Begrip Omschrijving
Kernbegrippen GEO
Gewenning of habituatie 27 Het afnemen van aandacht betekent dat de persoon informatie van dit beeld voldoende heeft opgeslagen en aan dit
beeld is “gewoon” geworden of gehabitueerd. Kinderen die snel habitueren en die daarbij nog snel nieuwe prikkels
opmerken, zijn zeer efficiënte informatieverwerkers. De habituatiesnelheid bij baby’s = gedragsmaat die een goede
voorspelling oplevert van mogelijke mentale achterstand.
Priming 37 Kleine terugkerende prikkels uit de omgeving die men niet op bewuste manier waarneemt, kunnen toch door de
hersenen worden opgepikt en beïnvloeden.
Gevoelige of sensitieve periode 45 In de ontwikkeling perioden waarin men extra gevoelig is voor bep milieustimuli, waardoor het leerproces voor een
gedrags- functie of de ontwikkeling van een kenmerk veel efficiënter kan verlopen. Een minimum aan milieuprikkels in de
gevoelige periode is dan vereist opdat een gedrag tot functionele rijpheid kan komen of een competentie zich kan
actualiseren.
Tijdelijk aangepast gedrag 45, 77 = transient adaptive behavior, cognitieve en sociale gedragsprocessen zullen vaak ontwikkelen obv een combo proces
van rijping en actieve ervaring. De natuur heeft een mechanisme om hoogtevrees te ontwikkelen wanneer dit meest
functioneel is. Kids leren snel uit hun 1e valervaring.
Inprenting (imprinting) 47 Uit zich op sociaal vlak in hechtingsgedrag en communicatie. Jongen hechten zich aan de moederhen en nemen haar
voorbeeldgedrag over. Nadat de kritische periode voorbij is, blijft de gehechtheid aan het object/levend wezen bestaan
alsof het een aangeboren kenmerk betreft. Het opslaan van deze informatie tijdens een welbep periode in de
ontwikkeling = inprenting.
Triggerfuncties 48 De prikkels (specifieke externe, visuele, auditieve) haken in op een voorbeschiktheid van het genetisch
voorgeprogammeerd gedrag van het jong. Het gedrag wordt gestimuleerd door deze externe prikkels en zal zich ook
hiernaar richten.
Hechting (attachment) 49, 79 De algemene sociale ingesteldheid van het kind ontwikkelt zich tot een sterke actieve gerichtheid op de ouder tegen het
einde van het 1e levensjaar. Zo ook de periode van de ontluikende cognitieve vermogens, waarbij een stimulerende band
met een verzorger van belang is voor de optimale ontwikkeling ervan. Precies voor de mens als cognitief dier is een
goede hechtingsband in de vroege kindertijd een uitermate adaptief instrument: via intensieve interactie zal het kind ook
kennis opdoen en gedrag aanleren.
Adaptatie 51 Op niveau van de hersenen is er een aanzienlijke mate van ontwikkelingsplasticiteit; de aanwezigheid om gedrag
opnieuw te veranderen of hersenfuncties (ook neuropsychologisch) te recupereren.
Evocatieve interactie 58 Zélfs wanneer het kind nog niet zelfbewust is, oefent het onmiskenbaar een belangrijke invloed uit op zijn eigen
ontwikkeling, via uitlokkende interactie: eigen aanvangs-kenmerken die bepaalde gedragingen bij de ouder oproepen.
Een kind kan door aanvangskenmerken gedrag uitlokken dat deze eigenschappen nog versterkt.
Actieve interactie 58 Een kind kan een omgeving kiezen waarin zijn eigenschappen nog sterker tot uiting komen.
1
Kernbegrippen die van belang zijn voor gedragsverandering en – beïnvloeding
, Aangeboren gedrag 75 Voor een aantal gedragingen, eigenschappen of capaciteiten bij de mens is het noodzakelijk aan te nemen dat er een
aangeboren voorgeschiktheid is. Die instinctmatige gerichtheid naar het cruciale onderdeel voor informatie-uitwisseling
bij de mens, is de basis voor leerprocessen.
