Hoofdstuk 9: cognitieve psychologie
Cognitie
Cognitie zijn zaken die niet observeerbaar zijn, wat in ons bewustzijn zich afspeelt, in onze
binnenkant (denken, geheugen, intelligentie, problemen oplossen en
informatieverwerking…). Ijsrots -> onder water. Staan lijnrecht tegenover het behaviorisme.
Beginpunt: ‘Cognitive Psychology’ van Ulrich Neisser uit 1967.
Belang van schema’s staat heel centraal. Een schema is een concept dat we in ons hoofd
hebben over bepaalde zaken, dit gebruik je om naar de werkelijkheid te kijken en te
begrijpen. Het helpt ons ook om verbinding te maken tussen bepaalde zaken om deze dan
ook te begrijpen. Functies van schema’s: aandacht ergens op richten, opbouwen op basis
van vroegere ervaringen en herinneringen, sommige gebeurtenissen op een andere manier
gaan interpreteren, evaluatie en beoordeling.
Schema’s:
- Kennis georganiseerd in schema’s of associatieve netwerken
- Op basis van ervaring en cognitieve verwerking
- Beïnvloeden aandacht, herinneringen, beoordeling
- Doel: generaliseren, reduceren, selecteren en interpreteren van info
Inner speech (invloed)
Dit is een term van Luria en Vygotsky. Als je ons iets eigen maakt (schema ontwikkelen),
gebeurt dit vaak in 3 stappen.
- Mensen (ouders) van buitenaf gaan iets aanbrengen. Ouders zeggen hoe het moet,
zeggen iets voor.
- Kind spreekt luidop (egocentric speech)
- Hardop parten inruilen voor innerlijke spraak (inner speech)
Latent leren (invloed)
Latent = verborgen. Vorm van een leerproces, mensen doen ervaringen op zonder dat ze er
voor= of nadelen van ondervinden. Als ze ervoor beloond worden, gaan ze laten zien wat ze
hebben geleerd. Vorm van leren dat zich voordoet en we niet kunnen waarnemen, maar
zonder dat er aanleiding is om bepaald gedrag te stellen. We leren, maar het is niet zichtbaar
en we tonen het niet zolang er geen aanleiding tot is.
Experiment van Tolman:
Ratten worden in een doolhof geplaats met start- en eindpunt. De ratten moeten 10
hindernissen (keuzepunten) doorlopen. Er werd gekeken naar de tijd die ze nodig hadden
om van startbox naar doelbox te rennen en het aantal fouten dat ze maakten, deze werden
dan vermenigvuldigd met elkaar.
3 verschillende onderzoekscondities:
- Geen voedsel in de doelbox
- Wel voedsel in doelbox
- Eerste 10 dagen van het onderzoek geen voedsel, nadien wel
Je ziet dat de ratten die geen voedsel kregen, het meeste fouten maakten. Ratten die altijd
beloond werden, maakten minder fouten. Degene die het de eerste 10 dagen geen voedsel
kregen, hadden in het begin veel fouten, maar nadien maakten ze het minste fouten van
allemaal.
-> Er is een leerproces, maar dit komt pas tot uiting onder bepaald omstandigheden (als je
een beloning kreeg).
, Attributie en labelen (invloed)
- Een schema: omschrijft de inhoud = label
- Het toeschrijven van oorzaken aan iets (schuld leggen) = attributie: intern vs extern
-> stabiel: voor iedereen/alles hetzelfde ‘Ik ben onaantrekkelijk’
-> variabel: veranderen qua situatie ‘Ik ben onaantrekkelijk voor haar’
CGT – RE(B)T – G-DENKEN
“Het zijn niet de problemen zélf die het ons zo moeilijk malen, maar de manier waarop we
tegen onze problemen aankijken (interpretaties).”
Cognitieve gedragstherapie
Depressiemodel Beck (grondlegger): impact van disfunctionele schema’s. Mensen met een
depressie hebben vroeg in hun leven negatieve schema’s ontwikkeld. ze hebben een
selectieve manier van waarnemen (alleen de slechte).
- Hij onderscheid 3 elementen:
• Negatieve automatische gedachten
De negatieve schema’s leiden tot negatieve automatische gedachten. Deze
automatische gedachten zijn onvrijwillig en de depressieve persoon beschouwt ze als
waar. Hierdoor komen er automatisch nog meer negatieve gedachten.
• Negatieve triade: zelf, de wereld, de toekomst
Verhaal van Joni -> ouders scheiden. Vader vergeet Joni steeds of er komt iets tussen.
Joni verliest contact met vader.
-> gedachte over zichzelf: ik ben niet de moeite voor mijn vader, niet belangrijk
-> gedachte over de wereld: je kan niet rekenen op mensen, alleen is beter
-> gedachte over de toekomst: is een herhaling van het verleden, geen verwachtingen
• Cognitieve biases: cognitieve vertekeningen (generaliseren, minimaliseren,
abstraheren…)
= denkfouten, irrationele gedachten
RET/REBT
- Albert Ellis ontwikkelde in 1887 de Rationeel-Emotieve Therapie (RET).
- Daarna: Rational Emotieve Behavioral Therapy (REBT)
- RET legt de nadruk op het ‘heilige moeten’ dat ons teistert. Hij gaat ervan uit dat mensen
dwingende opvattingen hebben over hoe het leven behoort te zijn, met als gevolg dat de
werkelijkheid als frustrerend wordt ervaren omdat ze niet voldoet aan de verwachtingen.
- Het is vooral gericht op de onderlinge relatie en de balans tussen denken en voelen.
- Het doel: irrationele gedachten veranderen
- Gedachtenanalyse: A – B – C – D – E schema (A – C – B – D – E)
- Niet de gebeurtenis, maar de interpretatie van de gebeurtenis veroorzaakt probleem
A, activating event
- Uitlokkende situatie (aanleiding)
- Proberen objectief te beschrijven (situatie uitgebreid beschrijven zonder gevoelens,
gedachten…)