Specifieke zorgverlening: ggz Karakters, moeilijke mensen
1. Persoonlijkheid
- Cloninger veel onderzoek
- Valt uit in twee delen temperament en karakter
o Temperament
Harm avoidance controle destructieve impulsen
Novelty seeking creativiteit
Reward dependence
Persistence
o Karakter
Selfdrectedness
Cooperativeness
Selftransendence
- Hechting = veel invloed op genetische expressie
o Stel je bent een heel extravert persoon, maar uit dit niet meer zoveel d.m.v. trauma
Je aanleg is extravert, maar je komt toch introvert over
- Millon
o Het complexe patroon van diep ingewortelde psychologische kenmerken, die
grotendeels onbewust zijn, niet gemakkelijk uitgewist kunnen worden en waarvan de
uitdrukking zichtbaar is in alle facetten van het functioneren: denken, voelen,
handelen in sociale situaties, intieme situaties en situaties waarin de betrokkene
alleen functioneert
2. The big 5 5-factorenmodel
- 1203 eigenschappen van de persoonlijkheid kan ingedeeld worden in 5 dimensies:
o Extraversie: spontaan, gesloten, somber, teruggetrokken, timide,…
o Emotionele stabiliteit: impulsief, gevoelloos, kalm, zelfzeker,…
o Vriendelijkheid: tevreden, tolerant, opstandig, eerzuchtig,…
o Zorgvuldigheid: losbandig, oplettend, voorzichtig, serieus, onnozel,…
o Intellectuele autonomie: origineel, creatief, oppervlakkig, diepzinnig,…
Alternatief voor DSM: niet vertrekken vanuit pathologie, wel vanuit
persoonlijkheidskenmerken die extreme varianten bevatten
3. Descriptief – dimensioneel – structureel
- Descriptief = beschrijvend o.a. DSM
o Om depressie te kunnen hebben moet je dit, dit en dit hebben
- Dimensioneel
o Cloninger en 5 factoren model
o Er zijn plannen om DSM dimensioneel te maken
- Structureel
o who
4. Persoonlijkheidsstoornis DSM (1)
- Duurzaam patroon van innerlijke ervaring en gedrag, cultureel afwijkend, zichtbaar in min. 2
van volgende domeinen
o Cognitie = waarnemen en interpreteren van gebeurtenissen, zichzelf en anderen
, o Affect = emotionele reacties: aangepastheid, intensiteit, stabiliteit
o Interpersoonlijk functioneren
o Impulscontrole
5. Persoonlijkheidsstoornis DSM (2)
- Start en dringt door in het relationele netwerk
- Lijden of ernstige beperkingen
- Stabiel en van lange duur
- Begint in adolescentie of vroege volwassenheid
6. Moeilijke mensen??!??
- Mensen met persoonlijkheidsstoornissen worden vaak als moeilijk ervaren
o Eigenlijk zijn het geen moeilijke mensen het gaat om het effect dat ze op ons
hebben bv. de mensen waar ze mee omgaan voelen zich gemanipuleerd
- Persoon(lijkheid) van ZV wordt op de proef gesteld teamwork
1) Sensitiviteit – behandeling speelt zich af in de relatie
2) Andere gevoelens – herhalingen
Hoe ga ik ermee om
3) Container – afstand en nabijheid
Hoe ga ik mij tot die persoon verhouden
4) Eigenwaarde en succesgevoel
Genezen komt minder vaak voor dan verbetering
Blij zijn met kleinere overwinningen
5) Ageren (= actie ondernemen, uiten) en spreken
6) Verlengstuk van de persoonlijkheid van de zorgontvanger
7. Persoonlijkheidsstoornissen DSM (3)
- DSM-5: Indeling in 3 groepen:
o Cluster A: paranoïde, schizoïde, schizotypische
o Cluster B: borderline, narcistische, histrionische, antisociale
o Cluster C: ontwijkende, afhankelijke, dwangmatige
- Centrale kenmerken:
o Cluster A: vreemd, bizar, excentriek, zonderling, isolatie, ‘vreemdheid in denken en
doen’
o Cluster B: dramatisch, emotioneel, onevenwichtig, aandacht zoekend, ‘grilligheid en
boosheid’
o Cluster C: angstig, teruggetrokken, dwangmatig, ‘angst’