties, principes…) en episodisch geheugen (geheugen van persoonlijke kennis
en gebeurtenissen)
- Procedureel geheugen: weten hoe, we zijn ons niet noodzakelijk bewust van
deze info, en we kunnen het ook niet verbaal uitdrukken (tacit knowledge)
Zijn een paar aanpassingen aan dit model gebeurd
o KTG = werkgeheugen: om duidelijker aan te geven dat dit het centrale systeem is waar
niet enkel info wordt vastgehouden, maar ook bewerkt wordt en waarin de infostroom
tussen verschillende geheugens gebeurt
o Actuele theorie van Baddeley en Hitch
- Centrale verwerker: controlecentrum, regelt de aandacht
- Fonologische lus: slaat auditieve info tijdelijk op
- Visuospatieel kladblok: tijdelijke opslag van visuele stimuli
3
, beide systemen zijn slaafsystemen van de centrale verwerker
Infoverwerkingspsychologen hebben de veronderstelling dat mensen op grond van
leerervaringen allerlei cognitieve schema’s die hun declaratieve kennis over een begrip,
object, situatie … bevatten, opbouwen en naderhand verder uitbreiden, verfijnen en met
elkaar in verband brengen
o Soms volstaan die schema’s niet om de binnenkomende info te verwerken en moeten zij
zelf herstructureerd worden (schematische voorstellingen volstaan niet om alle soorten
van de declaratieve kennis te representeren)
Info in het LTG blijft lang bewaard (overtuiging) maar de info kan wel vervagen, en moeilijker
toegankelijk worden
o Bij beschadiging van de hersenen kan soms nieuwe info niet meer opgeslagen worden
maar blijft oude info nog toegankelijk
o Bij normaal functionerende hersenen verloopt het terug oproepen van info ook niet altijd
succesvol
Tegenwoordig veel onderzoek naar de hersenen
o Betere voorstellingen door nieuwere technieken
o Zowel werkgeheugen al LTG blijken te corresponderen met welbepaalde gebieden en
activiteiten in de hersenen
Ook andere functies zijn bestudeert, zoals probleemoplossen en redeneren
o Eerst door puzzeltaken te laten doen
o Later door semantisch rijkere en complexere taken, zoals oplossen van wiskunde en
fysicavraagstukken, lezen en schrijven van zakelijke teksten… (missionarissen en
kannibalen probleem + toren van Hanoi)
o Via analysen van verbale protocollen, oogbewegingen etc van proefpersonen die
dergelijke taken oplosten, werden theorieën ontwikkeld die een fijnmazige beschrijving
geven van de interne processen en cognitieve structuren die aan het oplossen van dit
soort problemen ten grondslag liggen (vaak vertaald in een computerprogramma dat de
hypothetische processen simuleerde). Recent wordt er onderzoek gedaan naar
hersenfuncties via Neuroimaging (EEG en fRMI)
Studie van Newell en Simon (theorieen over probleemoplossingen)
Belangrijke bevindingen:
o Onderscheid tussen objectieve taakomgeving en de interne representatie daarvan voor
het subject
o Belang van een basiskennis
o Inschakelen van algemene probleemoplossingsmethoden
o Meer aandacht besteden aan metacognitieve aspecten van het denken,
probleemoplossen en leren, dwz controleprocessen die het eigen denken reguleren en
controleren en epistemologische popvattingen over de cognitie van mensen in het
algemeen en de eigen cognitie in het bijzonder
4