SPECIFIEKE ZORGVERLENING: KINDZORG EN PEDIATRIE
Deel 2 Ann Winne (parameters, wiegendood)
Hoofdstuk 1: Parameters
1. Vitale functies
- AH
- Hartfreq.
- Bloeddruk
- Neurologische monitoring
- Lichaamstemp.
- Pijn
- Waarden van vitale functies hangen af van leeftijd van kind
- Bij opname standaard temp. en fysieke parameters bep.
- Ademhalingsfreq., hartfreq./pols en bloeddruk afh. van aandoening meer/minder
frequent bep
- Kinderen met onderliggende aandoening kunnen parameters hebben die normaal zijn
o Goede anamnese en correcte observatie = BELANGRIJK
- Pediatrische patiënten = specifieke doelgroep
o Vanuit EWS voor volwassenen PEWS = pediatrische Early Warning Score
Hier bestaan helaas wel meerdere vormen van
Meest gebruikte parameters =respiratoire inspanning, hartfreq., temp.,
saturatie, capillaire refill, bewustzijn en zuurstoftherapie
Via PEWS sneller zieke kinderen identificeren
,PEDIATRISCHE EARLY WARNING SCORE
Score minimaal 1x/shift:
Indien score > 4 punten: 1x
Indien score > 6 punten 1 x
Indien score > 8 punten: ar
Bij ongerustheid of niet plu
1.1. Ademhaling
- Bij observatie letten op frequentie, regelmaat, geluid, ademarbeid, houding en huidskleur
van het kind
- Normale AH = rustig, onhoorbaar en kent symmetrische thoraxbewegingen
- Hypoxie = conditie waarbij weefsels in het lichaam als geheel of in een bepaald deel van het
lichaam niet voorzien worden van voldoende zuurstof.
o Gaat gepaard met:
Tachycardie blijft hypoxie aanhouden bradycardie
Veranderende huidskleur bleekheid, cyanose
Agitatie en slaperigheid uitmondend op coma
o DUS belangrijk om pot. respiratoir falen tijdig te herkennen OBSERVATIE
,1.1.1. Vrije luchtweg
- Meest voorkomende oorzaak van cardiopulmonair arrest bij kinderen buiten ZH = niet-vrije
luchtweg
o Ook bij gemonitorde kinderen = alert zijn
- Bij verminderd bewustzijn, kan tong achterwaarts in keelholte vallen pharynx wordt
geblokkeerd
- Ook aspiratie van vreemd voorwerp kan voorkomen in ZH (vb. speelgoed in de longen, …)
1.1.2. Observatie van de frequentie
- Hoe kleiner het kind, hoe moeilijker om AH te observeren hoge frequentie
o Mogelijke methodes:
Kijken, voelen, luisteren, monitoren
- 1 AH = inspiratie + expiratie
- Gedurende 1min. tellen
- Evolutie bekijken = BELANGRIJK meerdere metingen, zeggen vaak meer dan 1 meting
AH tellen d.m.v. kijken: • Best tijdens slaap of rust
• Niet tijdens huilen of na inspanning
(bv. aerosol, spelen, prik, enz.)
• Best zonder kledij aan bovenlichaam
• Tellen gedurende 30‘, x 2
AH tellen d.m.v. voelen: • Zeker bij kleinere kinderen, tijdens
nachtdienst, enz.
• Dunne kledij vereist aan
bovenlichaam
• Tellen gedurende 30‘, x 2
AH tellen door te luisteren: • M.b.v stethoscoop
• Vooraf wat opwarmen, op blote
huid, t.h.v. thorax, duidelijk zichtbaar
AH meten d.m.v. monitor: • Cardiorespiratoire monitor
• Apneumonitor
1.1.3. Observatie van de houding
- Bij respiratoir falen nemen kinderen meestal een voorkeurshouding aan naargelang de
oorzaak van falen en leeftijd
o (Half)zittende houding is hierbij meest aangewezen
o Bij zuigelingen = hoofd in snuffelpositie
, 1.1.4. Ademhalingsarbeid
- Kan worden ingeschat d.m.v. observatie van AHfreq., ritme en diepte van de AH
o Beïnvloeding door lichamelijke inspanning, angst, onrust, pijn, inspanning en infectie
= mogelijk
- Gebruik van hulpademhalingsspieren (intercostaal, subcostaal, sternaal) duidt op
verhoogde ademarbeid
o Bij zuigelingen komt dit vaker voor doordat zij een soepelere thoraxwand hebben
o Bij grotere kinderen (>6j.) = indicatie voor aanwezigheid van ernstig respiratoire
problemen onmiddellijk ingrijpen = NOODZAKELIJK
Afname van gebruik hulpademhalingsspieren kan duiden op verbetering van
alg. respiratoire toestand, maar kan ook duiden op uitputting
Wees hierbij dus alert
o Gaat vaak gepaard met neusvleugelen
- Neusvleugelen
o Één van de 1e kenmerken van dyspnoe
o Door neusvleugels bij inspiratie te verwijden = weerstand in hogere luchtwegen te
verlagen
- Luchtwegobstructie
o Kind moet meer ademarbeid verrichten om ventilatie te bewerkstelligen
Inademing = er ontstaat onderdruk thoraxwand wordt naar binnen
gezogen = inspiratoire intrekking van thoraxwand/tirage
1.1.5. Observatie van geluid
- Kind kan bij AH soms bepaalde bijgeluiden maken (vb. piepen, rochelen, …)
- Kind kan ook stridor (= Piepend geluid in de ademwegen t.g.v. een vernauwing), wheezing
(=zacht fluitend geluid dat te horen is bij een bemoeilijkte uitademing), kreunen en snurken
vertonen
1.1.6. Belangrijke uitzonderingen bij observatie van respiratoire parameters
- Tijdens observatie van kind met 1 v/d onderstaande aandoeningen alert zijn voor
afwezigheid van tekens van verhoogd AHarbeid, terwijl ze WEL respiratoire distress ervaren
1) Zuigeling/kind die al enige tijd AHproblemen heeft
Kan uitgeput geraken
Tekenen zullen afnemen
Uitputting = preterminale fase
2) Kind met ernstige cerebrale aandoening (vb. verhoogde intracraniële druk, vergiftiging,…)
Hierdoor wordt respiratoire insufficiëntie veroorzaakt door verminderde respiratoire
drive in de hersenen
3) Kind met neuromusculaire aandoening
1.1.7. Doeltreffendheid van de AH
- Kan snel ingeschat worden door aan- of afwezigheid van thoraxexpansies
- Ook ausculteren (=beluisteren) van thoraxwand = waardevolle info
- Alert zijn op verminderd, asymmetrisch/bronchiaal ademgeruis
o Stille thorax, zonder aanwezigheid van ademgeruis = verontrustend
1.1.8. Observatie zuurstofsaturatie