Bedrijfseconomie voor non-profit
Hoofdstuk 1: Introductie
Bedrijfseconomie voor een non-profit had ook de theorie van een non-profit organisatie genoemd
kunnen worden. Dit is gebaseerd op de theorie van een onderneming.
Hoofdstuk 2: Definiëren van een non-profit organisatie
2.1 WAT?:
Een non-profit organisatie kan omschreven worden als een algemene organisationele vorm. Andere
algemene organisationele vormen zijn de profit organisaties en de overheid.
Bij een non-profit kunnen financiële winsten, wanneer deze er zijn, niet worden uitgekeerd aan de
beheerders, directeurs of staf. Non-Distribution Constraint
Dit zorgt ervoor dat non-profit organisatie heterogeen zijn en ook kwetsbaar zijn omdat er geen
financiële incentive is om te worden beheerd in een efficiënte manier.
2.2 Voorzien in goederen en diensten:
Alleen in zeer primitieve samenlevingen wordt de productie van een groot deel van de goederen en
diensten verzorgd door geformaliseerde entiteiten.
Deze entiteiten kunnen zowel privaat als publiek zijn.
De publieke sector is bestuurd door eigen bepaalde regels en mechanismes, die in een micro-
economisch standpunt worden bestudeerd als “public choice”.
Enkel door de overheid bestuurt.
De rol van de ze publieke sector is groter dan enkel het produceren van publieke goederen en
diensten. Zo omvat het ook macro-economische policy, fiscale policy en inkomensherverdeling.
De private sector is heterogeen. Deze delen wel nog op in 2 onderdelen:
Profit organisatie; Hier zullen individuen hun financiële vermogen doen toenemen aan de
hand van de winst van hun organisatie en andere organisaties
Non-profit
Echte organisatievormen:
A: Dit kan een private NPO zijn die gesubsidieerd wordt door de overheid. Het enige nadeel
dat hieraan vasthangt is dat overheid wel NPO kan laten gedragen hoe die wilt, dus dat NPO
controle over zichzelf verliest
B: Legale private NPO die opgericht wordt en gesubsidieerd door de overheid
C: Dit is een profit organisatie die in bezit is van de overheid.
D: Bedrijf met zowel profit als non-profit doelen
E: Bedrijf met zowel profit als non-profit doel, maar die ook deels gesubsidieerd is door
overheid.
1
,Het feit dat de werkelijke organisatie een mix zijn van de algemenere institutionele vorm houdt in dat
als men de praktische implicaties voor het gedrag in organisatie van theoretische voorspellingen wil
beoordelen, men 2 of 3 lichamen van het onderzoek in overweging moet nemen. Men moet deze
niet per se in overeenstemming brengen, maar het gewicht van de profit, non-profit en de publieke
kenmerken van de organisatie moet worden bestudeerd.
Uitzondering: Sociale enterprise
Een sociale enterprise wil sociale doelen bereiken door private organisatie die opereren in de markt.
<-> Dit is dus niet hetzelfde als een non-profit organisatie want social heeft een positive connotatie
Bv. Coöperatieve vennootschap
2.3 Definitie:
We hebben reeks gezegd dat een NPO een organisatie is waarvan de beheerders, staf en directeurs
of andere aandeelhouder niet het recht hebben om winsten van de organisatie te ontvangen.
Daarom spreken ook wel van een NDC of Non-Distribution-Constraint.
Een andere definitie stelt dat een non-profit organisatie formeel, privaat, zelf regerend en vrijwillig
moet zijn en voldoen aan NDC of de niet-winstbeperking.
Deze verschilt niet veel van de eerste definitie want een organisatie houdt in dat deze ‘formeel,
privaat en zelf regerend is’. Enkel het feit dat het vrijwillig is, is nieuw. Meeste NPO’s zijn vrijwillig,
maar niet allemaal
OPGELET NDC of Non-Distribution Constraint betekent niet dat de onderneming geen winst mag
maken, maar betekend enkel dat deze niet mag worden uitgekeerd.
Sommige mensen zeggen dat we moeten spreken van sociale organisaties i.p.v. non-profit
organisatie. Maar niet elke non-profit draagt bij aan maatschappelijk welzijn.
2.4 Organisatiedoelstellingen:
Het oprichten van een organisatie met alleen het objectief om geen winsten te gaan uitkeren, zullen
mensen zich gaan afvragen waarom NPO een economisch nut hebben.
Er is geen consesus als gevolg dat de Non-Distribution-Constraint een negatieve conditie is, de
doelstellingen zijn veelal verschillend. Zo zien we dat de doelstellingen de incentives van de
oprichters weerspiegelen.
Dus de doelstellingen van een NPO liggen niet vast, er moet gewoon voldaan zijn aan de Non-
Distribution Constraint.
Hierdoor is het niet zinvol om NPO te benoemen als ‘social profit’ organisaties. Dit komt omdat
‘Social’ een positieve connotatie heeft, terwijl NPO’s nog steeds mogelijk schadelijk kunnen zijn.
We zullen dit wel gaan modeleren door te gaan de organisatie te gaan reflecteren in de
organisationele nutsfunctie : Unpo = f(…)
Maar heeft verschillende andere variabelen in de functie ingevuld zonder een perfecte formule te
vinden.
Het doel is wel het nut te gaan maximaliseren Dit doen we waar MR=MC
Argument 1: Twee belangrijke variabelen zijn de kwantiteit en kwaliteit. Er is namelijk een
groot verschil. Bv: ziekenhuis Zoveel mogelijk patiënten of best mogelijke behandeling?
Trade-off
Argument 2: 0 winst maken is een beetje een valse bewering. Winsten zijn acceptabel zolang
de Non-Distribution Constraint wordt gerespecteerd.
