Samenvatting
taal 1
Inhoudsopgave
, Uit het boek Portaal
Hoofdstuk 2: 2.1 t/m 2.4 (blz. 51-73)
Hoofdstuk 3: 3.1 t/m 3.3 (blz. 79-87, 89-101
Alleen de stukken over Nederlands als eerste taal/eerstetaalverwerving.
Hoofdstuk 8: 8.1 t/m 8.6 (blz. 289-321)
Hoofdstuk 10: 10.1 t/m 10.8 (blz. 365-410)
2
, Hoofdstuk 2: taal
2.1 Wat is taal?
Op een basisschool wordt gezorgd voor taalonderwijs, de leerlingen hebben leren
lezen en schrijven en hebben beter leren spreken en luisteren. Taal draait om 4
vaardigheden:
- Luisteren
- Spreken
- Lezen
- Schrijven
De vaardigheden worden uit elkaar gehaald door:
- Het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal: gesproken
taal kan je horen en uitspreken, geschreven taal kun je zien en
opschrijven. De gesproken taal bevat de vaardigheden spreken en
luisteren, de geschreven taal bevat schrijven en lezen.
- Het onderscheid tussen receptieve en productieve taal: Betekenis
geven aan klanken en tekens is een receptief proces. Bij een productief
proces produceer je de klanken en tekens zelf, wanneer je spreekt en
schrijft.
De vier domeinen van taal:
Productief Receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
De vaardigheden van mensen zijn niet in alle vier de domeinen allemaal gelijk
doordat niet alles evenveel wordt aangeboden op school.
Geletterdheid is de vaardigheid in het lezen en schrijven.
- Ontluikende geletterdheid: (kinderen van 0-4 jaar) kinderen gaan
geleidelijk ontdekken dat taal bestaat
- Beginnende geletterdheid: (kinderen van groep 1,2,3) ontdekken verband
tussen gesproken en geschreven taal, leren eenvoudige woorden te
verklanken, hechten er een betekenis aan en schrijven de eerste woorden.
- Gevorderde geletterdheid: (kinderen van groep 4 t/m 8) leren moeilijkere
woorden, woorden sneller herkennen, lezen gemakkelijker,
geautomatiseerd proces, ontwikkelen eigen smaak, gevoelens en
gedachten en zetten het op papier.
Geletterdheid is in zijn algemeenheid het kunnen omgaan met informatie die niet
alleen in teksten aanwezig is, maar ook visueel is, of teksten die een combinatie
zijn van teksten en visuele informatie.
Taal:
- Taal heeft verschillende functies, contact onderhouden met anderen
(communicatieve functie), greep krijgen op hoe de wereld in elkaar steekt
(conceptualiserende functie), jezelf uitdrukken (expressieve functie).
- Taal heeft betekenis, het gaat ergens over, met woorden verwijzen naar
ervaringen, feiten, gebeurtenissen en voorwerpen.
3
, - Taal heeft een systeem, in de taal worden klanken en tekens tot woorden,
zinnen en teksten gecombineerd volgens bepaalde regels.
2.2 Functies van taal
De drie functies van taal:
- Middel tot communicatie
- Middel om greep te krijgen op de werkelijkheid
- Middel tot expressie
Bij communicatie is er een zender, een ontvanger en een boodschap. De
communicatie vindt plaats in een context. In sommige situaties geeft de
ontvanger feedback, dat is de reactie van de ontvanger op de boodschap van de
zender.
Bij schriftelijke communicatie is de zender degene die een bepaalde tekst
produceert, de boodschap. De ontvanger is degene die de tekst leest.
Schriftelijke communicatie verloopt vaak lineair, de stappen volgen elkaar logisch
op (schrijver vertelt iets -> kiest een medium -> schrijft de tekst -> ontvanger
lezen de boodschap). Bij schriftelijke communicatie speelt de context een minder
belangrijke rol want de ontvanger weet niet in welke context de boodschap
geschreven is en de zender weet niet in welke context de ontvanger de
boodschap gelezen heeft.
Mondelinge communicatie:
Bij monologen verloopt het proces veelal lineair, zender zendt veel uit en de
ontvangers ontvangen de boodschap zonder feedback te geven of feedback te
geven door non-verbale communicatie.
Bij dialogen zijn beide gesprekspartners zenders en ontvanger tegelijk. De
communicatie is hierdoor minder voorspelbaar, omdat de gesprekspartners
voortdurend rekening moeten houden met elkaar. De communicatie is meer
recursief (zelf herhalend), de stappen uit het communicatieproces wisselen
elkaar voortdurend af in een steeds wisselende volgorde. De context speelt bij
mondelinge communicatie een belangrijke rol
Het snijvlak van schriftelijke en mondelinge communicatie is chatte, online
gesprekken. Het is een gesprek voeren met schriftelijke tekens. Hierbij wisselen
de zender en ontvanger ook van rol en geven ze elkaar voortdurend feedback
door te reageren op de ander.
Communicatieregels:
De verschillen tussen schriftelijke en mondelinge communicatie zie je ook terug
in de communicatieregels, die door communicatie-expert zijn opgesteld. Effectief
schriftelijk taalgebruik:
- Duidelijk (betekenis en bedoeling zijn te achterhalen zonder extra uitleg)
- Efficient (niet meer woorden gebruiken dan nodig is)
- Gepast (afgestemd op de doelgroep)
- Aantrekkelijk (in vormgeving en formulering)
- Correct (grammaticaal en inhoudelijk)
Een schrijver heeft tijd om zijn teksten na te lezen en te controleren op de eisen,
in een gesprek is dat lastiger te hanteren.
Mondelinge communicatie:
4