Week 1: Staatsrecht & rechtsstaat & democratie
Docent: a.a.m.mik@law.leidenuniv.nl. Mailen met vragen over stof.
Spreekuur: vrijdag 13:00-14:00.
Volgende week geen onderwijs.
Creëervragen: elke week van te voren inleveren. Wordt streng op gecontroleerd. Je mag 1 keer niet
hebben. Geen consequentie voor tentamen, wel voor werkgroep kunnen volgen.
Je mag 1, hooguit 2 keer vraag mailen, dan wordt nagekeken.
Jurisprudentiereader mag je bij tentamen houden.
Vraag 1
Twee soorten regels (conceptueel):
1. Geldigheidsregels = regels die geldigheid bepalen. Als hier niet aan wordt voldaan, dat
bestaat het juridisch niet.
2. Rechtmatigheidsregels = regels die rechtmatigheid bepalen. Als hier niet aan wordt voldaan,
dan heb je een schending van het recht.
Toepassing op een wet: wanneer geldig en wanneer rechtmatig?
Vraag 1a
Wanneer is een wet geldig/ bestaat het juridisch?
Criteria uit Van den Bergh/ Staat arrest (HR gekeken naar art. 87 Gw – mag alleen niet naar Gw kijken
als er een formele wet is, maar hier was het de vraag of er uberhaupt een wet was, dan mag wel):
1. Concept wet is aangenomen door Staten Generaal
2. Bekrachtigd door Koning
Dan een geldige wet, dan bestaat hij juridisch. Dit onderscheidt de wet van docent die iets op een
papiertje schrijft.
Als niet aan voldaan geen sprake van een wet.
Wanneer is een wet rechtmatig wet voldoet aan regels die rechtmatigheid bepalen.
Onrechtmatig: wet bestaat al, maar deugt niet, want in strijd met hoger recht, bijv. Grondwet, EVRM.
Als niet aan voldaan wel sprake van een wet, maar strijdig met het recht.
Vraag 1b
Nu concept staat. Wanneer geldige staat?
1. Grondgebied
2. Volk
3. Effectief gezag
Deze regels komen uit: wetenschappelijke doctrine. Bij Montevideo spreken ze ook van
rechtsbetrekkingen kunnen aangaan met andere staten.
Nu bestaat staat. Voldoet ook aan regels die rechtmatigheid bepalen/ is er strijd met recht?
21 lid 2 oude Gw is regel die de rechtmatigheid van een staat bepaalt. Schending van dit artikel is een
schending van het recht, maar betekent niet dat de staat niet bestaat, want voldoet nog steeds aan
geldigheidsregels.
Vraag 1c
,Er is nog steeds sprake van een geldige staat. Als regels waarop boete gebaseerd is geldig tot stand
zijn gekomen en rechtmatig zijn, dan moet hij boete betalen.
Vraag 2a & b
Rechtsstaat:
1. Legaliteitsbeginsel: overheidsbevoegdheden moeten gebaseerd zijn op de (Grond)wet.
Totstandkomingsmoment(en):
a. Formele legaliteitsbeginsel: Meerenberg arrest: de Kroon (koning + ministers =
regering) mag alleen AMvB’s maken als de (Grond)wet dit uitdrukkelijk toekent.
Beginpunt legaliteitsbeginsel, hiervoor zei Kroon: als er niet staat dat ik het niet mag,
dan mag ik het. Nu omgedraaid: mag niet, tenzij het er uitdrukkelijk staat. Wordt niet
naar inhoud gekeken, maar of de wet het toestaat.
b. Materiële legaliteitsbeginsel: Fluoridering arrest: als overheidsmaatregelen van zo’n
ingrijpende aard zijn, dan kan dat slechts op grond van een wet/ als dat te herleiden
is op een wet. Slechts toegestaan als de wetgever daartoe de mogelijkheid biedt. In
dit arrest: hadden bevoegdheid niet om die stoffen aan het water toe te voegen.
Wordt naar inhoud van wet gekeken.
2. Scheiding der machten: uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. Wij hebben
functionele machtenscheiding, maar ook institutionele? Wordt elke macht door een
verschillend instituut bevolkt? Nee, want regering is zowel wetgevend als uitvoerend. Dus
geen keiharde machtenscheiding.
a. Wetgevende macht = regering + Staten Generaal
b. Uitvoerende macht = regering
c. Rechterlijke macht = rechters
Vroeger regeerde koning met Koninklijke besluiten, zonder wetgever te betrekken.
