11Hypersensitiviteit
Hypersensitiviteit is een overmatige, schadelijke reactie van het immuunsysteem op een
antigeen. Indien het immuunsysteem gaat zorgen voor schade in plaats van voor
bescherming dan spreken we dus van hypersensitiviteit.
Immuunreacties tegen vreemde antigenen kunnen weefselschade veroorzaken. Dit is
dan meestal het gevolg van een herhaalde blootstelling of een slecht gecontroleerde
immuunreactie.
Immuunreacties tegen eigen antigenen kunnen
ook weefselschade veroorzaken. In dit geval
spreken we van auto-immuniteit.
Hypersensitiviteitsreacties kunnen geklassificeerd
worden volgens ‘Gell en Coombs’ (1963) in 4 types:
Onmiddelijke hypersensitiviteit of type I
hypersensitiviteit.
Antilichaam-gemedieerde hypersensitiviteit of
type II hypersensitiviteit.
Immuuncomplex gemedieerde hypersensitiviteit
of type III hypersensitiviteit.
T-cel gemedieerde hypersensitiviteit of type IV
hypersensitiviteit.
11.1 Onmiddellijke hypersensitiviteit
Onmiddellijke hypersensitiviteit hangt af van de productie van IgE-antilichamen als reactie
op een bepaald omgevingsantigeen en van de binding van deze antilichamen aan
mestcellen.
Onmiddelijke hypersensitiviteit wordt ook wel type I gemedieerde hypersensitiviteit of
IgE-gemiedeerde hypersensitiviteit genoemd. Ook wordt er gesproken van allergie
omwillle van de reactie tegen omgevingsantigenen.
De antigenen zijn omgevingsmoleculen waar andere personen niet gaan tegen reageren.
Ze worden allergenen genoemd. Wat de reden is dat bepaalde personen gaan reageren
op deze antigenen is niet gekend. Erfelijkheid speelt echter wel een grote rol in het
voorkomen. Indien in de familie een allergie voorkomt dan is de kans groter dat je deze
allergie ook zal krijgen. Verschillende genen spelen dus een rol, maar het mechanisme
erachter is niet gekend.
Het kan zorgen voor schade op verschillende plaatsen in het lichaam en ook de ernst van de
allergie kan verschillen.
Allergie is een heel voorkomende aandoening. Het treft ongeveer 10 tot 20% van de
bevolking. De incidentie is verhoogd in de geïndustrialiseerde landen. Het is de meest
voorkomende vorm van hypersensitiviteit.
,Het verloop van een allergie
Een allergie verloopt in 2 stappen.
Een eerste blootstelling aan het antigeen of sensibilisering.
Een nieuwe blootstelling aan het antigeen waarbij eerst de onmiddellijke of vroege
reacties optreden en vervolgens de late fase reacties.
(1) Eerste blootstelling of sensibilisering
Een dendritische cel gaat het allergeen presenteren aan de naïeve T-cellen in de
lymfeknopen. Als gevolg van antigeenpresentatie en costimulatie worden ze geactiveerd.
Ze prolifereren en differentiëren tot effectorcellen. Bij atopische personen tot Th2 cellen.
Normaal gezien zijn er geen sterke Th2 responsen. Waarom dit bij een allergie wel is, is
niet gekend.
De Th2-cellen geven IL-4 vrij. Het cytokine stimuleert de isotype switching van de B-
cellen naar IgE. Zo zorgt het allergeen voor synthese van een grote hoeveelheid IgE-
antilichamen dat bij een normale persoon niet gevormd wordt.
De mestcellen hebben aan hun oppervlak Fc-receptoren voor de -zware keten van IgE-
antilichamen, FcRI.
Bij een allergie zijn er dus veel IgE-antilichamen aanwezig specifiek voor het
allergeen. Deze gaan binden aan de Fc-receptoren van de mestcel. Dit proces
wordt sensibilisering genoemd omdat bij een nieuwe blootstelling aan het
antigeen de mestcellen gevoelig zullen zijn voor
activatie.
Bij elke normale persoon zijn er echter
ook IgE-antilichamen aanwezig in het bloed, maar in
een lage concentratie, ongeveer 10-9 M. De FcRI
bestaat uit 3 polypeptideketens: 1 keten dat gaat
binden met het antilichaam en 2 ketens die zorgen voor
het signaal. De bindende keten heeft een hoge affiniteit
namelijk
10-11 M. Dit betekent dat ook bij normale personen de
mestcellen zijn gecoat met antilichamen. Er is echter
wel een groot verschil. Bij een allergisch persoon zijn
het antilichamen specifiek voor een bepaald antigeen
en bij een normaal persoon zijn het antilichamen voor
verschillende antigenen. Geen enkel antilichaam voor
een bepaald antigeen is in voldoende hoge hoeveelheid gebonden waardoor het
geen activatie van de mestcellen kan uitlokken bij een nieuwe blootstelling.
(2) Nieuwe blootstelling
De vroege reacties (minuten na de herhaalde blootstelling):
Wanneer bij een nieuwe blootstelling het allergeen bindt aan 2 of meer IgE antilichamen
op de mestcel dan wordt deze geactiveerd. De FcRI die het allergeen dragen zullen
, hierbij cross-linken en biochemische signalen triggeren vanaf de signaliserende
peptideketens.
Het gaat leiden tot 3 verschillende responsen:
Degranulatie: hierbij komen biogene amines vrij en proteasen. Het belangrijkste
amine is histamine. Dit gaat binden aan de H1-
receptoren van de gladde spiercellen in de
bronchi waardoor deze gaan contracteren. Zo
wordt het moeilijker om te ademen. Daarnaast
heeft ook een invloed op de bloedvaten. Het
gaat leiden tot vasodilatatie (flow stijgt) en tot
een verhoogde membraanpermeabiliteit. Zo
kan plasma de bloedbaan makkelijker verlaten
en veroorzaakt oedeem. Proteasen gaan
zorgen voor schade ter hoogte van de locale
weefsels.
Synthese en secretie van lipide metabolieten
gevormd door enzymatische modificatie van
arachidonzuur zoals prostaglandinen die
vasculaire dilatatie veroorzaken en
leukotriënen die de gladde spiercellen van de
bronchi doen contracteren.
Synthese ven secretie van cytokines die leiden tot locale inflammatie.
De late fase reacties (6 tot 24 uur na de herhaalde blootstelling):
De cytokines die vrijkomen (o.a. TNF), zorgen voor het aantrekken van leukocyten. De
belangrijkste leukocyten die aangetrokken worden zijn eosinofielen, neutrofielen en Th2
cellen. TNF en IL-4 bevorderen het rekruteren van eosinofielen en neutrofielen.
Ook de chemokines geproduceerd door de mestcellen en de endotheelcellen dragen bij tot
het rekruteren van de leukocyten.
De eosinofielen hebben net zoals de
mestcellen ook FcRI waardoor ze
kunnen binden aan IgE-antilichamen. De
Th2 cellen die zijn gerektruteerd naar de
inflammatieplaats, geven IL-5 vrij. Dit
cytokine samen met de Fc-signalen, gaan
de eosinofielen activeren wat leidt tot
degranulatie.
Hierbij komen kationische granule
proteïnen vrij zoals major basic protein
en eosinophil cationic protein. Deze
leiden tot het afsterven van parasieten
en gatsheercellen. Er komen ook
enzymen vrij zoals peroxidase wat zorgt
voor weefselschade.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annn11. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.