Instincten 77, 78 De laagste vormen van instincten zijn de reflexen. Meestal bestaat een instinctmatig gedrag uit een samenspel van
meerdere reflexgedragingen, en steeds is er een specifieke uitlokkende prikkel nodig om het instinctmatig gedrag op te
wekken. Een instinctueel bepaald gedrag zit vooraf ingebakken in het organismme, vrij rigide en stereotiepe
mechanismen, vaststaande wijzen van gedragen die niet goed kunnen inspelen op onvoorziene of sterk gewijzigde
omstandigheden. Het zijn vaste gedragspatronen (fixed action patterns).
Gedragspatronen 78, 85 Verzamelterm voor leerprocessen waardoor een organisme zich aanpast aan de omgeving. Geconditioneerd gedrag
verwijst naar gedrag dat in functie staat van omgevingscondities.
Conditionering 85 Verzamelterm voor leerprocessen waardoor een organisme zich aanpast aan de omgeving. Geconditioneerd gedrag
verwijst naar gedrag dat in functie staat van omgevingscondities.
Klassieke (respondente) Gedrag wordt afhankelijk gemaakt van een conditie, van prikkels die door de buitenwereld worden gecontroleerd. Het
conditionering 86 samengaan van prikkel en gedrag vormt de sleutelformule: zorg dat je een voldoende aantal keren een bepaalde
opeenvolging van situaties en gedragingen hebt, en die sequens wordt automatisch aan elkaar gekoppeld waarbij
uiteindelijk bij het begin van de sequens op het einde reeds wordt geanticipeerd.
Extinctie 86, 90 Het uitdovingseffect door het herhalen van de geconditioneerde prikkel zonder de ongeconditioneerde natuurlijke
prikkel.
Respondent leren 86 Bestaande responsen (reactiewijzen) worden overgebracht van de ene prikkel naar de andere, dwz opgeroepen door een
prikkel die de functie overneemt van de oorspronkelijke prikkel.
Prikkelvervanging Het belsignaal bij Pavlov is aanvankelijk een neutrale prikkel zonder waarde maar bij herhaaldelijk gecombineerd
(stimulussubstitutie) 86 optreden met de ongeconditioneerde natuurlijke prikkel wordt dit een geconditioneerde pikkel. De speekselafscheiding
bij het horen van het belsignaal is dan een geconditioneerde respons geworden, en de associatie tussen beide een
geconditioneerrde reflex. Door die associatie wordt de ongeconditioneerde prikkel functioneel ten dele door de nieuwe
prikkel vervangen, daarom wordt klassieke conditionering ook prikkelvervanging genoemd.
Prikkelveralgemening Associaties kunnen verder opgebouwd worden in ketens, de hele keten van samenhangende gebeurtenissen wordt in
(stimulusgeneralisatie) 87 het geheugen opgeslagen. De respons wordt dan geactiveerd van bij de eerste prikkel die door het geheugen wordt
herkend als een signaal voor daaropvolgende prikkels.
Desensitisatie 88 Via systematische desensitisatie kunnen traumatische of irrationele angsten worden weggewerkt door het (geleidelijk
aan) paren van angstinducerende prikkel aan nieuwe respons
Instrumentele (operante) Komt spontaan voor, niet door duidelijk identificeerbare stimulus uitgelokt. Het kunnen nieuwe gedrangingen zijn maar
conditionering 88 ook reeds bestaande gedragingen die nog niet systematisch zijn beloond. Zodra ze tot uiting komen, zijn ze vatbaar voor
conditionering door bekrachtiging.
2
Kernbegrippen die van belang zijn voor gedragsverandering en – beïnvloeding
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper esthervanvooren. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.