Staten-Generaal had niet zoveel te vertellen. Wanneer werd die sterker ten opzichte van
de koning/regering/uitvoerende macht?
- Meerenberg arrest: uitvoerende macht/regering/Kroon kon nu niet meer om Staten-
Generaal heen. Kan pas iets als het van een wet mag, en die wordt mede bepaald
door Staten-Generaal.
- 1848: Thorbecke, wetgevende macht kreeg meer bevoegdheden. Toen kwam ook
Staten-Generaal sterker te staan ten opzichte van de uitvoerende macht.
3. Grondrechten
a. Vooral na WO2 vastgelegd, dat leidde tot o.a. VN.
b. 1814 eerste grondwet, toen stond er al grondrecht in; vrijheid godsdienst. 1815
kwam er nog een bij: vrijheid drukpers. 1848 vrijheid onderwijs. 1917 algemeen
kiesrecht. 1983 uitgebreide grondrechten die we nu hebben.
c. Internationaal: wanneer NL lid van EVRM: 1954.
d. Als vraag is: vanaf wanneer zijn er grondrechten en kunnen ze worden ingeroepen
tegen de overheid
i. Toen NL lid werd van EVRM (1954), via Grondwet kunnen we niet formele
wetgever aanspreken, maar via EVRM wel. (pas vanaf jaren 80 werd getoetst
aan EVRM). Hier: rechter (onderdeel staat) zegt tegen wetgevende macht
(onderdeel staat): je wet deugt niet.
ii. 1994: individueel klachtrecht bij EHRM als alle nationale rechtsmiddelen
zijn uitgeput, dan kan je zeggen: heel Nederland heeft rechten geschonden –
dan kan EHRM de gehele staat (waaronder ook rechter) aanspreken.
4. Onafhankelijke rechter: rechter krijgt staatsfunctie rechtspreken toebedeeld (is al sinds
1814). Andere definitie: overheidshandelen moet je altijd aan een rechter voor kunnen
leggen.
a. 1915 Guldemond/ Noordwijkerhout arrest: objectum litis-leer. Hiervoor werd
gezegd: publiekrechtelijke verhouding, dus doen we niet aan. Nu: kijken naar waar
burger beroep op deed, als dat OD was, dan privaatrechtelijk.
, b. Benthem arrest: bij Kroonberoep kon je niet bij rechter terecht, nu Kroonberoep
afgeschaft.
Vraag 2c & d
In rechtsstaat is constitutie hoogste document, daar moet iedereen zich aan houden. Kale definitie:
staat staat onder gezag van het recht. Maar de 4 eisen zijn normatief, omvat veel meer dan alleen
kale definitie.
Rechtsstaat Rule of Law
Legaliteitsbeginsel: Voorschrift van rechtmatigheid:
Grondslag in de wet Overheidsbevoegdheden/handelen moeten
grondslag vinden in het recht
Machtenscheiding Recht heeft minimumeisen van
rechtvaardigheid: afwezigheid willekeur,
toepassing gelijkheidsbeginsel & toegang tot
onafhankelijke rechter
Onafhankelijke rechter
Grondrechten
Verschillen:
Grondslag in recht ipv wet.
Rule of law heeft geen machtenscheiding.
Grondrechten kan je inlezen in minimumeisen, maar is minimaal.
Vraag 3a
Leges arrest: r.o. 3.3.1. uitleg wanneer sprake van diensten in de zin van art. 229 lid 1 sub b – als gaat
om werkzaamheden rechstreeks en in overheersende mate verband houdt met dienstverlening ten
behoeve van een individualiseerbaar belang. Bij paspoort: grens over, rijbewijs: rijden. Gaat voor ID
kaart niet op, heeft geen toegevoegde waarde, algemeen belang: identificatieplicht. 3.3.6. algemeen
belang is draag- en toonplicht, daarvoor kan ID kaart. Paspoort heeft toegevoegde functie, rijbewijs
ook. 3.3.7. bij ID-kaart: alleen algemeen belang, dan mag je geen leges voor vragen op basis van dit
artikel – legaliteitsbeginsel.