2
,Doelstelling kunnen doorheen de tijd wel gaan veranderen. We zien namelijk dat statische
doelstelling slecht zijn.
Empirische studie ivm doelstelling NPO:
We hebben profit maximisers (Marginal Cost=Marginale Profit)
We hebben utility maximisers (Marginal Cost > Marginale Profit)
1) Profit-organisaties: Hospices nemen mensen op die redelijk gezond zijn.
NPO: hospices zullen ook mensen die op sterven liggen aannemen
2) Studie ivm werklozen waarbij NPO succesvoller was Job placement
3) NPO meer aandacht voor de minder opbrengende patienten
4) Wanneer een NPO wordt doorverkocht, zal een profit organisatie daarvoor vaak 50% meer
betalen dan een NPO zal moeten doen om deze over te kopen. Reden: ‘schrik’ dat profit
organisatie de belangen/doelstellingen van de oorspronkelijke NPO niet meer zal nastreven.
Hoe weet men wat de strategie is?
- Analyseren van het stimulansontwerp van het beloningspakket voor het topmanagement van de
organisatie.
- Vergelijiken en zoeken naar de verschillen van de gedragsmatige gevolgen van veronderstelde non-
profit doelstellingen met gedragsmatige gevolgen van profit doelstellingen of
overheidsdoelstellingen.
Het kan ook zijn dat er een profit onderneming bestaat die gelijkaardige doelstellingen zoals non-
profit organisaties zullen nastreven. Een voorbeeld hiervan zijn de informele bewegingen die in
sommige gevallen maatschappelijke verandering te weeg brengen.
2.5 Incentive implicaties: De eigendomsrechten benadering
Wanneer we het organisationeel gedrag en de onderliggende incentives proberen te begrijpen
komen de concepten van ‘residual control’ en ‘residual claims’ vaak terug. Deze concepten zijn
essentieel omdat ze beide het aspect van eigendomsrechten reflecteren.
Residual control wordt omschreven als het recht om een beslissing te nemen over de assets
die niet expliciet wordt gecontroleerd door de wet of toegewijzen zijn tot iemand anders via
contract.
Residual claim is het feit dat je het recht hebt op het ontvangen van een netto-inkomen.
o NPO’s kunnen geen residual claimants zijn als gevolg van de Non-Distribution-
Constraint. Hierdoor hebben ze dus geen (financiële) incentives om de doelstelling
na te streven Meer verzuiming Minder efficiënte NPO’s op de markt.
Oplossing? Efficientieverlies kan tegengegaan worden door concurrentie van
profit organisaties in dezelfde markt te organiseren
Deze eigendomsrechten visie op efficiëntie van een NPO is wel een over-vereenvoudig want:
- De motieven van eigenaars, leidinggevende en niet-leidinggevende werknemers van een NPO
kunnen erg verschillen van die van een profit organisatie
- Er kunnen situaties bestaan waarin zichtbaarheid of self-dealing een vermeende neiging tot
inefficiëntie kan compenseren.
In de discussie of Non Profit Organisatie efficiënt zijn, stoten we op één of meer van de volgende
methodologische problemen:
- Hun falen om adequaat te controleren op de variëteiten in kwaliteit en voorzieningen
3
, - Selectie vertekening
- De impact van competentie op de markt
- Concentreren op outputmaatstaven ipv procesvariabelen
- Niet genoeg rekening houden met de input van vrijwilligers
De Non-Distribution-Constraint veroorzaakt geen inefficiëntie, zoals vele economisten geloven. Dit
is gewoon het kenmerk voor een NPO.
2.6 Classificeren van NPO’s:
Hausmann raadde een globale classificatie op basis van 2 dimensies:
Donative NPO versus Commercial NPO
Mutual NPO versus entrepreneurial NPO
In de realiteit is het wel vaak een mix van deze.
Dit is maar 1 van modellen die gebruikt wordt om NPO’s te gaan classificeren, maar is de meest
gebruikte.
Het model van Hausmann houdt wel geen rekening met de activiteiten die worden georganiseerd
door de organisatie en het feit dat ze niet kunnen worden beschouwd als industrieën.
Hoofdstuk 3: Vraag naar non-profit organisaties
3.1 Introductie:
We hebben in hoofdstuk 2 gekeken naar de algemene organisationele vormen, maar de vraag
waarom ze bestaan en hoe ze overleven is niet beantwoord.
Zo moeten we een keuze maken tussen profit, non-profit en overheidsorganisatie.
Dit hoofdstuk stelt dat het fundamentele antwoord de ‘transactiekostenbenadering’ is. We nemen
namelijk de institutie met de minste kost voor een bepaalde transactie.
3.2 Institutionele keuze:
Voor het standpunt van een economist zullen we teruggaan naar Coase waarom een NPO bestaat.
Coase zegt dat een transactie, een transfer tussen minstens 2 partijen van goederen of diensten, de
kern is waarom een NPO bestaat.
De institutie die gekozen wordt zal het wel welvaart maximaliseren Pareto Optimum
Indien de markt (profit-organisatie) altijd tot hoogste welvaart leidt, waarom dan nog een NPO?
Markt zal niet altijd tot hoogste welvaart leiden. Hierdoor zoekt men naar oplossing, eerst zal men
kijken naar oplossing binnen de profit-organisaties zelf, daarna naar de overheidsorganisaties en als
laatste naar een non-profit organisatie
Er zal dus vergelijkingen worden gemaakt tussen de welvaart die gecreëerd wordt door een
transactie van elke soort onderneming.
De maatschappelijke welvaart bij marktbestuur van transacties wordt vervolgens vergeleken met de
maatschappelijke welvaart bij geïnstitutionaliseerde bestuur, etc.
4