Dit is een fijne en uitgebreide samenvatting voor de PABO toelatingstoets van Aardrijkskunde. Het hele boek ''basiskennis aardrijkskunde" is samengevat en er staan plaatjes in ter illustratie van de leerstof. Met deze samenvatting heb ik de toelatingstoets in 1 keer gehaald.
Hoofdstuk 2: de aarde
2.1 de aarde en het zonnestelsel
In ons zonnestelsel draaien 9 planeten (hemellichamen) rond de zon. De aardbaan wordt in een jaar
voltooid (356 dagen + 6 uur). Vandaar schrikkeljaar: 1 keer in de 4 jaar een extra dag. Het voltooien
van een aardbaan wordt ook wel omlooptijd genoemd. De baan van de aarde is ongeveer 160.000
km lang.
Omwentelingstijd: tijd waarin een planeet een keer om zijn eigen as draait.
9 planeten: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Pluto (Maak Van Acht Meter
Japanse Stof Uw Nieuwe Pyjama)
De aarde bestaat voor een derde uit land en voor twee derde uit water. Het landoppervlak bestaat
uit 7 continenten: Europa, Azië, Afrika, Amerika, Australië en Antarctica. Tussen twee continenten ligt
een oceaan. Deze bestaat uit zout water, een reliëfrijke bodem en is kilometers diep. Aan de randen
van een oceaan liggen gebieden die zijn ondergelopen met oceaanwater. Dit is een zee.
2.2 geografische coördinaten en tijdzones
De evenaar verdeeld de aarde in twee delen: het noordelijk en zuidelijk halfrond. Lijnen die parallel
aan de evenaar lopen noemen we breedtecirkels. Een plek dat dichtbij de evenaar ligt heeft een lage
breedte. Boven de evenaar: noorderbreedte, onder de evenaar: zuiderbreedte.
Meridianen zijn lijnen die van boven naar beneden lopen. Ze snijden elkaar in de noord en zuidpool.
Er zijn 360 meridianen in totaal. De nulmeridiaan verdeeld de aarde in het oostelijk en westelijk
halfrond; deze ligt bij Londen. Van de nulmeridiaan naar het westen: westerlengte, oosten:
oosterlengte (max. 180 graden).
De aarde draait 24 uur tegen de klok in rond haar as. Aardrotatie veroorzaakt dag en nacht; dag op
het deel van de aarde dat naar de zon staat, nacht op het niet beschenen deel. De zon komt door de
draaiing van de aarde op in het oosten en onder in het westen. De aarde is verdeeld in 24 tijdzones.
Een zone is 15 lengtegraden (in praktijk verdeeld door landsgrenzen).
2.3 de seizoenen: zomer, herfst, winter en lente
Bij het draaien om haar as staat de aarde altijd schuin dezelfde kant op. Dit veroorzaakt seizoenen. In
de zomer legt het noordelijk halfrond het grootste deel van het draaien af in het ligt; de dagen zijn
langer dan de nachten. De zon staat op het midden van de dag hoog aan de hemel. In de winter is dit
andersom. De zonnestralen vallen dan ook in een schuinere hoek. Deze moeten dan een groter
oppervlak verwarmen, waardoor het in de winter kouder is. Lente en herfst zijn tussenseizoenen. Op
het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen op het tegenovergestelde tijdstip.
,2.4 de getijden: vloed en eb
Veel planeten in ons zonnestelsel hebben een of meerde manen. De aarde heeft een maan. De maan
draait in 27 dagen rond de aarde, waarbij dezelfde kant naar de aarde toe staat.
Het oceaan en zeewater staat onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan, de zon en een
kracht die ontstaat door de draaiing van de aarde. De totale aantrekkingskracht is een optelsom van
deze krachten. Het gevolg is dat er op de aarde twee bulten ontstaan waar het water wordt
aangetrokken. Daar is het vloed met de hoogste waterstand. Tussen de bulten liggen twee gebieden
waar juist minder water is. Daar is het eb met de laagste waterstand. De vloed en eb gebieden blijven
op dezelfde plek liggen ten opzichte van de maan. Doordat de aarde om haar as draait, draait een
gebeid door de gebieden heen waar het eb of vloed is. Hierdoor wisselen eb en vloed zich af. Het
wordt twee keer vloed en twee keer eb in 24 uur. In oceanen, zeeën en ook in zee-inhammen zijn de
getijden merkbaar.
2.5 endogene krachten
Endogene krachten: krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken. Deze krachten
veroorzaken verschijnselen op aarde die voor een belangrijk deel bepalen hoe de aarde eruit ziet.
2.5.1 continentbewegingen
De buitenkant van de aarde bestaat uit een dunne aardkorst. De dikte hiervan verschilt. Onder de
aardkorst bevindt zich de mantel (buitenmantel en binnenmantel). De mantel bestaat voor een groot
deel uit magma: vloeibaar gesteente met een temperatuur van meer dan 1200 graden. In het midden
van de aarde bevindt zich een vaste kern. De aardkorst drijft als het ware op magma. Door de
stroming van magma ontstaat aardplaattektoniek: aardplaten die over elkaar heen schuiven. Er zijn 6
grote aardkorstplaten, die op 3 verschillende manieren bewegen bij breuklijnen; ze kunnen langs
elkaar bewegen, uit elkaar of naar elkaar toe.