Legaliteitsbeginsel heel belangrijk, komt steeds terug!
Vraag 3b
Artikelen:
16 Gw – niet hier van toepassing, want geen straf.
88 Gw – wet treedt niet in werking voordat bekend gemaakt. Staat niet in dat terugwerkende kracht
niet mag, dus ook niet van toepassing.
Rechtzekerheidsbeginsel (art. 43 lid 2 van het Statuut) = (definitie uit boek) de burger moet kunnen
afgaan op het geldend recht en de toepassing die daar door het bestuur gewoonlijk aan wordt
gegeven. Hier verbod op terugwerkende kracht inlezen.
Vraag 4
(artikelen is geen tentamenstof, uitwerking wel)
2 vragen langslopen voor antwoord:
1. Welk verschil is tussen oude en nieuwe wet?
2. Voldoet aan eisen rechtsstaat?
Lid 1
, Algemene bevoegdheid om voorzieningen te treffen is gehalveerd van een jaar naar 6 maanden.
Subsidiariteitsvereiste toegevoegd.
Motivatieplicht toegevoegd.
Lid 2:
Nieuw: AMvB mag niet van grondwet afwijken.
Nog scherpere begrenzing bevoegdheid AMvB – eerst onaanvaardbaar, nu: onaanvaardbaar en
onomkeerbaar.
Bij ministeriële regeling – nu ook niet afwijken vd Grondwet – lid 7.
Notificatieplicht in lid 8 gekomen.
Voors en tegens voorstel.
1. Machtenscheiding?
a. Bij nieuw meer AMvB dan ministeriële regeling, maar beide zijn omzeilen van de
wetgever, dus dat blijf je doen.
2. Legaliteitsbeginsel?
a. Zowel AMvB en ministeriële regeling is zelf geen wet, dus overheidshandelen niet
gebaseerd op (Grond)wet.
b. Tegenargument: Brexit-noodwet is wel een wet. Dus ze mogen AMvB’s en
ministeriële regelingen wel uitvoeren op basis van een wet, namelijk de Brexit-
noodwet.
3. Democratie?
a. Parlement is democratisch gekozen, regering niet. Door omzeilen wetgever wordt
meest democratische staatsorgaan omzeild.
Argumenten voor wijziging: Staten-Generaal wordt alsnog betrokken bij lid 3, soms snel ingrijpen
nodig, idee is dat binnen 8 weken alsnog een wet wordt, dit is een wet en die is door democratisch
gelegitimeerde wetgever bepaald. Verbetering door meer AMvB ipv ministeriële regeling: AMvB zijn
veel meer voorwaarden/waarborgen ingebouwd: moet gepubliceerd in het staatsblad, beraadslaging
in ministerraad, Raad van State moet worden gehoord.
Week 2: Casuscollege – Politiek staatsrecht
Politieke staatsrecht werkt oude idee democratie uit – macht bij het volk. Vraag: hoe oefent het volk
die macht dan uit?
Vanuit rechtstaat: machtenspreiding – begrenst macht regering en Staten Generaal.
Vraag 1a
Motie = een (aangenomen) motie is een uitspraak van een meerderheid van de Tweede of Eerste
Kamer over een onderwerp dat in de Kamer besproken is. Motie is een vehikel om iets te laten
zeggen/ een bepaalde uitspraak te laten formuleren. Is eigenlijk spraakvermogen van het parlement.
De Kamer spreekt in moties, dat is hun taal.
Moties indienen waarvan je weet dat ze toch verworpen worden is politieker dan eentje die
aangenomen is.
Verschil indiening en aanneming motie. Indiening is aparte rechtshandeling, moet ondersteund door
ten minste 4 kamerleden (art. 66 lid 1 RvO II ; art. 93 lid 1 RvO I).
Aanneming motie gaat via meerderheid (art. 67 lid 1 en 2 Gw).
Tweede Kamerleden mogen alleen voor of tegen stemmen, niet blanco – want zij zijn
vertegenwoordigers met een standpunt, dus moet dan ook een standpunt innemen.
Na aanneming motie, heeft de Kamer een uitspraak gedaan. Juridische status van een motie is
beperkt, zo niet afwezig. Heeft geen rechtsgevolg, dat je een uitspraak doet.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper paulettevanoosten. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.