,Van elkaar af bewegen
Bij platen die van elkaar af bewegen komt er magma naar boven door de stroming. Hierdoor ontstaat
de oceanische rug: vulkanen in de vorm van een langgerekte rug over de oceaanbodem. Op sommige
plaatsen zijn ze zo hoog dat ze boven het water uitkomen. Bij de oceanische rug wordt nieuwe
aardkorst gevormd. Bij de oceanische rug in de Atlantische Oceaan wordt een deel van de
aardkorstplaat naar het westen en een deel naar het oosten geschoven. Een plaat kan zo wel acht
centimeter per jaar verschuiven. Op deze manier zijn ook de continenten ontstaan.
Naar elkaar toe bewegen
Waar aardplaten naar elkaar toe bewegen verdwijnt er aardkorst. Hierbij kan ook gebergtevorming
optreden. Er zijn drie manier waarop aardplaten naar elkaar toe bewegen:
1. Een oceaanplaat en een continentplaat bewegen naar elkaar toe. Er is subductie: de dunne
oceaankorst schuift door de zijwaartse druk onder de dikkere continentkorst. In de
subductiezone ontstaat een trog: grote diepte aan de rand van het continent. Als de
oceaankorst zich steeds dieper onder de continentkorst bevindt, smelt deze door de hoge
temperatuur en druk. Er ontstaat magma dat zich vervolgens weer langzaam omhoog werkt
in de aardkorst. Via vulkanen komt het magma uiteindelijk deels aan de oppervlakte.
2. Twee continentplaten bewegen naar elkaar toe. Door continentbeweging deuken de
aardlagen langzaam in elkaar. Ze kunnen ook rechtop gaan staan of over elkaar heen
schuiven. Dit noemen we een plooiingsgebergte.
3. Twee oceaanplaten bewegen naar elkaar toe. De ene oceaanbodem schuift onder de andere
door. Daarbij ontstaan ook subductiezones met verderop een vulkanisch gebergte.
Langs elkaar bewegen
Als aardplaten langs elkaar bewegen ontstaan er vaak aardbevingen en vulkanen.
, 2.5.2 aardbevingen, vulkanen en vulkanische verschijnselen
Door de bewegingen van aardplaten ontstaan langs breuklijnen aardbevingen, vulkanen en andere
vulkanische verschijnselen.
Aardbevingen
Aardbeving: de schok die ontstaat door de beweging van aardplaten. Aardbevingen komen langs de
hele breuklijn voor. Bij het langs elkaar bewegen of naar elkaar toe bewegen zijn aardbevingen het
heftigst. De meesten vinden plaats rondom de Grote Oceaan (ring of fire). Aardbevingen zijn moeilijk
te voorspellen.
Zeebeving: aardbevingen in de zee. Hierdoor kan een brede golf ontstaan. Als deze golf aan land
komt wordt de horizontale energie omgezet in verticale energie en ontstaat er een
vloedgolf/tsunami. Als een tsunami eerst een eiland raakt, kan de golf het vaste land niet meer
bereiken.
Vulkanen
Langs de breuklijn komen op veel plaatsen vulkanen en vulkanische verschijnselen voor. Globaal zijn
er 2 verschillende soorten (variaties van de hoofdtypen zijn ook mogelijk):
1. Vulkanen die magma krijgen dan in delen van de aardkorst opgesloten zit. Deze vulkanen
worden ook wel kegelvulkanen genoemd. Als de magma het aardoppervlak bereikt, heet dit
lava. De lava die bij een kegelvulkaan uit het krater komt, is stroperig en vormt bij iedere
uitbarsting een nieuwe laag die op de vulkaan blijft liggen. Dit wordt ook wel
stollingsgesteente genoemd. Bij een vulkaanuitbarsting kan in het ergste geval een explosie
ontstaan, waarbij het mogelijk is dat een deel van de vulkaan uit elkaar klapt. Na de
uitbarsting ontstaan stenenregens en gloeiend hete gas en aswolken. Een uitbarsting van een
kegelvulkaan is meestal ruim van tevoren te voorspellen.
2. Vulkanen die de magma rechtstreeks uit de mantel krijgen. Deze komen bijna alleen maar
voor in oceanische gebieden, omdat daar de aardkort dunner is. De lava is erg vloeibaar. Bij
een uitbarsting vloeit de lava snel alle kanten uit. Uiteindelijk koelt het af en stolt het. Deze
vulkanen worden ook wel schildvulkanen genoemd, omdat de doorsnede lijkt op eens
schildpad.
Hot spot: de magma komt altijd op dezelfde plek uit de mantel naar boven, terwijl de oceaanbodem
telkens iets opschuift als gevolg van oceaanplaatbeweging. Boven een hot spot ontstaat een nieuwe
vulkaan. Door de plaatbeweging komt de nieuwe vulkaan op den duur naast de vulkaan te liggen. De
vulkaan dooft en er is dus een nieuwe actieve vulkaan. Zo ontstaat een vulkaaneilandenrij.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 2001madelief. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.